Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser] ,
[eiseres],
beiden wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling ingekomen producties 4 en 5 van [eisende partij]
- de mondeling behandeling van 27 juli 2020
- de overgelegde pleitnota van [eisende partij]
2.De feiten
3.Het geschil
- om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn het gehuurde te ontruimen en te verlaten en, onder afgifte van sleutels, in een lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eisende partij] te stellen, en indien [gedaagde] met ontruimen in gebreke mocht blijven, deze zelf op kosten van [gedaagde] te doen bewerkstellingen met behulp van de sterke arm van politie of justitie, een en ander met inachtneming van de op de “inventarisatielijst [naam] d.d. april 2019” vermelde goederen en installaties die ongeschonden en in perfecte staat in het gehuurde achter dienen te blijven,
- tot betaling van de huurachterstand tot en met 5 juli 2020 ad € 12.162,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente alsmede de contractuele boete van in tot totaal
- tot betaling van de nog te vervallen huurtermijnen vanaf 5 juli 2020 tot de dag van ontbinding, zijnde € 3.054,00 per maand, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente alsmede de contractuele boete van € 300,00 over de dan telkens vervallen betalingstermijn tot de dag van algehele voldoening,
- tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 1.824,30,
- tot betaling van de proceskosten en, in geval betaling achterwege blijft, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis met veroordeling van [gedaagde] in de nakosten, waaronder de ontruimingskosten.
4.De beoordeling
- de gestelde werkzaamheden deels zien op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling geacht wordt een vergoeding in te houden;
- niet gesteld of gebleken is dat de werkelijke kosten van [eisende partij] hoger zijn dan het toepasselijke tarief van Rapport Voor-werk II of het Besluit,
- de aard en de omvang van de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden kunnen de toewijzing van de gevorderde vergoeding niet rechtvaardigen.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal dan ook gematigd worden toegewezen tot een bedrag van € 896,62 conform de wettelijke staffel.
- gemachtigde salaris €
720,00