In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, is op 19 augustus 2020 een vonnis gewezen in een zaak tussen twee partijen, waarbij de eiser, na een inbraak, een slotenmaker inschakelde voor het vervangen van sloten. De eiser, die zich in een noodsituatie bevond, stelde dat de overeenkomst met de slotenmaker vernietigd moest worden wegens misbruik van omstandigheden. De kantonrechter heeft de procedure in twee fasen behandeld: eerst werd er een verstekvonnis gewezen op 16 oktober 2019, waarna de gedaagde in verzet ging tegen dit vonnis. De eiser vorderde primair dat de overeenkomst rechtsgeldig was vernietigd en subsidiair dat de kantonrechter de overeenkomst zou vernietigen. De gedaagde betwistte de vorderingen en stelde dat er geen sprake was van misbruik van omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de overeenkomst onder druk van bijzondere omstandigheden tot stand was gekomen. De kantonrechter concludeerde dat de eiser de overeenkomst vrijwillig was aangegaan en dat er geen reden was om de overeenkomst te vernietigen. Het verstekvonnis werd vernietigd en de vorderingen van de eiser werden afgewezen, met veroordeling van de eiser in de proceskosten.