In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. De zaak betreft een ontwerpbesluit van 13 februari 2019, waarbij een deel van de Pruiskesweg in Weert werd aangewezen als weg waar vee zonder toezicht kan loslopen. Eiser, die het niet eens was met dit besluit, heeft een zienswijze ingediend, maar het college heeft zijn standpunt niet gewijzigd. Bij het bestreden besluit van 2 juli 2019 heeft het college het eerder genomen besluit gehandhaafd, wat heeft geleid tot het beroep van eiser bij de rechtbank.
De rechtbank heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of de runderen die op de Pruiskesweg zouden mogen loslopen, als 'vee' kunnen worden aangemerkt volgens artikel 51 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Eiser betoogde dat de runderen niet als vee kunnen worden beschouwd, omdat zij in de natuur leven als wilde dieren. De rechtbank heeft deze argumentatie gevolgd en geconcludeerd dat de runderen niet voldoen aan de definitie van vee, zoals vastgelegd in het RVV 1990. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het college ten onrechte gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de weg aan te wijzen voor het loslopen van vee.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en verweerder opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens, in aanwezigheid van griffier D.S.A.W. Raes. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.