ECLI:NL:RBLIM:2020:5691

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
C/03/264525 / HA ZA 19-262
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vordering en proceskostenveroordeling in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft eiser zijn vorderingen ingetrokken, wat betekent dat er geen geschil meer resteert tussen partijen. Gedaagde heeft herhaaldelijk aangegeven belang te hebben bij een afwijzend vonnis, maar nu er geen vordering meer is, kan de rechtbank hier niet op beslissen. Het enige resterende geschil betreft de proceskosten. Gedaagde heeft verzocht om de proceskosten te vergoeden, en eiser heeft aangegeven bereid te zijn deze kosten te dragen.

Gedaagde heeft daarnaast verzocht om een verhoging van het liquidatietarief met 1,0 punt, omdat zowel de doorhaling als de eiswijziging op tenminste 0,5 punt kunnen worden gewaardeerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen buitengewone omstandigheden zijn die een afwijking van het liquidatietarief rechtvaardigen. De rechtbank kent 0,5 punt toe voor de antwoordakte, maar geen punten voor het bezwaar, aangezien dit niet als een akte in de zin van het Procesreglement wordt beschouwd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank eiser in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.438,50. Dit vonnis is uitgesproken door mr. Y.J.C.A. Roeffen op 5 augustus 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/264525 / HA ZA 19-262
Vonnis van 5 augustus 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. S. Smeets te Venlo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.F. Stelten te Steyl.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verwijzingsvonnis van de kantonrechter van 15 mei 2019;
  • de akte uitlating aan de zijde van [gedaagde] ;
  • de akte uitlating aan de zijde van [eiser] ;
  • de akte vermeerdering c.q. wijziging van eis in conventie met producties 8, 9 en 10;
  • het B-formulier Doorhaling aan de zijde van [eiser] ;
  • het B-formulier Bezwaar tegen verzoek wederpartij aan de zijde van [gedaagde] ;
  • het rolbericht van 30 april 2020;
  • de antwoordakte eiswijziging tevens inhoudende akte uitlating voortzetting procedure met productie 11;
  • het B-formulier Niet geregeld verzoek waarin [eiser] aangeeft zijn vorderingen in te trekken;
  • het B-formulier Niet geregeld verzoek waarin [gedaagde] (eind)vonnis vraagt;
  • het B-formulier Niet geregeld verzoek waarin [eiser] vonnis vraagt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser] heeft de door hem ingestelde vorderingen ingetrokken. De rechtbank begrijpt dit aldus dat [eiser] op deze vorderingen geen beslissing meer wenst en dat daarover dus geen geschil resteert. [gedaagde] heeft meerdere keren aangegeven belang te hebben bij een afwijzend vonnis, doch nu er geen vordering resteert is er voor de rechtbank niets waarover zij (al dan niet afwijzend) kan beslissen.
2.2.
Het in deze procedure resterende geschil tussen partijen betreft enkel nog de proceskosten. [gedaagde] vordert – samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de proceskosten. [eiser] heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te dragen.
2.3.
Met betrekking tot het salaris van de advocaat verzoekt [gedaagde] de rechtbank om het liquidatietarief te verhogen met 1,0 punt omdat zowel de “doorhaling” als de “eiswijziging” op tenminste 0,5 punt kunnen worden gewaardeerd. De rechtbank begrijpt het verzoek van [gedaagde] aldus dat zij minimaal 0,5 punt wenst voor haar bezwaar tegen het verzoek om doorhaling en minimaal 0,5 punt voor de antwoordakte eiswijziging tevens inhoudende akte uitlating voortzetting procedure.
2.3.1.
Hoewel het liquidatietarief een niet-bindende richtlijn is, acht de rechtbank in dit geval geen buitengewone omstandigheden aanwezig om van het liquidatietarief af te wijken. Bij buitengewone omstandigheden moet worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatig procederen. Dat [eiser] één dag na indiening van de akte vermeerdering c.q. wijziging van eis in conventie om doorhaling van de procedure heeft verzocht, betekent niet dat daarvan sprake is.
2.3.2.
Uit hetgeen overwogen in rechtsoverweging 2.3.1 volgt dat voor de antwoordakte 0,5 punt wordt toegekend en voor het bezwaar geen punten. Het bezwaar is namelijk een bericht in de zin van artikel 1.2 onderdeel h Procesreglement civiele dagvaardingszaken rechtbanken (zaken die zijn betekend vóór 1 oktober 2019) en geen akte in de zin van artikel 1.2 onderdeel g van datzelfde Procesreglement.
2.4.
Aangezien [eiser] de door hem ingestelde vorderingen heeft ingetrokken, zal de rechtbank hem in de proceskosten te veroordelen. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 81,00
- salaris advocaat €
1.357,50(2,5 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.438,50

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.438,50,
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: CL