Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
EVENEMENTENHAL VENRAY B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 oktober 2020,
- de conclusie van antwoord,
- de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de door [eiseres] bij brief van 24 februari 2020 toegezonden producties 33 t/m 53,
- de door [eiseres] bij faxbericht van 3 maart 2020 toegezonden productie 41,
- de mondelinge behandeling van 3 maart 2020,
- de spreekaantekeningen van [eiseres] ,
- de spreekaantekeningen van Evenementenhal Venray ,
- de akte van Evenementenhal Venray ,
- de antwoordakte van [eiseres] .
2.De feiten
De huurprijs voor het gehuurde is een variabele huurprijs ter hoogte van 10% (zegge: 10 procent) van de door huurder gerealiseerde omzet die voortvloeit uit de in de bedrijfsruimte georganiseerde evenementen.
etc …
3.Het geschil
4.De beoordeling
- Partijen zijn een omzethuur overeengekomen waarbij omzet is gedefinieerd als alle in het gehuurde gerealiseerde omzet minus de omzetbelasting. De huur wordt dus berekent over de bruto omzet en niet bijvoorbeeld over het behaalde resultaat. Daarmee heeft [eiseres] een primair belang bij het behalen van omzet in het gehuurde. Ook een per saldo verliesgevend evenement draagt immers bij aan de huurinkomsten van [eiseres] .
- Partijen hebben geen minimumhuur afgesproken. Zouden zij dat wel hebben gedaan, dan was met het belang van [eiseres] - huur ontvangen - op een bepaalde manier rekening gehouden. Men zou dan zelfs kunnen stellen dat er betreffende dit onderwerp geen leemte in de overeenkomst is. Bij zijn bedrijfsmatige afwegingen hoeft Evenementenhal Venray dan minder rekening te houden met dit specifieke belang van [eiseres] , dat immers gewaarborgd is.
- dagvaarding € 86,40
- griffierecht 121,00
- salaris gemachtigde