ECLI:NL:RBLIM:2020:5958

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
8433890/cv 20-1427
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij woningverkoop en mededelingsplicht van verkoper met betrekking tot asbest

In deze zaak heeft eiser een woning gekocht van gedaagden, waarbij later asbest in het dak werd aangetroffen. Eiser vorderde een verklaring voor recht dat gedaagden hun mededelingsplicht hebben geschonden, wat zou leiden tot aansprakelijkheid voor de schade die eiser heeft geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning op het moment van levering niet voldeed aan de verwachtingen van eiser, maar dat gedaagden niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van asbest. De koopovereenkomst bevatte bepalingen die de verkoper vrijwaren van aansprakelijkheid voor verborgen gebreken, mits deze niet bekend waren. De rechtbank oordeelde dat eiser een onderzoeksplicht had, gezien de ouderdom van de woning, en dat hij niet zonder meer mocht verwachten dat de woning asbestvrij was. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8433890 \ CV EXPL 20-1427
Vonnis van de kantonrechter van 12 augustus 2020
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. T.J. Wittendorp,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,wonend [adres 1] ,[woonplaats 2] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C.A. van der Wilt (Stichting Achmea Rechtsbijstand).
Partijen worden verder aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ” (gedaagden tezamen in mannelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft van [gedaagde] op 15 juni 2019 een woning gekocht, gelegen aan het adres [adres 2] in [woonplaats 1] . De woning is gebouwd in 1975.
De feitelijke en juridische levering hebben plaatsgevonden op 3 december 2019.
2.2.
Artikel 6.1 van de koopovereenkomst bepaalt - voor zover van belang - als volgt:
“De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, zichtbare en onzichtbare gebreken en vrij van hypotheken, beslagenen inschrijvingen daarvan. Koper aanvaardt deze staat (…)”
2.3.
In artikel 6.3. van de koopovereenkomst is het volgende bepaald:
“De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:woning.
Indien de feitelijke levering eerder plaatsvindt, zal de onroerende zaak op dat moment de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn.
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan verkoper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper. (…)
2.4.
Artikel 6.4.3 bepaalt voorts:
“Aanverkoper is niet bekenddat in de onroerende zaak asbest is verwerkt.”
2.5.
[eiser] dan wel zijn gemachtigde heeft [gedaagde] op 25 december 2019 respectievelijk 8 januari 2020 aangeschreven in verband met aangetroffen asbest in de woning. De gemachtigde van [gedaagde] heeft bij brief van 29 januari 2020 namens [gedaagde] iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat -, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • Primair een verklaring voor recht dat [gedaagde] zijn mededelingsplicht heeft geschonden, als gevolg waarvan hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst en aansprakelijk is voor de daaruit voor [eiser] voortvloeiende schade;
  • Subsidiair een verklaring voor recht dat [eiser] jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de daaruit voor [eiser] voortvloeiende schade;
  • [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen om binnen zeven dagen na dagtekening dan wel betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 25.000, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betekening van het vonnis tot de dag van algehele voldoening,
  • Hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, buitengerechtelijke kosten en nakosten, te vermeerderen met rente als in de dagvaarding vermeld;
  • Een en ander op straffe van een dwangsom als in de dagvaarding vermeld.
3.2.
[eiser] stelt daartoe - samengevat - het volgende.
Omdat [eiser] zonnepanelen wenste te laten plaatsen op het dak van de woning, hebben installateurs in het kader van de voorbereidingen op 13 december 2019 het dak van de woning geïnspecteerd en geconstateerd dat in de daken van het woonhuis en van de (vrijstaande) stalling asbest aanwezig is. Het installatiebedrijf was enkel tot het plaatsen van de zonnepanelen in staat nadat de asbest was verwijderd.
[eiser] heeft bij de aankoop van de woning aan de orde gesteld dat hij voornemens was zonnepanelen te plaatsen op de woning. Nu er sprake is van asbest in het dak van de woning, beantwoordt deze niet aan de koopovereenkomst. [gedaagde] is dan ook gehouden de schade ad € 25.000,00 die het gevolg is van deze tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan [eiser] te vergoeden.
Verder stelt [eiser] dat [gedaagde] moet hebben geweten dat er in het dak van de woning asbest was verwerkt, aangezien hij in de vragenlijst bij de koopovereenkomst heeft aangegeven dat het dak na de bouw werd geïsoleerd en [gedaagde] de nokpannen heeft laten vernieuwen/repareren. [gedaagde] heeft zijn mededelingsplicht over de aanwezigheid van asbest dan ook geschonden. [gedaagde] handelt dan ook onrechtmatig door dit nalaten en is gehouden de schade die het gevolg aan [eiser] te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert - puntsgewijs samengevat - het volgende verweer:
  • De woning beantwoordt wel aan de overeenkomst; de plaatsing van de zonnepanelen valt niet onder het normale gebruik van de woning;
  • Van een woning uit 1975 mag niet zonder meer worden verwacht dat deze asbestvrij is;
  • Er is geen bewijs van de aanwezigheid van asbest in de woning;
  • [gedaagde] was niet bekend met de aanwezigheid van asbest in de woning. Het dak is door de vorige bewoner geïsoleerd en bij het vervangen van de nokpannen is hem niet verteld dat er asbest aanwezig was. Er rustte op hem dan ook geen mededelingsplicht. Wel rustte op [eiser] een onderzoeksplicht, nu de woning uit 1975 dateert en het een feit van algemene bekendheid is dat het in die tijd normale praktijk was dat asbesthoudend materiaal gebruikt werd in woningen;
  • Er is bij de aankoop van de woning niet gesproken over het plaatsen van zonnepanelen;
  • [gedaagde] betwist de hoogte van de gevorderde schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over de vraag of sprake is van non-conformiteit van de geleverde woning in de zin van artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek. Hierbij is van belang of [gedaagde] zijn mededelingsplicht heeft geschonden en of de geleverde woning bij de levering de eigenschappen bezat die nodig zijn voor het normaal gebruik als woonhuis.
4.2.
[gedaagde] heeft de stelling van [eiser] , dat [gedaagde] moet hebben geweten dat er asbest was verwerkt in het dakbeschot, bij conclusie van antwoord voldoende gemotiveerd weersproken. Daarmee is niet is komen vast te staan dat [gedaagde] op de hoogte was van de aanwezigheid van asbest in het dak van de woning, zodat van een (schending van een) mededelingsplicht ook geen sprake kan zijn. [gedaagde] heeft in de vragenlijst en in artikel 6.4.3 van de koopovereenkomst ook vermeld dat hij niet bekend was met de aanwezigheid van asbest in de woning, zodat [eiser] niet zonder meer mocht verwachten dat de woning asbestvrij zou worden geleverd. Dat [eiser] bij het aangaan van de koopovereenkomst zou hebben aangegeven dat hij voornemens was zonnepanelen op de woning te leggen, maakt - wat daar ook van zij - uiteraard niet dat [eiser] nu ineens mocht verwachten dat er geen asbest in de woning was verwerkt. Wel had het voornemen voor [eiser] aanleiding moeten zijn om zelf een bouwkundig onderzoek te laten verrichten naar de toestand van het dak, te meer gelet op de ouderdom van de woning. De kantonrechter wijst echter de stelling van [eiser] van de hand, dat de makelaar van [gedaagde] [eiser] op de mogelijke aanwezigheid van asbest had moeten wijzen. Deze makelaar was immers de adviseur van [gedaagde] en niet van [eiser] .
4.3.
Dat de woning asbest in het dakbeschot bevat, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat de woning niet geschikt is voor normaal gebruik als woonhuis. Gesteld noch gebleken is dat er gezondheidsrisico’s zijn, zo lang er geen (verbouwings)werkzaamheden aan de woning worden verricht. Dat [eiser] ervoor kiest om zonnepanelen te plaatsen waardoor vervanging thans noodzakelijk wordt, is zijn keuze, maar maakt dit niet anders.
4.4.
Nu in het voorgaande is geoordeeld dat [gedaagde] geen mededelingsplicht heeft geschonden, is van onrechtmatig handelen jegens [eiser] geen sprake.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen (inclusief de nevenvorderingen) van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op een bedrag van € 960,00 aan gemachtigdensalaris ( 2 maal tarief € 960,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op € 960,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de proceskostenveroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: