3.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak onderdeel [slachtoffer 1]
In overeenstemming met de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft begaan.
De rechtbank moet vaststellen dat uitsluitend [slachtoffer 1] heeft verklaard over een ongepast bericht van verdachte aan haar. Verdachte ontkent dit bericht te hebben gestuurd. Nu het strafdossier verder geen omstandigheden of aanwijzingen bevat waaruit blijkt dat verdachte heeft gepoogd om [slachtoffer 1] seksueel te verleiden in de zin van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zal verdachte van dat onderdeel worden vrijgesproken.
Poging tot verleiding van [slachtoffer 2]
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 1999, verklaarde bij de politie op 8 november 2017 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . Van de zomer begon het snapchatten tussen [verdachte] en mij. Ik snapchatte eigenlijk nooit met hem, maar hij opeens wel met mij. Op het begin reageerde ik er niet op. In oktober 2017 vroeg [verdachte] mij via snapchat of ik ooit een joint heb gehad. Daarop antwoordde ik bevestigend. Hij stelde vervolgens 10.000 keer de vraag of ik met hem wilde gaan snuiven. Hij zei dat ik de coke mocht hebben en het geld. Hij zou er dan seks voor terugkrijgen. Ik reageerde erop door te zeggen dat ik liever gewoon wil werken voor mijn geld en dat ik geen hoer ben. Daarna vroeg hij het opnieuw.
Op 20 oktober 2017 verklaarde [slachtoffer 2] dat haar vriendin, [slachtoffer 1] , foto’s heeft genomen van de snapchats tussen haar en [verdachte] . [slachtoffer 2] verklaarde tevens dat zij de naam van [verdachte] op snapchat heeft veranderd in [alias] .Het chatcontact bestond onder meer uit de navolgende berichten – letterlijk weergegeven – :
[alias] (naar de rechtbank begrijpt: [verdachte] ):Is voor jou toch een mooie kans je hebt wat lekkers en wordt verwend je hebt snuif en al het geld ik wist het wel hahaha
[alias] (naar de rechtbank begrijpt: [verdachte] ):En is iets wat ter aller tijden tussen ons tweetjes zal blijven
Onder bijlage 2:
[verdachte]: Toch erg jammer zo’n mooie kans ik ben bang dat je spijt krijgt want is toch veel geld voor je toch dus vraag ik het je voor de aller laatste keer
Ik (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ):jawel heel veel
maar als ik daarvoor met iemand naar brd moet vind ok beetje te ver gaan dan werk kk liever voor mijn geld
Onder bijlage 2, 3, 4 en 5:
-
[verdachte]: Ja dat begrijp ik heel goed ik zal het je anders zeggen ik vindt je Zowizo een hele leuke meid en je gaat me echt aan het hart je bent bijzonder dat weet je en je weet hoe ik over je denk ik had het je ook zo kunnen vragen maar nu kwam het toevallig zo uit en dacht voor wat hoort wat jij iets ik iets en ik zie het niet dat ik je daar voor betaal of hoe dan ook maar gewoon uit vriendschappelijke manier zodat we Bijde iets hadden
En het zou ook 1malig zijn en op een vriendschappelijke manier en niet dat ik dat geef voor dat maar zou wel een tegemoetkoming zijn daar voor
En ik ben Zowizo geen vreemde voor je dat scheelt ook weer een groot stuk toch
-
[verdachte]: Dus hoop dat je het nu ook anders ziet en je alsnog bedenkt hahaha
Zou je het op deze manier willen zien dan en het alsnog doen???
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaarde bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – als volgt:
De berichten die onderdeel uitmaken van het procesdossier zijn van vóór 5 oktober 2017. Het gaat dan om de berichten (naar de rechtbank begrijpt: bijlagen) 2, 3, 4 en 5 tot en met mijn antwoord ‘nope’. Tussen de berichten van chat (naar de rechtbank begrijpt: bijlage) 1 en de andere berichten zit ongeveer twee weken.
Verbalisanten relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
[slachtoffer 1] verklaarde dat zij in de telefoon van [slachtoffer 2] heeft gezien dat [slachtoffer 2] berichten had van [verdachte] . Zij weet dat [slachtoffer 2] eerder de berichten van [verdachte] heeft genegeerd, maar dat hij bleef praten waarna [slachtoffer 2] erop in was gegaan. [verdachte] had gezegd dat [slachtoffer 2] drugs moest verkopen voor hem. Het geld mocht ze houden. In ruil daarvoor moest ze seks met hem hebben. [slachtoffer 1] verklaarde dat ze van [slachtoffer 2] weet dat [verdachte] aan [slachtoffer 2] vroeg of ze cocaïne wilde gebruiken. Hij zei dat ze zich daar lekker van ging voelen.
Verdachte verklaarde bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – als volgt:
Volgens mij is bericht (naar de rechtbank begrijpt: bijlage) 1 eerder geweest dan de berichten (naar de rechtbank begrijpt: bijlagen) 2 tot en met 5. Daar heeft een aantal dagen tussen gezeten. Ik wist dat [slachtoffer 2] minderjarig was.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt:
U, jongste rechter, vraagt mij of mijn berichten aan [slachtoffer 2] inhouden dat zij drugs krijgt in ruil voor seks? Ja, dat klopt maar ik heb de berichten geschreven met de bedoeling om [slachtoffer 2] te waarschuwen.
Overweging
De rechtbank stelt voorop dat een poging tot misdrijf strafbaar is wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van de uitvoering heeft geopenbaard. Hiervan is sprake als de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Per delict zal moeten worden vastgesteld wat de karakteristieke handelingen zijn die naar hun uiterlijke verschijningsvorm voldoende zijn om een begin van uitvoering aan te kunnen nemen.
Bij verleiding in de zin van artikel 248a Sr gaat het om het bewegen van een ander, waarvan de dader weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat hij of zij minderjarig is, tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte met [slachtoffer 2] naar bed wilde om seksuele handelingen te verrichten in ruil voor drugs dan wel het geld dat zij met de verkoop van die drugs zou kunnen verdienen. Verdachte heeft dit meerdere keren zij het telkens in andere bewoordingen via snapchat aan [slachtoffer 2] gevraagd. [slachtoffer 2] heeft in die berichten duidelijk aangegeven dat indien zij voor geld met iemand naar bed moest, zij dit toch te ver vond gaan. Verdachte heeft ook na dit bericht niet aangegeven dat dit niet zijn bedoeling was, maar bleef hierop aandringen en deed het voorkomen als een bijzondere kans met enkel voordelen voor [slachtoffer 2] Hij wilde het geheim houden en toen [slachtoffer 2] zijn voorstel afwees, heeft hij geprobeerd [slachtoffer 2] over te halen door haar complimentjes te geven en zijn gevoel voor haar te beschrijven. Daarmee hoopte hij zijn doel alsnog te bereiken. Naar het oordeel van de rechtbank is de inhoud van de chatberichten van verdachte aan [slachtoffer 2] dan ook voldoende voor het aannemen van een begin van uitvoering van het voornemen tot het plegen van ontuchtige handelingen.
De rechtbank twijfelt niet aan de seksuele bedoelingen van verdachte richting [slachtoffer 2] De verklaring van verdachte dat hij de chatberichten heeft verzonden om [slachtoffer 2] te waarschuwen voor het drugsmilieu, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Een dergelijke manier van waarschuwen ligt niet voor de hand, temeer niet nu verdachte bevriend was met de ouders van [slachtoffer 2] en uit de berichten niet worden opgemaakt dat verdachte het gebruik van drugs afkeurt. Bovendien kan verdachte zijn gedachtegang hoe hij [slachtoffer 2] met de inhoud van de berichten wilde behoeden voor de gevaren van het drugsmilieu niet verklaren.
In tegenstelling tot de raadsman, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] niet dusdanig onbetrouwbaar dat deze voor het bewijs buiten beschouwing moet worden gelaten. Evenmin is de rechtbank van oordeel dat de context van de berichten ontbreekt dan wel dat de periode waarin zij verzonden zijn niet is vast te stellen. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt immers ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] , de foto’s van de berichten en de verklaring van verdachte zelf dat hij de berichten heeft verzonden. Weliswaar zijn de verklaringen van [slachtoffer 2] niet eenduidig over het voorval op 5 oktober 2017 bij verdachte thuis, maar op voor het bewijs gebruikte punten is de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar.