ECLI:NL:RBLIM:2020:5912

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
C/03/273468/HA ZA 20-55
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg ledenovereenkomst coöperatie medisch specialisten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers, bestaande uit een medisch specialist en zijn vennootschap, een vordering ingesteld tegen de coöperatie MSB Atrium-Orbis U.A. De kern van het geschil betreft de uitleg van de ledenovereenkomst die tussen de medisch specialisten en MSB is gesloten. Eisers hebben hun ledenovereenkomst opgezegd en vorderen dat MSB de opdracht van eisers terugneemt en hen een uitgroeivergoeding betaalt. De rechtbank heeft de procedure in verschillende stappen doorlopen, waarbij onder andere de inleidende dagvaarding, de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling zijn behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ledenovereenkomst een standaardovereenkomst is, waarbij de medisch specialist niet individueel heeft kunnen onderhandelen over de inhoud. De rechtbank heeft de bepalingen van de ledenovereenkomst uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij de bedoeling van partijen centraal staat. De rechtbank concludeert dat er geen verplichting voor MSB is om de opdracht van eisers terug te nemen en dat er geen recht op een uitgroeivergoeding bestaat. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/273468 / HA ZA 20-55
Vonnis van 5 augustus 2020
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] en kantoorhoudende te [gemeente 1] ,
eisers,
advocaat: mr. C.S.B.E. Reinders te Maastricht,
tegen
de coöperatie COÖPERATIEF MSB ATRIUM-ORBIS U.A.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Heerlen ,
gedaagde,
advocaat: mr. K.D. Meersma te Amsterdam.
Eisers zullen hierna “ [eiser] ”, “ [eiseres] ”, en gezamenlijk “ [eisers] ” genoemd worden. Gedaagde zal aangeduid worden als “ MSB ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 14 januari 2020 met de producties 1 t/m 16;
  • de conclusie van antwoord van 4 maart 2020 met de producties 1 t/m 3;
  • de rolbeslissing van 18 maart 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte van [eisers] met daarbij de aanvullende producties 17 tot en met 19 ten behoeve van de mondelinge behandeling;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 26 mei 2020 en de schriftelijke reacties van partijen daarop.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De stichting Stichting Zuyderland Medisch Centrum (hierna: “Zuyderland”) exploiteert een ziekenhuis, welk ziekenhuis - kort gezegd – ontstaan is door een fusie tussen het Atrium-ziekenhuis te Heerlen en het Orbis-ziekenhuis te Sittard.
2.2.
[eiser] ’ medisch specialisme is pijnbestrijding. [eiser] is werkzaam geweest bij Zuyderland op de locatie te [gemeente 2] . [eiser] oefende zijn werkzaamheden uit binnen de vakgroep Pijnbestrijding, aan welke vakgroep naast [eiser] ook [naam] als medisch specialist verbonden was.
2.3.
MSB is een coöperatie waarin medisch specialisten werkzaam in en verbonden aan Zuyderland en hun praktijkvennootschappen verenigd zijn.
2.4.
Zuyderland heeft met MSB een samenwerkingsovereenkomst gesloten, ingaande 1 januari 2015, met betrekking tot de medische specialistische zorg die binnen het ziekenhuis wordt verricht door medisch specialisten, waarvan de praktijkvennootschappen lid zijn van MSB . In het kader van de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst heeft MSB met de verschillende medische specialisten en hun praktijkvennootschappen - waaronder [eiser] en [eiseres] - een zogenoemde ledenovereenkomst (hierna: “de Ledenovereenkomst”) gesloten, eveneens ingaande 1 januari 2015.
2.5.
De Ledenovereenkomst vermeldt, voor zover hier van belang, het navolgende:

1 Definities
(…)
Opdracht:
het verlenen van een medisch specialistische zorg op het gebied van het specialisme van de Medisch Specialist i) ten behoeve van het MSB , ter uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst en alle activiteiten en werkzaamheden die daarmee verband houden, voor zover zij deel uitmaken van de Samenwerkingsovereenkomst, ii) ten behoeve van andere Opdrachtgevers
(…)
Reglement Overdracht en Waardebepaling:
het reglement dat de voorwaarden bevat waaronder een uittredend Lid de Opdracht kan overdragen en de systematiek aan de hand waarvan de vergoeding wordt bepaald waarop het uittredend Lid recht heeft in verband met deze overdracht
(…)
Vergoeding:
de vergoeding waar het Lid jegens het MSB aanspraak op heeft voor het verrichten van de Opdracht uit hoofde van deze Ledenovereenkomst conform het Verdeelmodel

5.Opzegging

(…)

5.4
De opzegging als bedoeld in dit artikel zal bij aangetekend schrijven moeten geschieden met vermelding van de gronden waarop zij berust. Bij deze opzegging zal een termijn van zes maanden in acht worden genomen, tenzij een dringende de andere partij onverwijld mede te delen reden de onmiddellijke beëindiging van de ledenovereenkomst rechtvaardigt.

6.Overdraagbaarheid Opdracht

6.1
Het Lid heeft in geval van beëindiging van de Ledenovereenkomst het recht om de in de Ledenovereenkomst belichaamde Opdracht over te dragen aan een ander Lid, dan wel het MSB , zulks op de voorwaarden en tegen de vergoeding als omschreven in het Reglement Overdracht en Waardebepaling.

14.Nevenactiviteiten en concurrentiebeding

(…)

14.5
In het geval van beëindiging van zijn lidmaatschap van het MSB , zullen het Lid en de Medisch specialist zich gedurende een periode van twee jaar van directe of indirecte participatie onthouden in een zorgaanbod buiten de onderneming van het MSB of een Opdrachtgever dat concurreert met de overgedragen Opdracht, tenzij Partijen anders overeenkomen. Van concurrentie is in elk geval sprake indien de participatie plaatsvindt binnen een straal van 30 kilometer van een Opdrachtgever. Het Lid en de Medisch Specialist zullen gedurende dezelfde periode van twee jaar niet actief werven onder patiënten van een Opdrachtgever. In geval van schending van de verplichting in dit artikel komt de aanspraak op de op grond van artikel 6 betaalde vergoeding te vervallen en betaalt het voormalig Lid en/of de Medisch Specialist deze integraal terug aan (de Leden) van het MSB op de daartoe bestemde rekening. Terugbetaling van de vergoeding ontslaat het voormalig Lid en/of de Medisch Specialist niet van het concurrentieverbod in dit artikel.
2.6.
Het Reglement Overdracht en Waardebepaling van 7 mei 2015 (hierna te noemen: “het Reglement”) maakt deel uit van de Ledenovereenkomst. Het Reglement vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:

4 Uitgroeiregeling
4.1
In het geval een Lid uittreedt, draagt hij de Opdracht zoals vastgelegd in de Ledenovereenkomst over aan de achterblijvende Leden. In ruil daarvoor ontvangt het uittreden lid gedurende de eerste 24 maanden nadat hij is uitgetreden (“Uitgroeiperiode”) 1/2 deel van de Vergoeding (“Uitgroeisom”) waarop de Leden van de Vakgroep waartoe het Uittredende Lid behoorde in die Uitgroeiperiode recht hebben op grond van het Verdeelmodel, waarbij de deeltijdfactor wordt toegepast zoals voor het Uitredend Lid ten tijde van uittreding gold (“Uitgroeiregeling”).
(…)

5.Betaling Uitgroeisom

5.1
Gedurende de Uitgroeiperiode wordt maandelijks een voorschot op de Uitgroeisom betaald aan het Uittredende Lid. De hoogte van de voorschotten wordt bepaald aan de hand van de Uitgroeisom zoals die voorlopig wordt vastgesteld op basis van de cijfers die ook worden gehanteerd voor het voorlopig vaststellen van de Vergoeding van de Leden van de Vakgroep waartoe het Uittredend Lid behoorde.
(…)

7.Afwijkende regeling

Het MSB is bevoegd om met een Toetredend Lid en/of een Uittredend Lid een afwijkende Ingroeiregeling, respectievelijk Uitgroeiregeling overeen te komen indien op grond van bijzondere marktomstandigheden of anderszins redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat de in dit Reglement overeengekomen regeling wordt nageleefd.
2.7.
Bij brief van 23 augustus 2019 heeft [eisers] de Ledenovereenkomst opgezegd. In die brief staat, voor zover hier van belang:

(…) Hierbij zeg ik mijn ledenovereenkomst met het MSB van Zuyderland Medisch Centrum per 1 september aanstaande op. Er is voor mij geen vruchtbare voedingsbodem aanwezig om mijn werkzaamheden in Zuyderland Medisch Centrum te continueren. Met in acht neming van de in artikel 5.4 van de ledenovereenkomst genoemde termijn van 6 maanden, zal mijn opdracht in Zuyderland Medisch Centrum derhalve per 1 maart 2020 eindigen. Ik zal tot die tijd mijn werkzaamheden in Zuyderland Medisch Centrum uiteraard met volledige inzet continueren.
Tevens geef ik hierbij aan gebruik te willen maken van mijn recht krachtens artikel 6 van de ledenovereenkomst de opdracht over te dragen aan een ander lid, danwel het MSB . Zulks conform de uitgroeiregeling zoals beschreven in het reglement overdracht en waarde bepaling. (…)
2.8.
MSB heeft de opzegging van de Ledenovereenkomst door [eisers] bij brief van 24 september 2019 bevestigd. In die brief staat, voor zover hier van belang:

(…) Met ingang van 1 maart 2020 zijn u en uw vennootschap ontslagen van alle verplichtingen die u uit hoofde van de Ledenovereenkomst had, behoudens die verplichtingen die naar hun aard ook na beëindiging van de Ledenovereenkomst voortduren.
(…)
U verwijst naar het recht om de in de Ledenovereenkomst belichaamde Opdracht over te dragen. Het bestuur is met u, [naam] en de vakgroep anesthesiologie in gesprek hierover.
U bent na beëindiging van de Ledenovereenkomst onverkort gehouden aan het bepaalde in artikel 14 van de Ledenovereenkomst en artikel 18 van de samenwerkingsovereenkomst. U heeft naar mij toe uitgesproken voorgaande te respecteren en uw werkzaamheden vooralsnog voort te zetten in Breda. (…)
2.9.
MSB heeft [eiser] bij e-mailbericht van 11 november 2019 - kort gezegd - bericht dat de vakgroep Pijnbestrijding, respectievelijk MSB , de praktijk van [eiser] (waarschijnlijk) niet kan overnemen.
2.10.
De advocaat van [eisers] heeft MSB bij aangetekende brief van 4 december 2019 gesommeerd om binnen 10 dagen een redelijk voorstel te doen ter zake een door MSB te betalen uitgroeivergoeding.
2.11.
MSB heeft op de bovenstaande sommatie gereageerd bij e-mailbericht van 11 december 2019 aan de advocaat van [eisers] In dat e-mailbericht staat, voor zover hier van belang:

(…) Doende wat op de weg van uw cliënt ligt, zijn het MSB en [naam] ondertussen bezig een vervanger te werven. Het MSB gaat mede gegeven die inspanningen niet in op uw verzoek een “redelijk voorstel” te doen ter zake van een uitgroeivergoeding, die ook nog eens in een keer betaald zou moeten worden met ontslag uit het concurrentiebeding. Het ziet daar ook geen juridische grondslag voor. Indien dat uw cliënt belemmert om per 1 maart naar Breda te gaan zoals u schrijft, kan hij teugkomen op zijn opzegging. (…)
2.12.
Bij aangetekende brief van 24 december 2019 heeft de advocaat van [eisers] MSB - kort gezegd - aansprakelijk gesteld en gesommeerd om binnen 10 dagen te laten weten of er voor MSB nog aanleiding is een regeling met [eisers] te bereiken.
2.13.
MSB heeft bij e-mailbericht van 7 januari 2020 de advocaat van [eisers] , voor zover hier van belang, bericht:

(…) Uw brief van 24 december 2019 vormt geen aanleiding voor het MSB om van standpunt te wijzigen. Een overleg lijkt het MSB dan ook niet zinvol.
Het MSB is ondertussen onverminderd bezig te zoeken naar een opvolger, ondanks het feit dat uw cliënt op dat punt naar de waarneming van het MSB geen enkele inspanning levert. Er is op dit moment echter nog onvoldoende concreet zicht op opvolging, zodat over betaling van goodwill geen toezeggingen gedaan kunnen worden. (…)

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
A. een verklaring voor recht dat MSB op basis van de Ledenovereenkomst gehouden is om de Opdracht van [eisers] terug te nemen tegen vergoeding van een Uitgroeivergoeding aan [eiseres] conform artikel 4.1 van het Reglement;
B. een verklaring voor recht dat een vergoeding conform artikel 4.1 van het Reglement een vergoeding van de helft van 1,00 norm-fte, subsidiair 0,891 norm-fte, per jaar gedurende twee jaar is;
C. MSB te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting ingevolge artikel 5 van het Reglement gedurende 24 maanden na 1 maart 2020 maandelijks aan [eiseres] een voorschot van € 10.000,00, subsidiair € 8.910,00 per maand, althans een door de rechtbank te bepalen voorschot, te betalen;
subsidiair:
A. een verklaring voor recht dat [eisers] door MSB niet gehouden kunnen worden aan het concurrentiebeding ex artikel 14.5 van de Ledenovereenkomst;
B. het concurrentiebeding ex artikel 14.5 van de Ledenovereenkomst geheel dan wel partieel te vernietigen;
C. MSB te veroordelen te gehengen en gedogen dat [eisers] in de periode van twee jaren na 1 maart 2020 samenwerkingen aangaan met (een) instelling(en) die normaal gesproken onder de werking van het concurrentiebeding ex artikel 14.5 van de Ledenovereenkomst zouden vallen;
D. een verklaring voor recht dat MSB onrechtmatig jegens [eisers] handelt door [eisers] gedurende de periode gelegen tussen 1 maart 2020 en de datum van het eindvonnis in deze (of, indien die datum eerder ligt: 1 maart 2022) aan het concurrentiebeding ex artikel 14.5 van de Ledenovereenkomst te houden;
E. MSB te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan [eisers] een (vervangende) schadevergoeding van € 10.000,00 per maand, althans subsidiair een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te betalen voor de periode gelegen tussen 1 maart 2020 en de datum van het eindvonnis (of, indien die datum eerder ligt: 1 maart 2022);
primair en subsidiair:
MSB te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
MSB voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Ten aanzien van het primair gevorderde:

4.1.
[eisers] heeft zijn primaire vorderingen gegrond op artikel 6 van de Ledenovereenkomst. [eisers] stelt dat het artikel moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Ter onderbouwing voert [eisers] aan dat uit de tekst en ratio van artikel 6 van de Ledenovereenkomst volgt dat hij het recht heeft de Opdracht over te dragen aan MSB en dat op MSB (al dan niet impliciet) daarmee de verplichting rust die Opdracht terug te nemen. Na beëindiging van de Ledenovereenkomst blijven de door [eisers] behandelde patiënten immers bij Zuyderland. MSB is daarom gehouden de door [eisers] overgedragen Opdracht terug te nemen tegen betaling van een uitgroeivergoeding, waarvan de hoogte moet worden vastgesteld conform artikel 4.1 van het Reglement.
4.2.
MSB betwist dat zij op grond van artikel 6 van de Ledenovereenkomst gehouden is de Opdracht terug te nemen en dat zij daarvoor een uitgroeivergoeding aan [eisers] moet betalen. Zij voert in de eerste plaats aan dat artikel 6 van Ledenovereenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van de CAO-norm. De Ledenovereenkomst geldt voor meer dan 400 medisch specialisten, die niet allemaal bij de totstandkoming daarvan betrokken zijn geweest. Jegens alle leden moeten de bepalingen van de Ledenovereenkomst op dezelfde wijze worden uitgelegd. In artikel 6 van de Ledenovereenkomst kan geen overnameplicht door MSB , dan wel een ander lid, gelezen worden. Subsidiair voert MSB aan dat het ook niet de bedoeling van partijen is geweest om een dergelijke overnameplicht overeen te komen. Een dergelijke verplichting zou immers met zich brengen dat, naast MSB , ook een ander lid - niet zijnde een pijnspecialist - een overnameplicht zou hebben, terwijl dat lid de vereiste medische kwalificaties mist en aldus de praktijk van [eiser] niet kan uitoefenen. [eisers] dient - gelijk de overige leden - het ondernemersrisico van de eigen praktijk te dragen.
4.3.
Bij de beoordeling van de primaire vorderingen van [eisers] gaat het om het antwoord op de vraag hoe artikel 6 van de Ledenovereenkomst moet worden uitgelegd. De rechtbank ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld op welke manier deze bepaling moet worden uitgelegd en vervolgens voor de vraag welke uitleg dan aan die bepaling moet worden toegekend. De uitleg van een contractuele bepaling vindt in beginsel plaats aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Bij die norm komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan een tussen hen geldende schriftelijke bepaling mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Die betekenis mag uit alle omstandigheden worden afgeleid. Een gevolg daarvan kan zijn dat wordt vastgesteld dat contractspartijen iets anders hebben bedoeld dan uit de tekst van een bepaling in hun schriftelijke overeenkomst lijkt te volgen. De CAO-norm vormt een uitzondering op de Haviltex-maatstaf. Bij toepasselijkheid van de CAO-norm moet de bedoeling van de contracterende partijen naar objectieve maatstaven worden uitgelegd. Dat wil zeggen dat de uitleg van een bepaling wordt gebaseerd op objectief kenbare gegevens, zoals de tekst van de relevante bepalingen of andere objectief vast te stellen factoren.
4.4.
De rechtbank overweegt dat de Ledenovereenkomst in hoge mate het karakter draagt van een standaardovereenkomst, waarbij de ene partij - in casu de medisch specialist – niet individueel heeft kunnen onderhandelen over de inhoud van die overeenkomst. Dit karakter volgt uit de aard van de overeenkomst. Het betreft een Ledenovereenkomst van een coöperatie, die voor alle leden in beginsel dezelfde rechten en plichten in het leven dient te roepen. De Ledenovereenkomst is op meer dan 400 medisch specialisten van toepassing, die - zoals door MSB onweersproken gesteld - niet allemaal bij de totstandkoming daarvan betrokken waren, maar die wel aan dezelfde Ledenovereenkomst gebonden zijn. Er is daarmee slechts zeer beperkt ruimte geweest voor een daadwerkelijke individuele onderhandeling over de inhoud van de Ledenovereenkomst. In een zodanig geval moet bij de uitleg van een beding in beginsel wel de bedoeling van partijen als uitgangspunt genomen worden, maar zal de CAO-norm sneller van toepassing zijn. Dat betekent dat de rechtbank de Ledenovereenkomst naar een meer geobjectiveerde norm dient uit te leggen. De rechtbank kent daarbij veel gewicht toe aan het in het artikel 6 van de Ledenovereenkomst beschreven beding in de context van de Ledenovereenkomst als geheel.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat in artikel 6 van de Ledenovereenkomst geen verplichting voor MSB is opgenomen om de Opdracht over te nemen. In het beding zelf zijn daarvoor geen tekstuele aanknopingspunten te vinden. Het in artikel 6 geformuleerde recht van een uittredend lid om de Opdracht
“over te dragen aan een ander Lid, dan wel het MSB ”geeft weer dat geen sprake is van een vrij over te dragen recht, maar dat de kring van partijen aan wie de Opdracht kan worden overgedragen beperkt is tot andere leden en MSB . Dit recht van een uittredend lid houdt niet in dat die Opdracht door MSB automatisch wordt of moet worden aanvaard, wanneer de Ledenovereenkomst wordt beëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank duidt het gebruik van de woorden
“over te dragen”erop dat daarvoor een separate aanvaardingshandeling van MSB vereist is, die in dit geval ontbreekt. De rechtbank ziet in de Ledenovereenkomst geen, en overigens ook niet in het daaraan verbonden Reglement, andere objectief vast te stellen factoren, die pleiten voor de door [eisers] gestelde overnameplicht van MSB . [eisers] heeft voorts nog aangevoerd dat de ratio van artikel 6 van Ledenovereenkomst op een overnameplicht zou duiden, maar hij heeft daarbij nagelaten, mede gelet op de betwisting van MSB , die stelling van een voldoende concrete onderbouwing te voorzien. De slotsom is dan ook dat artikel 6 van de Ledenovereenkomst geen overnameplicht voor MSB inhoudt. MSB is in zoverre dan ook geen uitgroeivergoeding aan [eisers] verschuldigd. De primaire vordering wordt afgewezen.
Ten aanzien van het subsidiair gevorderde:
4.6.
[eisers] grondvest zijn subsidiaire vordering in de eerste plaats op de stelling - kort gezegd - dat het concurrentiebeding van artikel 14.5 van de Ledenovereenkomst enerzijds en de regeling tot betaling van een uitgroeivergoeding anderzijds communicerende vaten zijn. Dat betekent volgens [eisers] dat een uittredend lid alleen aan het concurrentiebeding kan worden gehouden, wanneer bij de beëindiging van de Ledenovereenkomst aan hem de uitgroeivergoeding is voldaan. Nu MSB niet gehouden is een uitgroeivergoeding te betalen, komt haar ook geen beroep op het concurrentiebeding jegens [eisers] toe. In de tweede plaats vordert [eisers] vernietiging van het concurrentiebeding op grond van artikel 6:248 lid 2 BW. [eisers] stelt dat, gelet op zijn financiële belang daarbij, zijn recht op vrije arbeidskeuze prevaleert boven het belang van MSB bij handhaving van het concurrentiebeding.
4.7.
MSB betwist dat het concurrentiebeding en de betaling van een uitgroeivergoeding als communicerende vaten kunnen worden beschouwd. De tekst van artikel 6 jo. 14 lid 5 van de Ledenovereenkomst kent een dergelijke redactie niet en dat is ook niet de ratio achter de Ledenovereenkomst. MSB betwist voorts dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [eisers] aan het concurrentiebeding te houden. Het concurrentiebeding is noodzakelijk, omdat MSB nog steeds op zoek is naar een vervanger voor [eiser] en zij die vervanger een praktijk moet kunnen aanbieden. Er zijn daarnaast ten behoeve van de medisch specialisten investeringen in Zuyderland gedaan, die alleen kunnen worden terugverdiend indien een medisch specialist aan dat ziekenhuis verbonden is. Het concurrentiebeding is in de Ledenovereenkomst mede opgenomen ter bescherming van die gedane investeringen.
-
niet kunnen houden aan concurrentiebeding?
4.8.
Zoals de rechtbank hiervoor onder rechtsoverweging 4.4. reeds overwogen heeft, dient de Ledenovereenkomst naar een meer geobjectiveerde norm uitgelegd te worden. De rechtbank kent daarbij, nu andere objectieve factoren gesteld noch gebleken zijn, veel gewicht toe aan het in het artikel 14 lid 5 van de Ledenovereenkomst beschreven beding in de context van de Ledenovereenkomst als geheel. In de tekst van artikel 14.5 van de Ledenovereenkomst, noch elders in die overeenkomst, is enig (tekstueel) aanknopingspunt te vinden voor de door [eisers] bepleite stelling dat de betaling van een uitgroeivergoeding door MSB een vereiste zou zijn om hem aan dat concurrentiebeding te kunnen houden. De subsidiair onder A. gevorderde verklaring voor recht inhoudende dat [eisers] niet aan het concurrentiebeding gehouden kan worden, wordt dan ook afgewezen.
-
beroep op concurrentiebeding naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
4.9.
Of een beroep op een contractueel beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de aard en de verdere inhoud van de overeenkomst, de maatschappelijke positie en de onderlinge verhouding van partijen, de wijze waarop het beding tot stand is gekomen en de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest. Op [eisers] rust in dit geval de stelplicht, en bij gemotiveerde betwisting de bewijslast, van deze omstandigheden.
4.10.
MSB heeft gemotiveerd betwist dat het recht van [eisers] op vrije arbeidskeuze dient te prevaleren boven haar belang bij handhaving van het concurrentiebeding. MSB heeft in de eerste plaats aangevoerd dat partijen in de Ledenovereenkomst een concurrentiebeding overeengekomen zijn dat geen relatie legt tussen de betaling van een uitgroeivergoeding en het concurrentiebeding. Voorts heeft MSB haar belang bij handhaving van het concurrentiebeding van voldoende onderbouwing voorzien. Onder die omstandigheden had het op de weg van [eisers] gelegen haar beroep op artikel 6:248 lid 2 BW nader te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] , nu hij zulks heeft nagelaten, niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Aan bewijslevering komt de rechtbank daarom niet toe. Ook het subsidiair onder B gevorderde wordt derhalve afgewezen.
4.11.
Nu er geen gronden bestaan om [eisers] niet aan het concurrentiebeding ex artikel 14 lid 5 van de Ledenovereenkomst te houden, zullen ook de subsidiaire vorderingen onder C tot en met E worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van MSB worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
totaal € 1.742,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van MSB tot op heden begroot op € 1.742,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM