In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 26 augustus 2020 vonnis gewezen in een incident betreffende de voeging van zaken. De eiseres in de hoofdzaak, Kessel Rental B.V., heeft een vordering ingesteld tegen ABN AMRO Bank N.V. over de gevolgen van een kredietovereenkomst uit 2004. Kessel stelt dat ABN geen eerste pandrecht heeft verkregen op de bedrijfsinventaris, wat heeft geleid tot schade voor Kessel. ABN heeft in een andere procedure, zaak 1, ook een vordering tegen Kessel, waarbij het gaat om de kosten van procedures tegen Prevan Holding B.V. die ABN heeft gevoerd. De rechtbank oordeelt dat beide zaken verknocht zijn, omdat ze identieke feitelijke geschilpunten bevatten. De rechtbank heeft daarom de voeging van de hoofdzaak met zaak 1 toegewezen, om een consistente en doelmatige behandeling van de zaken te waarborgen. Kessel is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 543,00. De zaak zal op 7 oktober 2020 weer op de rol komen voor repliek.