ECLI:NL:RBLIM:2020:6056

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
C/03 265107 HA ZA 19-290
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring en erfdienstbaarheid van parkeren in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil over de verjaring van een erfdienstbaarheid van parkeren. De eiser in conventie, die inmiddels is overleden, was eigenaar van meerdere garageboxen en vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat er geen verjaring had plaatsgevonden en dat hij eigenaar was van het stuk grond voor de garage van de gedaagde in conventie, waar deze zijn auto parkeerde. De eiser stelde dat het parkeren niet was toegestaan volgens de erfdienstbaarheid, die slechts in- en uitrit toestond op de minst bezwarende wijze. De gedaagde in conventie voerde verweer en stelde dat hij door verjaring het recht had verworven om voor zijn garage te parkeren, omdat hij dit al 47 jaar deed zonder bezwaar van de eigenaar van de garageboxen.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de feiten en de juridische argumenten van beide partijen. De rechtbank oordeelde dat de erfdienstbaarheid van in- en uitrit niet het recht omvatte om te parkeren, en dat het parkeren op het perceel van de eiser niet was toegestaan. De rechtbank wees de vordering van de eiser in conventie toe en verbood de gedaagde in conventie om te parkeren, met een dwangsom als sanctie. De vordering van de gedaagde in reconventie werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van verjaring van het recht om te parkeren. De proceskosten werden toegewezen aan de eiser in conventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/265107 / HA ZA 19-290
Vonnis bij vervroeging van 12 augustus 2020
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.W.H. Kempen,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.E.A.H. Verstraelen.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is overleden. Schorsing van het geding is niet verzocht en blijkens het proces-verbaal van comparitie kan de zaak op naam van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden voortgezet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 juni 2019, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties,
  • het vonnis van 7 augustus 2019 waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] was tot zijn dood in [overlijdensdatum] 2019 eigenaar van 10 garageboxen met voorterrein en gezamenlijke op- en uitrit, bekend onder kadastraal nummer [kadasternummer 1] groot 4 aren en 35 centiaren, gelegen aan de [adres 1] te [plaats] . De drie kinderen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn de erfgenamen, waarvan zoon [zoon eiser in conventie, verweerder in reconventie] door zijn broer en zus is gevolmachtigd de belangen inzake het bovengenoemde perceel te behartigen en de voorliggende procedure voort te zetten.
2.2.
De betreffende garageboxen zijn aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op 31 augustus 1988 geleverd. In de leveringsakte is de volgende erfdienstbaarheid opgenomen (productie 1 bij dagvaarding, pagina 2-3):
“Ten behoeve en ten laste van de bij deze verkochte auto-box-kavels met voorterreinen en oprit, uitmakende het perceel, kadastraal bekend als [kadasternummer 2] ,en ten laste en ten behoeve van de resterende autoboxkavels, met voorterreinen, uitmakend het resterend gedeelte van dat perceel, wordt bij deze – voorzover niet eerder gevestigd – zulks ten eewigen dage en om niet, gevestigd:a. de erfdienstbaarheid van in- en uitrit, van- en naar de [adres 1](noot Rb: [adres 1] )
uit te oefenen op de minst bezwarende wijze over het terrein, gelegen voor de ter plaatse aanwezige garages en de gezamenlijke oprit;
b. (…)”
2.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is eigenaar van de woning en aanhorigheden staande en gelegen aan de [adres 2] (zie figuur 1, perceel [kadasternummer 3] ) en van de garagebox, direct grenzend aan zijn perceel, deel uitmakende van de rij van zeven garageboxen (zie figuur 1, groene pijl). De overige zes boxen in die rij zijn eigendom van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
2.4.
Twee andere eigenaren van woningen in de [adres 1] zijn eigenaar van respectievelijk garagebox 5 en 6 (zie figuur 1, groene driehoeken), die deel uitmaken van de rij van zes garageboxen. De overige boxen in die rij zijn eigendom van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
2.5.
Figuur 1: detail van de kadastrale kaart ter plaatse van garageboxen en perceel/woning van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
2.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , althans zijn echtgenote althans de koeriersonderneming die zij dreef, heeft van oktober 2007 tot oktober 2017 een van de 10 garageboxen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehuurd ten behoeve van een van de bedrijfswagens.
2.7.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] parkeert steeds een auto, die zijn eigendom is, voor zijn garagebox, op het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft voor het parkeren nooit toestemming gegeven en ontvangt daarvoor ook geen vergoeding.
2.8.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] meermaals verzocht dit parkeren op het perceel te staken en gestaakt te houden en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gesommeerd zich te houden aan de erfdienstbaarheid.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat er geen verjaring heeft plaatsgevonden en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] eigenaar is van het stuk grond vóór de garage van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn auto parkeert;
2. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verbiedt op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per vertreding te parkeren, waaronder wordt verstaan het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen, met machtiging van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om voertuigen die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in strijd met dit verbod toch parkeert voor zijn garage op kosten en voor rekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te mogen laten wegslepen naar de [adres 1] vóór de woning van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ;
3. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] legt aan de vordering ten grondslag dat hij eigenaar is van het perceel waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn auto pleegt te parkeren, maar dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] enkel rechthebbende is terzake de erfdienstbaarheid van in- en uitrit van- en naar de [adres 1] en dat die op de minst bezwarende wijze dient te worden uitgeoefend. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich op het standpunt dat het parkeren van een auto voor de garage niet is toegestaan, omdat parkeren het laten stilstaan van een voertuig is anders dan gedurende de tijd die nodig is om passagiers te laten in- of uitstappen en om te laden of te lossen.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] erkent dat hij zijn auto voor zijn garage op grond van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] parkeert. Hij stelt dat hij dit al 47 jaren doet en beroept zich op verjaring inzake het recht om te parkeren voor zijn eigen garage, als bedoeld in artikel 5:72 BW. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] noch enig andere eerdere rechthebbende of rechthebbende op de erfdienstbaarheid heeft ooit bezwaar gemaakt. Het parkeren van een auto op die plek levert ook geen hinder op.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat het voor iedereen duidelijk was en is dat hij aanspraak maakt op het recht om op die plaats te parkeren, omdat zijn auto altijd feitelijk onafgebroken en ondubbelzinnig voor de garage is geparkeerd, als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] thuis is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat hij door bevrijdende verjaring op grond van artikel 5:72 BW juncto artikel 3:105 lid 1 BW een erfdienstbaarheid heeft verworven tot het parkeren van zijn auto voor de eigen garage op het voortterrein, eigendom van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van het geding.
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verwijst naar zijn verweer in conventie ter onderbouwing van zijn eis in reconventie.
3.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat sprake is van verjaring. Door de erfdienstbaarheid komt geen einde aan het bezit. Door te parkeren wordt geen bezit verloren of verkregen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze vorderingen gezamenlijk beoordelen.
4.2.
De gevestigde erfdienstbaarheid van in- en uitrit om te komen van en naar de [adres 1] moet op de minst bezwarende wijze worden uitgeoefend. Dit betekent dat er geen auto kan worden stilgezet anders dan voor het in- en uitstappen van passagiers of het in- of uitladen van goederen. Dat ook [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hiervan overtuigd is, volgt uit zijn stellingname dat door verjaring de erfdienstbaarheid is uitgebreid tot het eveneens mogen parkeren op het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
4.3.
Erfdienstbaarheden kunnen op twee manieren worden gevestigd: ofwel op basis van wilsovereenstemming en levering daarvan bij notariële akte ofwel door verjaring. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] pretendeert een erfdienstbaarheid te parkeren op het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor zijn eigen garagebox te hebben verworven door bevrijdende verjaring.
4.4.
Gelet op de lange duur van het gepretendeerde bezit – 47 jaar – moet eerst de vraag beantwoord worden of onder oud recht sprake kan zijn van verjaring.
4.5.1
Ingevolge artikel 744 BW (oud) kunnen alleen voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden door verjaring worden verkregen. Als uitgangspunt geldt dat een erfdienstbaarheid van parkeren niet voortdurend is, alleen al om de reden dat slechts als de personenwagen wordt geparkeerd en gedurende de tijd dat deze daar staat (de gedraging) het gepretendeerde bezit/recht wordt uitgeoefend.
De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een uitzondering op deze regel moet worden aangenomen. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn niet gesteld en ook niet gebleken.
4.5.2
Het kan wel zo zijn dat terrein voor de garage al heel lang op de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde wijze is gebruikt, wellicht zelfs ook door derden en rechtsvoorgangers, maar dat maakt (naar oud recht) nog niet dat er sprake was van voortdurendheid. Slechts die erfdienstbaarheden zijn immers voortdurend, die worden uitgeoefend zonder dat daartoe telkens aan de zijde van de eigenaar van het heersend erf een handeling nodig is, die rechtstreeks strekt tot uitoefening van de erfdienstbaarheid. Dat is hier niet het geval.
4.6.
Onder het huidige BW kunnen erfdienstbaarheden ontstaan door zowel verkrijgende (na verloop van tien jaar) als bevrijdende (na twintig jaar) verjaring (artikel 5:72 BW). Genoemde termijnen kunnen evenwel, gelet op hetgeen in artikel 95 Overgangswet is bepaald, niet eerder dan op 1 januari 1992 zijn ingegaan.
Verkrijgende verjaring is hier niet aan de orde. Voor bevrijdende verjaring (twintig jaar) treedt de verkrijging in ten gunste van de bezitter, ongeacht diens goede of kwade trouw. Daarbij is voldoende dat de bezitsdaden naar buiten toe (en dus ook voor de rechthebbende) kenbaar waren.
Ook onder het nieuw recht geldt dat het parkeren als zodanig onvoldoende is om daaruit bezitsdagen af te leiden, omdat parkeren geen permanente staat heeft. Ondubbelzinnig zou het gepretendeerde bezit zijn als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op de een of andere wijze de gedraging een voortdurend karakter had gegeven. Dat is gesteld noch gebleken. Het beweerdelijke bezit wordt immers steeds weer prijsgegeven en wordt niet gemarkeerd door een blijvende gedraging. Dat blijkt alleen al uit de eigen verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat als hij thuis was/is, hij daar parkeert/parkeerde. Kortom als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op pad is met zijn personenwagen blijkt uit niets dat hij een bezit of recht pretendeert.
Onvoldoende is ook dat als er geparkeerd wordt op het betreffende deel van het terrein niemand – [eiser in conventie, verweerder in reconventie] noch de andere eigenaren of de huurders van de garageboxen – er last van heeft, omdat de geparkeerde personenwagen niet in de weg staat.
Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nooit is aangesproken is evenmin relevant. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft immers zijn bezit nooit prijsgegeven en het is ook niet op andere wijze verloren gegaan of teniet gedaan door de gedraging van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
4.7.
De vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt toegewezen. Dit betekent dat de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in reconventie moet worden afgewezen.
4.8.
De dwangsom wordt door de rechtbank gematigd, en gemaximeerd op een bedrag van € 15.000, een en ander in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op het feit dat de dwangsom voldoende hoog moet zijn om een voldoende prikkel te zijn de verboden gedraging niet te vertonen.
De proceskosten
4.9.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Deze worden tot op heden begroot op:
- exploot van dagvaarding € 101,06
- griffierecht € 297,00
- salaris advocaat
€ 1.086,00(2 punten tarief II)
totaal € 1.484,06.
4.10.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Deze worden tot op heden begroot op € 543,00 (2 x 0.5 punt salaris advocaat tarief II).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat er geen verjaring heeft plaatsgevonden en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] eigenaar is van het stuk grond vóór de garage van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn auto parkeert,
5.2.
verbiedt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per overtreding, met een maximum van €15.000,00, te parkeren, waaronder wordt verstaan het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen, met machtiging van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om voertuigen die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in strijd met dit verbod toch parkeert voor zijn garage op kosten en voor rekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te mogen laten wegslepen naar de [adres 1] vóór de woning van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 1.484,06,
5.4.
verklaart dit vonnis wat 5.2 en 5.3. betreft uitvoerbaar bij voorraad
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 543,00,
5.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: EvB