Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Verder verloop van de procedure
- het rapport van de raad van 8 oktober 2019, ontvangen op 10 oktober 2019;
- de reactie van de moeder van 12 november 2019;
- de reactie van de vader van 13 november 2019;
- het aanvullend verzoek van de vader, ontvangen op 21 februari 2020;
- de brief van de moeder van 21 februari 2020;
- de brief van de vader van 25 februari 2020;
- de brief van de moeder van 3 maart 2020;
- de brief van de vader van 3 maart 2020;
- de bij e-mail van 10 maart 2020 van de vader overgelegde e-mail van 5 maart 2020 van [naam] ( medewerker school [minderjarige 2] );
- de reactie van de moeder bij brief van 10 maart 2020, ingekomen op 11 maart 2020;
- het verweerschrift van de moeder op het aanvullend verzoek van de vader, ingekomen op 25 maart 2020;
- de reactie van de vader bij brief van 19 mei 2020;
- de brief van de moeder van 9 juni 2020 (met bijlagen);
- de bij e-mail van 12 juni 2020 van de vader ingekomen intrekking primaire verzoek alsmede een voorwaardelijk verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
- het rapport van de raad van 8 oktober 2019, ontvangen op 10 oktober 2019;
- de reactie van de moeder van 12 november 2019;
- de reactie van de vader bij e-mail van 13 november 2019;
- de brief van 10 maart 2020 van de moeder, met bijlagen;
- de brief van de moeder van 9 juni 2020 (met bijlagen).
2.Verdere beoordeling (in beide zaken)
3.Beslissing
vakanties, met ingang van de herfstvakantie:
zomervakantie: in de even jaren de eerste twee weken bij vader, vervolgens
Feestdagen: