ECLI:NL:RBLIM:2020:5605

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1543
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen subsidiebesluit door een niet-aanvrager

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Argus Buurtplatform Statenkwartier (eiseres) en het college van Gedeputeerde Staten van Limburg (verweerder) over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een subsidiebesluit. De zaak betreft een subsidieaanvraag van de gemeente Maastricht voor een project, waarbij verweerder de subsidie heeft vastgesteld op € 165.841,10. Eiseres, die betrokken was bij de uitvoering van het project, heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat haar kosten van € 30.463,15 niet subsidiabel zijn verklaard.

Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres volgens verweerder niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres is immers niet de aanvrager van de subsidie en heeft geen direct belang bij het subsidiebesluit, aangezien haar belang slechts afgeleid is van de gemeente Maastricht. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij wel degelijk een rechtstreeks belang heeft, omdat de kosten niet subsidiabel zijn verklaard.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres geen concurrentiebelang heeft en niet geraakt wordt in een fundamenteel belang. Het financiële belang van eiseres is juridisch gezien slechts een afgeleid belang, wat betekent dat zij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het subsidiebesluit. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en bevestigd dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, en is openbaar uitgesproken, hoewel niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 19/1543
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2020 in de zaak tussen
Stichting Argus Buurtplatform Statenkwartier, te Maastricht, eiseres,
en
het college van Gedeputeerde Staten van Limburg, verweerder
(gemachtigden: D.M.P.M. Narinx en P.J.M. Lardinois).
Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de subsidie voor het project “ [naam project] ” vastgesteld.
Bij besluit van 15 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2020. Namens eiseres zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1. Naar aanleiding van een subsidieaanvraag van de gemeente Maastricht van 2 december 2013 voor het project ‘ [naam project] ’ heeft verweerder bij het primaire besluit de subsidie vastgesteld op een bedrag van € 165.841,10. Hierbij heeft verweerder, gelet op de bevindingen van de accountant, de kosten van buurtplatform Argus (eiseres) van € 30.463,15 niet subsidiabel geacht.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat eiseres niet als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Aangezien voor het project aan de gemeente Maastricht subsidie is verleend, is slechts sprake van een afgeleid belang. Eiseres is alleen betrokken bij de uitvoering van het project en is niet (mede) de aanvrager en ontvanger van de subsidie.
3. Eiseres voert in beroep aan -kort samengevat- dat zij wel degelijk een rechtstreeks belang heeft bij het subsidiebesluit, nu daarin is opgenomen dat de kosten van eiseres niet subsidiabel zijn.

4.De rechtbank overweegt als volgt.

Op grond van de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb kan een belanghebbende bezwaar maken respectievelijk beroep instellen tegen een besluit.
Artikel 1:2, eerste lid, Awb definieert de belanghebbende als degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om van een rechtstreeks belang te kunnen spreken moet er volgens vaste rechtspraak een voldoende direct geraakt belang zijn. In de eis van direct geraakt belang komt tot uitdrukking dat er een voldoende causaal verband moet zijn tussen de gevolgen van een besluit en de belangen van een partij.
Op grond van vaste jurisprudentie kan als belanghebbende bij een besluit tot subsidieverlening alleen worden aangemerkt de aanvrager van die subsidie en eventueel een derde op grond van zijn concurrentiepositie (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2258)
5. Vast staat dat eiseres onderhavige subsidie niet (mede) heeft aangevraagd. Eiseres is ook niet de ontvanger van de subsidie. Verder is niet in geschil dat eiseres geen concurrentiebelang heeft bij onderhavig besluit tot subsidieverlening (eiseres is immers geen concurrent van de subsidieontvanger). Ook wordt eiseres niet geraakt in een fundamenteel belang, in die zin dat bijvoorbeeld mensen hun baan verliezen door het bestreden besluit. De opgegeven uitgaven zien met name op de aanschaf van apparatuur en dergelijke.
6. Het financiële belang van eiseres is juridisch slechts een afgeleid belang, dat speelt in de relatie tussen eiseres en de gemeente Maastricht, en geen direct door het bestreden besluit geraakt belang. Dit maakt eiseres daarom, hoewel de rechtbank er begrip voor heeft dat eiseres dit anders voelt, juridisch geen belanghebbende bij het bestreden besluit.
7. Over het betoog van eiseres ter zitting dat zij (eerder) ook een subsidie-aanvraag heeft ingediend bij verweerder overweegt de rechtbank dat zij alleen over het bestreden besluit kan oordelen en dit besluit heeft (uitsluitend) betrekking op de aanvraag door de gemeente. Indien eiseres van mening is dat verweerder niet op haar aanvraag heeft beslist, staan daar andere rechtsmiddelen tegen open.
8. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt. Dit betekent dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

9.Het beroep is ongegrond.

10.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2020
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 30 juli 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.