Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
- overzicht van gegevens uit Iolan betreffende de aanwezigheidsregistratie in de PI van [verweerder] over de periode 11 januari 2017 tot 11 januari 2018
- dienstroosters van [verweerder] over de periode 11 januari 2017 tot 11 januari 2018
- uitdraai P-direct, met betrekking tot de ingediende reisdeclaraties van [verweerder]
- salarisstroken van [verweerder] over 2017
- gespreksverslag met [verweerder]
12 februari 2020, te kennen gegeven dat de declaraties mogelijk verband houden met achterstallige declaraties als gevolg van langdurige ziekte.
3.Het geschil
I. de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden primair op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en subsidiair op grond van artikel 671b lid 1, onderdeel b, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW,
3.2. [verweerder] voert verweer. Indien de kantonrechter overgaat tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, verzoekt [verweerder] om rekening te houden met de geldende opzegtermijn en aan hem een transitievergoeding toe te kennen.
4.De beoordeling
Bij een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de zogenoemde e-grond moet de werkgever aannemelijk maken dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en dat dit zodanig ernstig is dat van hem in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Er moet sprake zijn van aan de werknemer toerekenbare verwijtbaarheid. Enkel de mate van verwijtbaar handelen of nalaten is bepalend voor de vraag of sprake is van een redelijke grond voor ontslag (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 7, p. 43). Er wordt getoetst aan de onwil of moedwil van de werknemer, niet aan diens onkunde of onmacht. Bij de beoordeling van het verzoek om ontbinding op de e-grond dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen
Niet valt in te zien dat indien de Staat zich daartoe zou inspannen, normalisatie van de arbeidsverhoudingen in de rede zou liggen. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan het extra laten controleren van eventuele reisdeclaraties die door (of namens) [verweerder] worden ingediend of eventueel het zelfs tijdelijk ontzien van [verweerder] bij het maken van reizen waarvoor een declaratie mag worden ingediend. Zonder nadere inspanningen op dit gebied om te komen tot normalisatie van de arbeidsverhoudingen, acht de kantonrechter het nog te prematuur voor het oordeel dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat enkel ontbinding van de arbeidsovereenkomst nog in de rede ligt.