Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
verwerende partij in het verzoek.
1.De procedure
2.De feiten
- stukken die zijn overhandigd door [naam 3] waaronder ook bankafschriften ter beschikking gesteld door [verweerder] ;
- overzicht van gegevens uit Iolan betreffende de aanwezigheidsregistratie in de PI van [verweerder] en [naam 2] over de periode 2016-2019
- dienstroosters van [verweerder] over de periode 2016-2019
- uitdraai P-direct, met betrekking tot de ingediende reisdeclaraties van [verweerder] van 2010 tot juli 2019
- salarisstroken van [verweerder] over de periode april 2017 tot en met juli 2018
- nog beschikbaar zijnd berichtenverkeer tussen [verweerder] en [naam 2]
- gespreksverslagen met [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , getuige [naam 2] en [verweerder] .
3.Het geschil
I. de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden primair op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en subsidiair op grond van artikel 671b lid 1, onderdeel b, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW,
4.De beoordeling
Bij een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de zogenoemde e-grond moet de werkgever aannemelijk maken dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en dat dit zodanig ernstig is dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Er moet sprake zijn van aan de werknemer toerekenbare verwijtbaarheid. Enkel de mate van verwijtbaar handelen of nalaten is bepalend voor de vraag of sprake is van een redelijke grond voor ontslag (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 7, p. 43). Er wordt getoetst aan de onwil of moedwil van de werknemer, niet aan diens onkunde of onmacht. Bij de beoordeling van het verzoek om ontbinding op de e-grond dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen.
De consequenties die de Staat verbindt aan de onjuist ingediende reisdeclaraties, acht de kantonrechter echter een te rigide benadering in deze zaak. Zoals hiervoor reeds uiteen is gezet, moet bij de beoordeling of een ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gerechtvaardigd, naar alle omstandigheden van het geval worden gekeken. De Staat heeft dat naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans onvoldoende, gedaan.
hield [verweerder] voor dat hij hem moest helpen, omdat anders het gezin van [naam 2] in gevaar zou zijn. [naam 2] verklaart dienaangaande ook dat hij [verweerder] had voorgelogen door te zeggen dat zijn vrouw ernstig ziek was. [naam 2] heeft aldus ingespeeld op de emoties van [verweerder] , die nota bene op dat moment zelf een zieke vrouw thuis had zitten, en waartegen [verweerder] op dat moment geen weerstand kon bieden. Bovendien blijkt uit overige verklaringen die BI bij het onderzoek heeft betrokken, waaronder de verklaring van de broer van [verweerder] , dat [verweerder] mensen altijd wilt helpen en daarbij niet kan inzien wanneer er misbruik van hem wordt gemaakt. Dat hier sprake van is geweest, is naar het oordeel van de kantonrechter evident. Op grond van het voorgaande en hetgeen zich hierover verder nog verder in het dossier bevindt acht de kantonrechter het meer dan aannemelijk dat [verweerder] door toedoen van zijn leidinggevende [naam 2] onder een dusdanige psychische druk is komen te staan dat hij niet bij machte was daar weerstand aan de bieden.
Niet valt in te zien dat indien de Staat zich daartoe zou inspannen, normalisatie van de arbeidsverhoudingen in de rede zou liggen. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan het extra laten controleren van eventuele reisdeclaraties die door (of namens) [verweerder] worden ingediend of eventueel het zelfs tijdelijk ontzien van [verweerder] bij het maken van reizen waarvoor een declaratie mag worden ingediend. Uit de bijgevoegde verklaringen bij het rapport van BI blijkt bovendien dat collega’s graag met [verweerder] samenwerken en ook uit de verslagen van de functioneringsgesprekken blijkt dat [verweerder] naar behoren functioneerde. Zonder nadere inspanningen om te komen tot normalisatie van de arbeidsverhoudingen, acht de kantonrechter het nog te prematuur voor het oordeel dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat enkel ontbinding van de arbeidsovereenkomst nog in de rede ligt.