In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Limburg, is op 30 juli 2020 een vonnis uitgesproken door de kantonrechter in kort geding. De zaak betreft een vordering tot opheffing van beslag, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiseres sub 1 moeten worden voorgelegd aan een kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de opheffing van het beslag enkel kan worden gevraagd bij de rechter die het beslag heeft opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juli 2020 heeft de kantonrechter partijen op de hoogte gesteld van haar voornemen om zich ambtshalve onbevoegd te verklaren. Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen dit voornemen, wat heeft geleid tot de beslissing van de kantonrechter om de zaak te verwijzen naar de voorzieningenrechter van de handelskamer van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht.
De kantonrechter heeft in haar beslissing benadrukt dat de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt, ambtshalve zal worden verwezen. Tevens is er aandacht besteed aan de kosten die partijen na verwijzing verschuldigd zijn, waaronder een verhoogd griffierecht voor eiseres sub 1 en griffierecht voor gedaagde. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat partijen in het vervolg van de procedure alleen kunnen procederen bij advocaat. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 30 juli 2020 door mr. I.M. Etman.