ECLI:NL:RBLIM:2020:5754

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
ROE 19/1574
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen huisnummerbesluit niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een huisnummerbesluit. Eiser, eigenaar van twee naast elkaar gelegen woningen, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de afzonderlijke huisnummers door de gemeente Maastricht. De gemeente had beide huisnummers ingetrokken en één huisnummer toegekend voor het geheel, wat eiser niet kon waarderen. Hij wilde dat de woningen als twee afzonderlijke objecten geregistreerd bleven, zodat hij in de toekomst geen vergunning voor woningsplitsing nodig zou hebben. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij met zijn beroep niet het doel kon bereiken dat hij voor ogen had. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van één verblijfsobject, aangezien de tussenmuur tussen de woningen was verwijderd. Dit betekende dat de woningen niet langer als aparte verblijfsobjecten konden worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende procesbelang was voor een inhoudelijke behandeling van het beroep, omdat de vraag of er sprake was van één of twee woningen niet in deze procedure kon worden beoordeeld. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van COVID-19 maatregelen, en is op dezelfde dag aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 19/1574

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , wonend te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J.M. Goumans),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigden: L.J.B. van Haaren en mr. M.E.J.M. Vorstermans-Rompelberg).

Procesverloop

Voorafgaand aan deze procedure heeft verweerder de afzonderlijke huisnummers [adres 1] en [adres 2] ingetrokken en in plaats daarvan huisnummer [adres 2] toegekend.
Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 6 november 2018 (hierna: het huisnummerbesluit) het huisnummer [adres 2] ingetrokken en huisnummer [adres 1] toegekend.
Bij besluit van 26 april 2019 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het huisnummerbesluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben, ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Opmerking vooraf
1. De wetsartikelen die in de uitspraak worden genoemd, staan in de bijlage.
Waar gaat deze uitspraak over?
2. Eiser is eigenaar van twee naast elkaar gelegen woningen. Het gaat om de woningen [adres 1] en [adres 2] in [plaats] . Eiser heeft op 8 november 2017 een principeverzoek gedaan voor de samenvoeging van de twee woningen tot één woning. In het verzoek is aangegeven dat de tussenliggende binnenmuren worden doorgebroken, maar dat het vooraanzicht van de woningen wordt behouden. Bovendien worden de voordeuren van beide woningen gehandhaafd.
2.1.
Op 8 december 2017 heeft verweerder een positief eindadvies gegeven naar aanleiding van het principeverzoek. In navolging daarop heeft eiser op 3 april 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. In de aanvraag heeft eiser vermeld dat hij een doorgang wil maken op de begane grond en op de eerste verdieping tussen beide woningen, maar dat de kadastrale huisnummers behouden blijven. Bij besluit van 12 juni 2018 (hierna: de omgevingsvergunning heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2.2.
Bij besluit van 15 juni 2018 heeft verweerder de afzonderlijke huisnummers [adres 1] en [adres 2] ingetrokken en aan het hele pand het huisnummer [adres 2] toegekend. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser tegen dit besluit, heeft verweerder bij beslissing op bezwaar van 23 oktober 2018 beslist dat het besluit van 15 juni 2018 wordt ingetrokken en dat een afzonderlijk besluit zal worden genomen waarin huisnummer [adres 1] (in plaats van nummer [huisnummer adres 2] ) zal worden toegekend. Dat is gebeurd in het huisnummerbesluit dat onderwerp is van het onderhavige geschil.
Wat is de reden voor het bestreden besluit?
3. Verweerder kent ieder verblijfsobject een eigen huisnummer toe. Daarbij wordt gekeken naar de kleinst mogelijke verblijfseenheid die kan worden afgebakend. Volgens verweerder zijn de [adres 1] en [adres 2] door het weghalen van de binnenmuur niet langer als aparte verblijfsobjecten te beschouwen. Van twee woningen is één woning gemaakt. Omdat sprake is van nog maar één verblijfsobject, heeft verweerder de beide huisnummers (nummers [huisnummer adres 1] en [huisnummer adres 2] ) ingetrokken en één nieuw huisnummer toegekend. Eerst was dit nummer [huisnummer adres 2] en nu in het bestreden besluit is dit nummer [huisnummer adres 1] .
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3.1.
Eiser vindt dat de voorbereiding van het bestreden besluit onzorgvuldig is geweest. Verweerder heeft volgens eiser onvoldoende de wensen van eiser onderzocht en verweerder heeft ten onrechte niet gewezen op de consequenties van de inwilliging van het verzoek om de binnenmuren van de woningen te mogen doorbreken.
3.2.
De woningen moeten volgens eiser nog steeds worden beschouwd als twee zelfstandige verblijfsobjecten waarvoor een eigen huisnummer kan worden verkregen. Beide woningen kunnen worden afgebakend en hebben een eigen toegang. Kadastraal zijn de woningen nog steeds apart geregistreerd en de woningen beschikken over eigen nutsvoorzieningen. Bovendien is het niet de bedoeling van eiser geweest om de woningen blijvend samen te voegen.
Kan de rechtbank toekomen aan een inhoudelijke behandeling van het beroep?
4. Voordat de rechtbank een beroep inhoudelijk kan behandelen, moet zij onder andere ambtshalve onderzoeken of sprake is van voldoende procesbelang. Als voldoende procesbelang ontbreekt, is het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld.
4.1.
Voldoende procesbelang is volgens vaste rechtspraak alleen dan aanwezig als het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. [1]
4.2.
Eiser stelt dat hij al jaren eigenaar is van de woning aan de [adres 1] . Toen de woning ernaast, nummer [huisnummer adres 2] , te koop kwam te staan, heeft hij de woning om twee redenen gekocht. De eerste reden is dat er meer ruimte zou zijn zolang de kinderen van eiser nog thuis wonen. De twee reden is dat het huis als beleggingsobject kan worden verhuurd of verkocht als de kinderen uit huis gaan. Dat eiser de tussenmuur heeft verwijderd, is dus slechts tijdelijk van aard. Als de kinderen uit huis gaan, wil eiser de tussenmuur weer optrekken. Eiser stelt er belang bij te hebben dat de woningen als twee afzonderlijke objecten blijven geregistreerd, omdat verweerder een restrictief beleid voor woningsplitsing hanteert.
4.3.
Het doel dat eiser voor ogen staat, is dat de woningen als twee afzonderlijke objecten blijven geregistreerd zodat later geen vergunningaanvraag nodig is voor woningsplitsing. Dit doel kan eiser echter niet bereiken met het ingestelde beroep tegen het huisnummerbesluit. In het kader van het huisnummerbesluit moet namelijk worden nagegaan of sprake is van één of van twee verblijfsobjecten. [2] In het kader van woningsplitsing en woningsamenvoeging moet worden nagegaan of sprake is van één of twee woningen. [3]
4.4.
Een verblijfsobject wordt gedefinieerd als de “kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is”. Een woning wordt gedefinieerd als “een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen, waaronder minimaal een toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel”.
4.5.
In deze procedure kan de rechtbank enkel vaststellen of sprake is van één of van twee verblijfsobjecten. De rechtbank kan in deze procedure dan ook niet beoordelen of sprake is van één of van twee woningen en al helemaal niet of eiser op een later moment een omgevingsvergunning zal krijgen voor een eventuele woningsplitsing. De definities die in de toepasselijke regelgevingen voor respectievelijk een verblijfsobject en een woning worden gegeven zijn materieel gezien niet gelijk en zij zijn ook niet op elkaar van invloed. Met andere woorden: een oordeel in deze procedure over de vraag of sprake is van één of van twee verblijfsobjecten, heeft geen enkele invloed op een latere beoordeling van de vraag of sprake is van één of van twee woningen.
4.6.
Dit betekent dat eiser met het beroep tegen het bestreden besluit niet het doel dat hem voor ogen staat kan bereiken. Om die reden wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie en proceskosten
4.7.
Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk omdat eiser met zijn beroep niet het doel kan bereiken dat hij voor ogen heeft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. T. Dohmen, rechter, in aanwezigheid van J. Bruin, griffier
.
Deze uitspraak is gedaan op: 4 augustus 2020
Als gevolg van maatregelen rondom het COVID-19 virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken, tenzij openbaarmaking voor die tijd op een andere manier heeft plaatsgevonden.
de griffier is verhinderd te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 4 augustus 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 20019, 2500 EA Den Haag). De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de dag van verzending van de uitspraak.
BIJLAGE
De Wet basisregistratie adressen en gebouwen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
m. verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is;
[…]
Het Facetbestemmingsplan ‘Woningsplitsing en woningomzetting’
Artikel 1.7 woning:
een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen, waaronder minimaal een toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.

Voetnoten

1.Bij wijze van voorbeeld van die vaste rechtspraak noemt de rechtbank de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:210.
2.Artikel 1, aanhef en onder m, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (hierna: de Wet bag).
3.Artikel 1.7 van het Facetbestemmingsplan ‘Woningsplitsing en woningomzetting’.