In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Meerssen en [gedaagde] q.q. van [naam onderbewindgestelde]. Woningstichting Meerssen vorderde de ontruiming van de woning van [naam onderbewindgestelde] op grond van overlast die hij zou veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de overlast aannemelijk was, de vordering tot ontruiming niet kon worden toegewezen. De kantonrechter benadrukte dat ontruiming een ultimum remedium is en dat alternatieve middelen om de overlast te beëindigen nog onvoldoende waren benut. De rechtbank constateerde dat [naam onderbewindgestelde] psychische problemen heeft en dat er recent hulpverlening is ingeschakeld. De kantonrechter vond het prematuur om de ontruiming toe te wijzen, gezien de omstandigheden en de inspanningen die nog geleverd konden worden door Woningstichting Meerssen. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, evenals de vordering tot betaling van achterstallige huur, omdat niet was gebleken van een huurachterstand. Woningstichting Meerssen werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.