ECLI:NL:RBLIM:2020:617

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
C/03/270980 / HA RK 19-244
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van de curator in faillissement van G.O. Management B.V.

Op 28 januari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de zaak van G.O. Management B.V., die in oktober 2019 in staat van faillissement was verklaard. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Woisch, hebben verzocht om ontslag van de curator, [belanghebbende], op basis van een vermeend tegenstrijdig belang. Verzoekers stelden dat de curator betrokken was bij een eerdere faillissementsaanvraag van G.O. Management B.V. in 2015, waarbij de curator's kantoor betrokken was bij de verzoekers, [naam 1] en [naam 2]. De curator heeft echter betwist dat hij enige betrokkenheid had bij die eerdere procedure en heeft zijn taak als curator als correct en objectief verdedigd.

De rechter-commissaris, mr. B.R.M. de Bruijn, heeft in zijn advies geen gronden gevonden voor ontslag van de curator. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat de curator zich niet als een redelijk en bekwaam handelend curator heeft gedragen. De rechtbank concludeert dat de curator zijn verplichtingen naar behoren heeft nageleefd en dat de bezwaren van de verzoekers niet voldoende zijn onderbouwd. Het verzoek tot ontslag van de curator is dan ook afgewezen.

De rechtbank benadrukt dat de curator primair de belangen van de schuldeisers dient te behartigen en dat de verzoekers, als schuldenaren, de belangen van de crediteuren als tegenstrijdig aan die van henzelf ervaren, wat niet ongebruikelijk is in faillissementen. De rechtbank heeft de beslissing om het verzoek tot ontslag van de curator af te wijzen openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknr./rekestnr.: C/03/270980 / HA RK 19-244 en C/03/272584 /HA RK 19-269
Beschikking van 28 januari 2020
in de zaken van

1.[verzoeker sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G.O. MANAGEMENT B.V.,
statutair gevestigd te Sint Odiliënberg, gemeente Ambt Montfort,
verzoekers,
advocaat mr. M. Woisch te Sittard
en
[belanghebbende] (curator in het faillissement van verzoekers),
kantoorhoudend te Maastricht ,
belanghebbende,
verschenen in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen d.d. 1 november 2019
  • het advies van de rechter-commissaris mr. B.R.M. de Bruijn (hierna: de RC), zoals ontvangen op 13 januari 2020
  • de mondelinge behandeling op 21 januari 2020
  • de vaststellingsovereenkomst d.d. 20 augustus 2016, zoals overgelegd door mr. Woisch op 21 januari 2020.
Ter zitting zijn verschenen:
- [verzoeker sub 1] , bijgestaan door mr. Woisch;
- [belanghebbende] (hierna: de curator).

2.De feiten

Bij vonnis van deze rechtbank van 22 oktober 2019 zijn verzoekers in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. B.R.M. de Bruijn tot rechter-commissaris en aanstelling van [belanghebbende] tot curator (insolventienummers F.03/19/282 en F.03/19/283).

3.De beoordeling

3.1.
Het verzoek strekt tot ontslag van [belanghebbende] als curator. Primair stellen verzoekers zich op het standpunt dat de curator een tegenstrijdig belang heeft, waardoor hij niet in staat is om als curator objectief het beheer en de vereffening van de boedel ter hand te nemen. Het kantoor van de curator is immers betrokken geweest bij een eerdere faillissementsaanvraag ten aanzien van G.O. Management B.V in 2015. De verzoekers van dat faillissement waren [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 1] / [naam 2] ), een nicht van de curator en haar echtgenoot. Dit faillissementsvonnis is destijds, na een verzet procedure, vernietigd en het kantoor van de curator is vervolgens door verzoekers aansprakelijk gesteld voor alle geleden schade.
3.2.
Verzoekers zijn van mening dat de curator, hoewel hij niet namens [naam 1] / [naam 2] heeft opgetreden, op de achtergrond een grote rol heeft gespeeld. Tevens stellen zij dat [naam 1] / [naam 2] een lening hebben verstrekt aan de VvE, die in het onderhavig faillissement een van de crediteuren is. Om de betrokkenheid van de curator te onderstrepen, hebben verzoekers de vaststellingsovereenkomst overgelegd die is gesloten tussen o.a. verzoekers en [naam 1] / [naam 2] . In deze overeenkomst is ook ten aanzien van het kantoor van de curator finale kwijting verleend.
3.3.
De curator stelt dat hij zijn taak op een correcte wijze uitvoert en dat er geen aanleiding is voor de aanstelling van een andere curator. De faillissementsaanvraag van [naam 1] / [naam 2] was vijf jaar geleden en de procedure is vervolgens in der minne geschikt. De curator stelt zelf in het geheel niet betrokken geweest te zijn in die eerdere faillissementsprocedure. De curator heeft er geen wetenschap van dat toen ook ten aanzien van zijn kantoor finale kwijting is verleend in de vaststellingsovereenkomst, maar ook indien dat zo is, zegt dat niks over betrokkenheid van de curator in die procedure. [naam 1] / [naam 2] zijn ook geen crediteuren in het onderhavige faillissement. Er is derhalve geen sprake van enige relatie, laat staan een verstoorde relatie tussen de curator en verzoekers. Een curator komt op voor de schuldeisers en het komt regelmatig voor dat hun belangen schuren met die van de failliet. Volgens de curator is het onderhavige verzoek klaarblijkelijk bedoeld om tijd te winnen, nu hij van de heer [verzoeker sub 1] tot op heden nog steeds geen volledige informatie heeft ontvangen. De curator stelt geen wetenschap te hebben van betrokkenheid van [naam 1] / [naam 2] bij de VvE. Maar ook indien dat het geval zou zijn, is de VvE slechts een kleine crediteur in dit faillissement. De curator stelt zijn e-mailbericht van 31 oktober 2019 te hebben verzonden toen het faillissement al bijna tien dagen oud was en dat dit een poging was om verzoekers over te halen om hun weigering om inlichtingen te verstrekken te laten varen. Daarbij heeft hij inderdaad gewezen op artikel 194 Wetboek van Strafrecht. Dit was geen bedreiging maar het wijzen op de verplichtingen die verzoekers in het kader van het faillissement volgens de wet hebben en op de mogelijke consequenties die het volharden in die weigerachtige houding zou kunnen hebben.
3.4.
De RC schrijft dat hij in de thans aangevoerde klachten geen grond ziet voor het ontslag van de curator en dat hem ook verder geen redenen zijn gebleken voor de noodzaak of wenselijkheid voor ontslag. Voorafgaand aan zijn aanstelling wordt de curator gevraagd of het hem vrij staat zijn aanstelling te aanvaarden. Verder heeft de curator aan de RC medegedeeld dat hij zich niet inhoudelijk heeft bemoeid met het eerdere (geschil omtrent het) faillissement van G.O. Management B.V. en dat dit geschil toen tussen partijen in der minne is geschikt.
3.5.
De rechtbank zijn uit het gestelde, noch uit de overgelegde stukken feiten of omstandigheden gebleken waaruit volgt dat de curator zich bij zijn taakuitoefening niet als een redelijk en bekwaam handelend curator, binnen de wettelijke kaders van zijn taakstelling, heeft gedragen.
3.5.1.
De curator heeft als primaire taak om met toepassing van de specifieke regelgeving omtrent de naleving van de verplichtingen voor verzoekers in het faillissement, zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven (HR 4 december 1963,
NJ1964/144). Er is slechts sprake van een zakelijke relatie tussen hem en schuldenaars die geen enkele zorgplicht, anders dan bij wet voorgeschreven, omvat. Dit betekent dat de communicatie zich ook enkel tot de daaronder vallende zakelijke elementen beperkt. Uit hetgeen is overgelegd blijkt niet dat de curator anders dan in dit kader gebruikelijk communiceert. Van enige belangenverstrengeling of tegenstrijdig belang is niet gebleken, nu de curator vooral de belangen van de crediteuren dient te behartigen. Dat verzoekers, als schuldenaren, de belangen van de crediteuren als tegenstrijdig aan die van henzelf ervaren is niet ongebruikelijk in een faillissement en wijst niet bij voorbaat op een ontslagwaardige taakuitoefening door de curator.
3.5.2.
De curator was ook niet betrokken bij het eerdere geschil van verzoekers met [naam 1] / [naam 2] . Dit geschil is bovendien in der minne geregeld met een vaststellingsovereenkomst getekend op 5 augustus 2016 respectievelijk 20 augustus 2016 en [naam 1] / [naam 2] zijn in het onderhavige faillissement geen crediteuren. Enig (persoonlijk) belang van (het kantoor van) de curator bij het onderhavige faillissement is dan ook niet gebleken noch aannemelijk gemaakt. Dit kantoor was geen partij bij voormelde vaststellingsovereenkomst, al is in artikel 5 van die vaststellingsovereenkomst wel vermeld dat door [verzoeker sub 1] c.s. aan het kantoor van de curator en haar medewerkers kwijting is verleend “wat betreft het faillissement van G.O. Management B.V.”. Daarmee is echter niet aangetoond dat het kantoor van de curator in het onderhavige faillissement een tegenstrijdig belang zou hebben.
3.5.3.
Van een onwerkbare situatie is evenmin gebleken. Indien verzoekers bang zijn dat zij door het opwerpen van hun bezwaren tegen deze curator een onwerkbare situatie hebben gecreëerd – wat de curator betwist – kan dit niet aan de curator worden tegengeworpen.
3.5.4.
De stelling van de heer [verzoeker sub 1] dat hij “stress krijgt” van de curator is evenmin een reden voor diens ontslag.
3.6.
Het verzoek tot ontslag van de curator zal derhalve als niet of onvoldoende gegrond en gemotiveerd worden afgewezen.

4. De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot ontslag van de curator af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH