ECLI:NL:RBLIM:2020:5514

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
03.019142.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meervoudige afpersingen en diefstallen met geweld

Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder afpersingen en diefstallen met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een reeks gewelddadige misdrijven, waarbij slachtoffers onder bedreiging van geweld en met gebruik van wapens gedwongen werden tot afgifte van geld en goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hadden voor de slachtoffers, die vaak psychische schade ondervonden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moesten worden vergoed. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, en de rechtbank heeft de verdachte aangespoord om na te denken over zijn gedrag tijdens zijn detentie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.019142.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 30 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum en plaats] 1998,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.J. Woodrow, advocaat kantoorhoudende te Tilburg.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 juli 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: op 28 november 2018 een diefstal in vereniging heeft gepleegd door goederen weg te nemen die toebehoren aan [slachtoffer 1] ;
Feit 2: op 21 december 2018 samen met een ander of anderen [slachtoffer 2] heeft afgeperst door hem (onder bedreiging) met geweld te dwingen tot afgifte van onder meer een sleutel;
Feit 3: op 25 december 2018 samen met een ander of anderen een diefstal met geweld dan wel met bedreiging met geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of op 25 december 2018 samen met een ander of anderen [slachtoffer 3] heeft afgeperst door hem (onder bedreiging) met geweld te dwingen tot afgifte van € 1.500,-;
Feit 4: op 24 november 2018 samen met een ander of anderen [slachtoffer 4] heeft afgeperst door hem (onder bedreiging) met geweld te dwingen tot afgifte van onder meer een hoeveelheid geld;
Feit 6: op 24 november 2018 samen met een ander of anderen een diefstal met geweld dan wel met bedreiging met geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] .
Feit 7: op 24 november 2018 opzettelijk samen met een ander of anderen 2 tanks lachgas heeft verduisterd;
Feit 8: op 29 december 2018 samen met een ander of anderen [slachtoffer 5] heeft afgeperst door hem (onder bedreiging) met geweld te dwingen tot afgifte van een portemonnee met geld en/of een mobiele telefoon;
Feit 9: in de periode van 1 december 2017 tot en met 23 december 2017 samen met een ander of anderen [slachtoffer 6] heeft afgeperst door hem (onder bedreiging) met geweld te dwingen tot afgifte van een mobiele telefoon en/of € 300,-;
Feit 10: meermalen in de periode van 21 december 2018 tot en met 18 januari 2019 samen met een ander of anderen geld heeft weggenomen door middel van een valse sleutel, te weten een bank/pinpas met de daarbij behorende pincode.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bewijsverweren gevoerd en stelt zich op het standpunt dat de verdachte van de tenlastegelegde feiten 2 t/m 4, 6 en 8 t/m 10 dient te worden vrijgesproken, als verwoord in het schriftelijk pleidooi. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder 1 en 7.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen. De rechtbank zal, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend het feit te hebben begaan en er geen vrijspraak is bepleit, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 349 t/m 350;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2019, doorgenummerde dossierpagina’s 351 t/m 352;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2019, doorgenummerde dossierpagina’s 360 t/m 362.
Feit 2
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] staat het volgende gerelateerd.
Op 21 december 2018 om 20.00 uur was ik samen met [naam 1] . Wij hadden afgesproken met [verdachte] omdat ik nog geld terug zou krijgen. [naam 1] had contact met [verdachte] via WhatsApp en zo spraken ze een locatie af. Deze locatie was voor frietkraam [naam 2] op de [adres 2] te Venlo. Wij zagen aan de overzijde van de voornoemde frietkraam een auto staan [..]. Wij schudden de hand van [verdachte] en de onbekende jongen (bestuurder). Ik ben vervolgens alleen in de auto gestapt. De auto waar het om gaat betreft een Mercedes A-klasse, lichtgrijs van kleur, nieuwste type, Nederlands kenteken, het betrof een huurauto van Sixt. Dit laatste werd mij door die jongens verteld. We reden weg richting de binnenstad van Venlo. Ter hoogte van het Valuas college wisselde ze van bestuurder. [verdachte] ging nu rijden en die onbekende jongen zat erlangs als bijrijder. Wij reden richting Horst. Toen we net op de A73 richting Horst reden vroeg de onbekende jongen of hij mijn telefoon ook nog mocht bekijken. Ik zag dat hij vervolgens de ING bank app opende. Die onbekende jongen vroeg mij toen de inlogcode. Ik vroeg waarom ze deze wilde hebben. Die jongen verhief toen zijn stem en zei dat ik dat wachtwoord moest geven. Ik zei nog steeds 'waarom moet je die hebben, geef mijn telefoon terug'. Ik zat op de achterbank, in het midden, en hing een beetje naar voren tussen de twee voorste stoelen in. De jongen draaide zich vervolgens om en sloeg mij met kracht, met zijn rechter vuist op de linkerkant van mijn gezicht en zei dat ik de inlog moest geven. Ik ervaarde hierdoor pijn. Ik was oprecht bang. Ik heb mijn inlog, 30090 gegeven aan die jongen. We kwamen vervolgens in een woonwijk en stopte bij een woning. Uit die woning kwam een jongen, de nader te noemen Horst jongen. Die jongen stapte vervolgens naast mij in. Hij vroeg in de auto meteen 'en wie ben jij'. De Horst jongen begon te schreeuwen tegen de andere jongens en meteen daarop begon hij mij te slaan. Hij sloeg met volle kracht, met zijn vuisten tegen mij aan. Hij sloeg hard tegen mij lichaam en richting mijn hoofd. Ik botste, door de kracht waar hij mee sloeg, met mijn linkeroor tegen de raam aan. Ik ervaarde hierdoor veel pijn. Hij bleef even doorslaan. De onbekende jongen (bijrijder) begon weer over de ING app. Hij kreeg niet te zien wat hij wilde zien. Hierop begon die Horst jongen mij weer met volle kracht, met vuisten te slaan. De Horst jongen zei tegen mij dat ik mijn bankpas en creditcard moest geven. De creditcard is van mijn moeder, maar deze kun je wel in de app zien. Ik zei dat ik deze niet bij me had. Die Horst jongen flipte toen weer uit. Hij begon weer met volle kracht met zijn vuisten tegen mij aan te slaan. Hij sloeg zo hard dat mijn muts van mijn hoofd af ging en deze gooide hij door de auto. Hij stopte met slaan toen de jongen voorin zei ' hij heeft die niet, laat hem met rust'. Ze vroegen aan mij waar de creditcard was. Ik zei dat die thuis lag, bij mijn moeder. Ze vroegen toen of er iemand bij mij thuis was. Ik zei dat er niemand thuis was. Hun zeiden dat we naar mijn huis zouden rijden om die te halen. De Horst jongen stapte in als bijrijder. De onbekende jongen stapte in als bestuurder en [verdachte] stapte achterin, naast mij. Ik zei vervolgens dat mijn pinpas in mijn scooter lag en dat deze in de stad in Venlo stond. Die Horst jongen begon weer te flippen en met kracht tegen mij aan te slaan. Vanuit deze parkeerplaats reden we terug richting Venlo. Die bestuurder reed heel hard. We reden inmiddels op wat bosachtige wegen. Op dat moment belde [naam 1] op mijn telefoon. [verdachte] pakte hierop een mes uit zijn nektasje. Ik zag dat dit een groot opklapbaar mes was. Het was zag dat het een vlindermes betrof. [verdachte] klapte het mes open. Ik schat dat het lemmet ongeveer 15 tot 20 centimeter was. Ik zag dat het handvat zwart was en het lemmet zilverkleurig. Het ging allemaal heel snel. [verdachte] hield het mes tegen de huid van mijn keel. [verdachte] zat rechts van mij. In zijn linkerhand hield hij mijn telefoon vast. In de rechterhand hield hij het mes vast tegen de linkerkant van mijn keel. Hij zei tegen mij dat ik gewoon rustig moest zeggen tegen [naam 1] dat ik thuis was en het geld had gekregen. [verdachte] hield de telefoon tegen mijn rechteroor. Ik acht [verdachte] ertoe in staat om daadwerkelijk mij te verwonden met het mes. Ik kreeg [naam 1] aan de telefoon en heb gezegd wat ik moest zeggen. Vervolgens is er weer opgehangen en haalde [verdachte] het mes weer van mijn keel af. De Horst jongen zei ' het is maar beter voor je dat je niks zei, anders was je nooit meer thuis gekomen '. [verdachte] vraagt hierop aan mij hoe ik met de app, via de creditcard, geld overmaak. Ik zei dat ik dit niet wist en dat dit volgens mij niet kan. [verdachte] had het mes nog altijd vast en richtte het mes weer met de punt van het mes richting mij. Hij zei 'leg uit hoe dat moet'. Vervolgens begonnen ze over dat ik me gedeisd moest houden als we bij de scooter bij de ING bank waren. [verdachte] zei als ik niet mee zou werken zoals zij wilden, dan zou ik niet meer thuis komen. Ik zag dat hij uit zijn nektasje een pistool haalde. Ik was doodsbang, bang dat hij mij iets aan zou doen met het pistool. [verdachte] hield het pistool nonchalant losjes in zijn rechterhand en bewoog er een beetje mee op en neer. Ik voelde mij echt bedreigd, dit voelde ik al vanaf dit alles begon en ook met het mes. Maar het pistool maakte het echt nog meer dreigend. Ik zou alles doen wat ze aan mij op zouden dragen. Ik zei dit ook tegen ze. Ik kan het pistool als volgt omschrijven: een zwartkleurig pistool. Het pistool is vergelijkbaar met een politiepistool. Ik kon niet anders zeggen dat het een echt pistool betrof. Na mijn weten was de loop van het pistool open. [verdachte] deed vervolgens het pistool weer terug in het tasje. We reden vervolgens naar de Keulsepoort. Voor de ING bank stapte de Horst jongen uit en deed zijn capuchon over zijn hoofd. Die Horst jongen had de sleutel van mijn scooter, die heb ik gegeven nadat ik verteld had dat deze in de buddy van de scooter lag. Hij probeerde bij de ING bank de buddyseat te openen. Ik wilde hem gaan helpen en probeerde om de deur open te maken. De deur ging open. [verdachte] ging over mij heen hangen. Hij zei op een gewelddadige toon dat ik moest blijven zitten. Hij pakte weer het mes uit zijn nektasje en hield het zo onopvallende/ laag mogelijk in mijn richting. De Horst jongen had de buddyseat leeg gehaald en kwam weer terug de auto in. Ze vroegen meteen 'waar is dat pasje, waar is dat pasje'. Ik wees waar het pasje zat, deze zat achter alle andere pasjes. Ze hadden mijn pinpas hierop gepakt. De bestuurder trok fors op richting de Deken van Oppensingel. Ik wist dat de deur aan mijn zijde open was, dus ik bedacht me geen moment en opende de deur en liet mezelf uit de auto vallen. [verdachte] pakte mij nog vast aan mijn jas, waardoor ik voelde dat deze scheurde. We zagen op internetbankieren dat er 250,- euro was gepind om 21.24 uur bij de ABN Amro bank in Horst.
Ik kan de Horst jongen omschrijven: Marokkaans type, lange donkerblauwe jas van het merk Canada Goose met bontmuts en logo op de linker mouw, zwart kort krullend haar, normaal postuur en ongeveer 180 a 185 meter groot.
Ik kan de onbekende jongen als volgt omschrijven: Marokkaans type, lichtblauw trainingspak, kort krullend haar stond iets hoger op het hoofd en opgeschoren aan de zijkant, mollig postuur en Ongeveer 175 meter groot.
[verdachte] had een wit T-shirt aan. Op de borst stond een brons/bruine print met wat tekst.
Er zijn verschillende goederen van mij ontvreemd, namelijk:
- mobiele telefoon, merk Iphone 8 plus;
- pinpas, ING bank, rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [slachtoffer 2] ;
- scootersleutel;
- geld € 250.
Ik heb een kras onder mijn rechteroog door het mishandelen van de Horst jongen. Tevens heb ik door de val letsel opgelopen. Mijn linker enkel heeft een schaafwond en doet erg pijn als ik hierop sta. Op mijn linkerknie heb ik een schaafwond en de knie doet zeer. Op mijn linkerheup/-bil heb ik een schaafwond. Op mijn handen heb ik enkele wondjes.
In het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 1] staat het volgende gerelateerd.
We spraken af dat [slachtoffer 2] zijn eigen scooter neer zou zetten bij de ING want daar stonden camera's. [slachtoffer 2] zei dat hij bang was en dat er weer iets kon gebeuren. Ik stelde voor dat hij niet met zijn eigen scooter er naar toe ging en dat hij ook niets bij zich zou hebben. [slachtoffer 2] stapte vanaf de ING bij mij op de scooter en hij zat achterop.
We kwamen bij de friettent en [verdachte] zat in een auto. Het was een grijze auto. [verdachte] zat achter het stuur. Er zat nog iemand langs hem. Hij had een capuchon op en een bril. Ik ken die hele jongen niet. Ze waren met zijn tweeën. [verdachte] vroeg aan ons of we in wilde stappen en dat ze zouden gaan pinnen. [slachtoffer 2] stapte in de auto en ik wilde [slachtoffer 2] ook niet alleen laten. De auto reed weg en ik reed op de scooter achter de auto aan. Ik heb [slachtoffer 2] toen ik wachtte bij de ING geappt waar hij bleef.
V: Heb jij op vrijdagavond 21 december 2018 gebeld met [slachtoffer 2] , toen [slachtoffer 2] in de auto
stapte waarin [verdachte] ook zat?
A: Ja ik heb hem een paar gebeld maar kreeg de voicemail. Hij belde mij terug en hij zei dat hij thuis was en dat hij zijn geld terug had. Ik kreeg wel het gevoel dat het niet goed was.
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , brigadier van politie , staat het volgende gerelateerd.
Op zondag 23 december 2018 te 16.50 uur heb ik de camerabeelden bekeken van de camera van stadstoezicht gemeente Venlo, en wel de camera welke staat op de Keulsepoort. Deze camera staat vast en kijkt uit op de Keulsepoort te Venlo. Op beeld is aan de linkerzijde de ABN bank te zien. In het midden van het beeld is de ING bank te zien en rechts in beeld is de taxi standplaats te zien. Ik heb de beelden bekeken van 21 december 2018. Hierop is het volgende te zien:
- te 21.10 uur en 01 seconden komt er vanaf de Deken van Oppensingel een grijze Mercedes type A aan rijden. Deze rijdt in de richting van de Parade en bij het aldaar gelegen standbeeld draait hij zich.
- te 21.10 uur en 25 seconden stopt voornoemde Mercedes voor de ING bank. Vervolgens
loopt er een persoon in de richting van de ING bank en is daar enkele seconden bezig.
Niet duidelijk te zien wat er precies gebeurd omdat een grote boom en verkeersbord het zicht belemmerd.
- te 21.10 uur en 40 seconden rijdt de Mercedes weg in de richting van de Deken van Oppensingel.
- te 21.10 uur en 45 seconden gaat het linker achterportier open en springt een jongen uit de rijdende Mercedes. Hij komt ten val en staat snel op. De Mercedes rijdt door de Deken van Oppensingel op.
- te 21.10 uur en 54 seconden spreekt de jongen die uit de auto is gesprongen een man en vrouw aan. Deze lopen echter door. De jongen raapt zijn verloren schoen van straat op en rent in de richting van de Parade.
In het proces-verbaal uitkijken camerabeelden ABN AMRO te Horst staat het volgende gerelateerd.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , verklaar het volgende: Op 22 december 2018 werd er door [slachtoffer 2] aangifte gedaan ter zake diefstal met geweld gepleegd. De aangever heeft een bijlage toegevoegd van betreffende pintransactie bij zijn aangifte. Hieruit bleek dat er gepind is bij het geldautomaat van de ABN AMRO, terminal S1M469. De pintransactie vond plaats op vrijdag 21 december 2018 omstreeks 21:24 uur.
Door mij werden de camerabeelden van de geldautomaat van de ABN AMRO gevestigd aan de Steenstraat 15 te Horst op 10 januari 2019 bekeken. Hieruit is mij het volgende gebleken:
Camerapositie is gezien vanaf de rechterkant naast de betreffende geldautomaat.
- 21 :23:36 uur: De verdachte komt van rechts het camerabeeld ingelopen. Opvallend is dat de verdachte voorovergebogen loopt richting de geldautomaat. Tevens draagt hij een capuchon over zijn hoofd kennelijk met de bedoeling onherkenbaar te blijven. In de rechterhand houdt de verdachte een betaalpas vast. Naar alle waarschijnlijkheid betreft dit de ING betaalpas van [slachtoffer 2] .
- 21:23:39 uur: Door verdachte wordt gepind. Op de linkerbovenmouw van de jas van de verdachte is een merkteken te zien. Het merkteken is gelijkend op dat van Canada Goose.
- 21:24:12 uur: Naar aanleiding van het passeren van een passant draait de verdachte zich om. Opvallend is een soort van embleem op de achterzijde van de jas, onder de capuchon (rood omcirkelt).
- 21:24:13 uur: Verdachte draait zich weer terug richting de geldautomaat.
- 21:24:33 uur: De verdachte stopt iets in zijn linkerbroekzak met zijn linkerhand. Vermoedelijk is dit het gepinde geldbedrag van 250 euro.
- 21 :24:54 uur: De verdachte draait zich weg van de geldautomaat en stopt tijdens het lopen iets in zijn linkerbroekzak met zijn linkerhand.
In het proces-verbaal bevindingen 3 verdachten staat het volgende gerelateerd.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , verklaar het volgende:
Op 22 december 2018 deed [slachtoffer 2] aangifte. In de politiesystemen staat een persoon geregistreerd onder de naam [verdachte] . Volgens BVI-IB geld de volgende signalementsomschrijving voor [verdachte] : Noord Afrikaans/ Arabisch uiterlijk; Corpulent/ vadsig; Zwart kort glad haar; 1.84 meter lang; 21 jaar oud. [verdachte] zat als bijrijder in een personenauto op de afgesproken plaats. Er zat een voor [slachtoffer 2] onbekende man als bestuurder in de personenauto. In de personenauto werd [slachtoffer 2] verteld dat de personenauto waarin ze reden, gehuurd was bij SIXT. Het ging om een Mercedes A klasse, nieuwste type, voorzien van een Nederlands kenteken. Op een gegeven moment wisselen [verdachte] en de onbekende man kennelijk van plek en werd de NN bijrijder. [slachtoffer 2] verklaarde dat de NN verdachte zich op enig moment omdraaide en hem met kracht in het gezicht sloeg.
Door mij werd naar aanleiding van bovenstaande gegevens omtrent de NN verdachte de medeverdachten, [naam 3] en [medeverdachte] , van [verdachte] in de zware mishandeling op [adres 4] te Venlo bekeken. Door mij werd in het systeem [medeverdachte] bekeken en ik zag dat er een foto beschikbaar was. De foto van [medeverdachte] vertoont grote overeenkomsten met de omschrijving van de aangever [slachtoffer 2] . Op 7 januari 2019 ontving politiemedewerker [verbalisant 3] een videofragment van de moeder van [slachtoffer 2] . Hierbij werd aangegeven dat [slachtoffer 2] de video van een ander had gekregen en dat de tweede verdachte zichtbaar was op de video. De verdachte zou [medeverdachte] genoemd worden. Door mij werd de video bekeken en ik herkende hierop verdachte [medeverdachte] .
Op 23 december 2018 werd door de politiemedewerkers in Rotterdam een personenauto van het merk Mercedes-Benz, kleur grijs en voorzien van het Duitse kenteken [nummer 2] gecontroleerd. Dit voertuig had geparkeerd gestaan aan de Wijnhaven 12 te Rotterdam, ter hoogte van het IBIS hotel. De bestuurder bleek te zijn: [medeverdachte] . Verdere inzittenden waren: [naam 4] en [verdachte] . Bij [verdachte] werd in de linkerjaszak een vlindermes aangetroffen. Het voertuig bleek te zijn gehuurd bij verhuurbedrijf SIXT. Op het huurcontract stonden [verdachte] en [medeverdachte] als bestuurders.
Op vrijdag 4 januari 2019 werd een grijze Mercedes-Benz voorzien van Duits kenteken [nummer 2] gecontroleerd door politiemedewerkers te Rotterdam. De politiemedewerkers hebben vervolgens het kenteken gecontroleerd en hieruit bleek hen dat het voertuig betrokken was bij een zware mishandeling en een chantage. Tevens bleek het voertuig gehuurd te zijn bij verhuurbedrijf SIXT. De bestuurder betrof [verdachte] . De bijrijder betrof [medeverdachte] .
Door [slachtoffer 2] werd verklaard dat op een gegeven moment hij samen met [verdachte] en de tweede verdachte naar Horst zijn gereden. Daar werd een derde verdachte opgehaald, de Horst jongen. Deze Horst jongen zou uit een van de percelen zijn gekomen ergens in het centrum van Horst. Later is hij gaan rondrijden in Horst en herkende hij de Prinses Beatrixstraat te Horst als zijnde de straat waar de Horst jongen werd opgehaald en uit de woning kwam lopen. Het zou mogelijk kunnen gaan om de percelen [nummer 3] . Door mij werden deze percelen bekeken en ik zag dat op perceel Prinses Beatrixstraat [nummer 3] te Horst recent (mei 2018) was aangehouden: [naam 3] . [naam 3] is een van de verdachte in de zware mishandeling gepleegd tussen 30 december 2018 en 31 december 201. Hij is toen aangehouden samen met [medeverdachte] en [verdachte] . Uit bovenstaand zou kunnen worden geconcludeerd dat de Horst jongen [naam 3] is. [slachtoffer 2] verklaarde verder over deze Horst jongen dat hij opgefokt over kwam en dat hij hem veelvuldig geslagen heeft. De pinner die het geldbedrag van 250 euro van de rekening van [slachtoffer 2] gepind heeft droeg een Canada Goose jas. Dit zou dan gaan om de Horst jongen/derde verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich op 21 december 2018 in de auto bevond met [slachtoffer 2] . De verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder was van de auto, een Mercedes, gehuurd bij Sixt. Er is gereden naar Horst en Venlo. Er is gestopt in de buurt van een pinautomaat. Er ontstond in de auto een ruzie over geld en lachgas. [slachtoffer 2] is uiteindelijk uit zichzelf de auto uitgesprongen.
Conclusie
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en overtuigend. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam 1] dat de afspraak, die ging over geld, met (onder meer) [verdachte] heeft plaatsgevonden en dat aangever hem ook heeft teruggebeld met de boodschap dat hij thuis was en het geld had gekregen. Aangever heeft ook gebeld met [naam 1] . Verder wordt de verklaring van aangever ondersteund door de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] die tijdens het uitlezen van de camerabeelden (ABN AMRO Keulsepoort te Venlo) zag dat aangever uit een rijdende auto is gesprongen. De verklaring van aangever dat hij werd bedreigd met een vlindermes door de verdachte vindt steun in de omstandigheid dat de verdachte op 23 december 2018 te Rotterdam door de politie is gecontroleerd en dat tijdens de controle een vlindermes bij de verdachte aantroffen. Verder vindt de verklaring van aangever dat van zijn rekening geld is gepind rond 21:24 uur bij de ABN AMRO bank in Horst steun in de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] die bij het uitlezen van de camerabeelden rond genoemd tijdstip een persoon ziet pinnen, die een jas aan heeft met het merkteken van Canada Goose, welke jas overeenkomt met de beschrijving van aangever van een van de verdachten, de zogenaamde Horst jongen. De verdachte heeft overigens zelf verklaard dat hij zich in de auto bevond met [slachtoffer 2] en dat zich in de auto een ruzie afspeelde. De verklaring van de verdachte dat hij geen aandeel had in het geweld/bedreiging met geweld jegens de aangever acht de rechtbank niet geloofwaardig. Deze verklaring wordt eerst pas ter zitting naar voren gebracht en vindt geen steun in het dossier of anderszins. Voor het overige is de verklaring thans niet verifieerbaar.
Hieruit volgt dat het bewijs weliswaar grotendeels berust op de verklaring van de aangever, in het bijzonder wat betreft de geweldshandelingen, maar dat de betrokkenheid van verdachte ook uit andere bronnen blijkt welke de verklaring van aangever ondersteunen. Voorts is de verdediging in de gelegenheid geweest de aangever nader te horen. Hiermee wordt voldaan aan het wettig bewijsminimum, welke bewijsmiddelen de rechtbank overtuigend acht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer 2] hebben afgeperst, op de wijze als onder 3.4 weergegeven.
Feit 3
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] staat het volgende gerelateerd .
Op dinsdag 25 december 2018 omstreeks 18:35 uur kreeg ik een bericht via Instagram van een bekende van mij. Dit was [medeverdachte] . Ik weet niet hoe hij met de achternaam
heet. Ik ken hem van mijn vorige school. Hij zat bij mij op Gilde Opleidingen in Venlo-zuid. Ik heb toen zijn telefoonnummer gekregen. Dit was [nummer 4] .
Er is toen afgesproken dat hij mij rond 22:00 uur kwam ophalen. Vlak van te voren heeft hij mij gebeld. Ik zag dat hij in mijn straat stond. Hij zat in een nieuw model Mercedes. Deze was voorzien van een Duits kenteken. Ik moest achterin gaan zitten. Op de bijrijdersstoel zag ik dat een bekende van mij zat. Dit was [naam 5] . Ik weet verder zijn achternaam niet. Ik ken [naam 5] ook van mijn vorige school.
We reden in deze auto vervolgens een paar straten verder in Reuver. Ik zag dat hier [verdachte] instapte. Hij ging naast mij achter op de achterbank zitten. Ik ken [verdachte] ook van het ROG. Ik kreeg meteen een paar klappen van [verdachte] . Hij sloeg mij meerdere keren met kracht en gebalde vuist op diverse plekken op de rechterzijde van mijn lichaam. Ik kroop in elkaar. Ik ondervond meteen pijn van deze klappen. Ten gevolge van deze klappen heb ik pijn aan mijn rechterzijde van mijn hoofd, rechter arm en rechter been. Ik hoorde dat hij zoiets zei dat ik een voorval van twee jaar geleden niet moest doorvertellen.
Twee jaar geleden had hij mij ook geld afhandig gemaakt. Dit was 500 euro. Hij vroeg nu ook aan mij geld. In eerste instantie weigerde ik dit. Ik kreeg toen weer klappen. Uiteindelijk heb ik mijn portemonnee gepakt en hem mijn geld gegeven. Dit was 1500 euro. De bijrijder, [naam 5] , heeft mij ook klappen gegeven vanuit de bijrijdersstoel. Ik ondervond hiervan pijn. Ondertussen waren wij aan het rijden. Ik vroeg waar dit allemaal voor was. Er werd mij gevraagd om mijn pinpas. Hierna werd mij gevraagd om mijn pincode. Ik wilde deze niet geven. Ik voelde dat ik vervolgens nog meer klappen kreeg. Ik zag dat ik deze klappen kreeg van [naam 5] en [verdachte] . Ik kroop in elkaar op de achterbank. Ik ondervond pijn van deze klappen. Ik voelde vervolgens dat er een hard voorwerp op mijn hoofd werd gedrukt. Uiteindelijk heb ik mijn pincode gegeven. Ik zag dat we inmiddels in Tegelen waren. De auto werd geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van de pinautomaat Rabobank In de Beeten. Ik zag dat [naam 5] mijn sjaal en muts afpakte. Ik zag dat [medeverdachte] deze gebruikte om zijn gezicht te bedekken. Ik zag dat [medeverdachte] uitstapte en met mijn pinpas geld pinde uit de automaat. Hierna stapte [medeverdachte] weer in en reden we verder. Ik werd hierna uit de auto getrokken bij het tankstation Total gelegen aan de Venloseweg te Tegelen.
Ik ben van hieruit terug naar huis gelopen in Reuver. Toen ik thuis was ben ik niet naar binnen gegaan. Ik ben in mijn auto gaan zitten en heb de politie gebeld. Ik heb op mijn bankierenapp gezien dat er 460 euro gepind is geworden. Er is om 22:42 uur gepind. Dit was dus bij de pinautomaat Rabobank in Tegelen. In totaal is mij dus 1960 euro afgepakt.
De verdachten [verdachte] , [medeverdachte] en [naam 5] worden herkend aan de hand van foto’s die door aangever naar de politie zijn gestuurd en welke zijn vergeleken met foto’s van de verdachten in de politiesystemen.
In het proces-verbaal van verdenking staat het volgende gerelateerd .
Op woensdag 26 december 2018 deed [slachtoffer 3] aangifte. De aangever een foto van [naam 5] en screenshots van [naam 5] en van het interieur van de Mercedes waarin ze zaten, doorgemaild. Tevens blijkt dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] op 4 januari 2019 door collega’s uit Rotterdam te Rotterdam werden staande gehouden terwijl zij, met nog een persoon, in een personenauto zaten. Zij reden in een grijze Mercedes, type A180D, met Duits kenteken: [nummer 2] .
Modus operandi
De rechtbank overweegt dat -volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad- met de term schakelbewijs een bewijsvoering wordt aangeduid, waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de uit één of meer bewijsmiddelen blijkende omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze (het complex van gedragingen) waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Geen steun in het recht vindt de opvatting dat voor een dergelijke bewijsvoering moet worden vastgesteld dat tot de bewezenverklaring van in elk geval één van de feiten kan worden gekomen zonder dat daarvoor mede bewijsmiddelen worden gebezigd die betrekking hebben op een ander feit.
Bij een gelijke modus operandi is het dus mogelijk om het bewijs voor de verschillende tenlastegelegde feiten niet apart te beoordelen maar juist in onderlinge samenhang. De rechtbank is van oordeel dat uit de tenlastegelegde data volgt dat de feiten 1 tot en met 8 en het daarmee samenhangende feit 10 binnen een relatief korte periode, namelijk in de periode van november en december 2018, hebben plaatsgevonden en dat de daders met betrekking tot de verweten afpersingen/gekwalificeerde diefstallen met (bedreiging met) geweld een specifiek patroon volgden.
De slachtoffers zijn namelijk (verre) bekenden van één van de verdachten en worden door de verdachten met een smoes benaderd voor een afspraak. Wanneer het slachtoffer en de verdachten elkaar treffen, wordt het slachtoffer ‘verzocht’ om in de auto van de verdachten te stappen. In twee gevallen (feit 7 en 9) stapt verdachte bij het slachtoffer in de auto. Vervolgens rijden verdachten met het slachtoffer in de auto weg ’waardoor het slachtoffer geen regie meer heeft over de situatie en hij zich niet meer aan de situatie kan onttrekken. Opvallend hierbij is dat verdachten na het ten laste gelegde feit 2, waarbij het slachtoffer aan de situatie heeft kunnen ontkomen door de deur van de rijdende auto te openen en zich uit de auto te gooien, een kinderslot hebben geactiveerd. De verdachten maakten in die periode gebruik van een gehuurde Mercedes met een Duits kenteken. Tijdens de autorit slaat de sfeer om en wordt grimmig en agressief. Het slachtoffer wordt geslagen, gestoten en bedreigd met geweld. Het doel van de verdachten is om de pinpas en de pincode van het slachtoffer te verkrijgen. Soms worden geldbedragen eerst via de bank app op de telefoon van het slachtoffer van de spaarrekening overgezet naar de betaalrekening Met de pinpas wordt vervolgens gepind. Verder worden de contante gelden die het slachtoffer bij zich had afgenomen. Mocht onverhoopt geen of onvoldoende geld op de rekening staan dan wordt zelfs getracht om kennissen van het slachtoffer zover te krijgen dat er geld op de rekening van het slachtoffer wordt gestort. De verdachten, althans een van hen worden vaak door het slachtoffer herkend.
Conclusie
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en overtuigend. Zijn verklaring wordt ondersteund door de herkenning van de verdachten door de politie en het gegeven dat verdachte samen met anderen later in een Mercedes met Duits kenteken is staande gehouden in Rotterdam. De modus operandi is gelijk aan andere feiten op de tenlastelegging en die kan daarmee dienen als extra bewijsmiddel, zodat aan het wettelijk bewijsminimum wordt voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen in samenhang met de beschreven modus operandi waarin essentiële punten worden benoemd die overeenkomen met de overige verweten afpersingen - wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer 3] hebben afgeperst en met (bedreiging met) geweld bestolen, op de wijze als onder 3.4 weergegeven.
Feiten 4 en 6
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] staat het volgende gerelateerd.
Ik heb een eigen bedrijfje in de verkoop van onder andere lachgas genaamd [naam 6] . Op zaterdag 24 november 2018 om 13.58 uur appte de jongen mij die mij gister om mijn nummer had gevraagd. Dat was dus de bestuurder van de Belgische auto. Hij appte me met het volgende nummer: [nummer 5] . Ik sprak met hem af dat hij 3 tanks (2 x 10 kilo en 1 x 7,5 kilo) voor 500 euro en 300 euro borg zou kopen.
Op zaterdag 24 november 2018 om 21.30 stond ik bij de McDonalds. Toen ik met [naam 7] op de parkeerplaats stond kwamen de jongens die gisteren in de Belgische auto zaten aangelopen waar ik mee had afgesproken via de app.
De jongen die op vrijdag de bestuurder van de auto met het Belgische kenteken was
vroeg aan mij of zij met mij mee mochten rijden om het geld op te halen waarmee ze
wilde betalen. Van te voren wist ik niet dat zij geen geld bij zich zouden hebben. Ik
ging ervan uit dat ze geld bij zich zouden hebben. Ik hoorde de bestuurder van vrijdag zeggen dat het geld bij een vriend thuis zou liggen. Hij vroeg of wij daar naar toe konden rijden. Ik heb daarmee ingestemd. Beide jongens zijn vervolgens bij mij in de auto gestapt. De bestuurder van vrijdag is bij mij voorin komen zitten. Vervolgens navigeerden ze mij naar een woonwijk. In deze woonwijk vroegen ze me om te stoppen. Ik stopte de auto bij een flat voor de ingang.
Ik hoorde de jongen die naast mij zat opeens zeggen: ga je mij verlinken of woorden van deze strekking. Ik antwoordde dat ik dat niet had gedaan. Ik kende de jongens niet dus ik had ook niets te verlinken. Ik zag dat hij een mes uit zijn rechter jaszak haalde. Van tevoren zag ik hem al een aantal keren in zijn jaszak grijpen. Het was een soort vlindermes, dit mes klapte hij open. Het was een zilverkleurig mes. Hij zette het mes op mijn hand ter hoogte van mijn vingers. Ik hoorde hem zeggen: "als je niet alles geeft maak ik littekens", of woorden in gelijke strekking. Ik ga je vinger er af snijden of woorden in gelijke strekking. Ik weet het niet meer zeker. Ik gaf hem het wisselgeld wat ik bij me had. Dit was ongeveer 40-50 euro. Ik hoorde dat hij zei dat hij meer wilde. De jongen die achterin zat stapte vervolgens uit en kwam naar mij toe gelopen. Hij maakte het portier open en begon me wild te fouilleren. Deze jongen zette ook een vuist op mijn gezicht, hierna stootte hij me een aantal keer in
mijn gezicht. Ik hoorde hem zeggen: ga alles geven wat je hebt. Hij haalde de 360 euro uit mijn broekzak. Ik had het idee dat ze nog niet tevreden waren. De jongen achterin wilde dat ik mijn Rabobank app liet zien zodat hij kon kijken wat daarop stond. Ik hoorde hem zeggen dat hij wilde dat ik ging pinnen. Ik kon dit voorkomen door de telefoon terug in mijn zak te duwen. De jongen die naast me zat met het mes probeerde mijn sleutel uit het contact te halen. Dit probeerde ik te voorkomen. Op een bepaald moment deed ik net of ik een beetje in paniek raakte. Hierop stapte de jongen met het mes uit de auto. De andere jongen bleef zeggen dat hij meer wilde hebben. Deze jongen keek vervolgens nog overal in mijn auto. Op dit moment heb ik snel de auto kunnen starten en heb ik weg kunnen rijden. Toen ben ik heel snel weggereden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met anderen op 24 november 2018 aanwezig was op de parkeerplaats van de Mc Donalds te Tegelen. De verdachte wilde lachgas kopen. De verkoper wilde hen volgens de verdachte meer laten betalen dan [naam 7] . Zij kregen ruzie in de auto van de verkoper. De verdachte schold de verkoper uit. Toen de verdachte zijn telefoon uit zijn broekzak wilde pakken viel het mes op de grond. Het mes sprong open. Dat mes is door de politie later in beslag genomen. De verdachte heeft de verkoper niet geslagen, aldus de verdachte. De verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij de tanks met lachgas heeft meegenomen.
Conclusie
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en overtuigend. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte. De verdachte verklaart echter dat buiten de scheldpartij er geen geweld noch bedreiging met geweld heeft plaatsgevonden. De rechtbank hecht aan dat gedeelte van de verklaring van de verdachte geen geloof, omdat deze geen steun vindt in het procesdossier of anderszins. Verdachte is pas op de terechtzitting met deze lezing gekomen, waardoor die, anders dan voor wat betreft zijn aanwezigheid en onenigheid ter plaatse, geenszins verifieerbaar is.
Hieruit volgt dat het bewijs weliswaar grotendeels berust op de verklaring van de aangever, in het bijzonder wat betreft de geweldshandelingen, doch dat de betrokkenheid van verdachte ook uit andere bronnen blijkt te weten de verklaring van verdachte en de gehanteerde modus operandi Voorts is de verdediging in de gelegenheid geweest de aangever nader te horen. Hiermee wordt voldaan aan het wettig bewijsminimum, welke bewijsmiddelen de rechtbank overtuigend acht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer 4] hebben afgeperst en met geweld en bedreiging met geweld geld hebben weggenomen van aangever, op de wijze als onder 3.4 weergegeven.
Feit 7
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen. De rechtbank zal, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend het feit te hebben begaan en er geen vrijspraak is bepleit, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2020;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 27 november 2018 doorgenummerde dossierpagina’s 333 t/m 337.
Feit 8
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] staat het volgende gerelateerd.
Op zaterdag 29 december 2018 had ik afgesproken met [naam 8] , een vriend van mij. We zouden samen naar Nijmegen gaan naar de shishalounge. Van [naam 8] had ik begrepen dat er nog 2 andere jongens mee zouden gaan. Ik meen dat ik rond de klok van 19.00 uur opgehaald werd. Ik werd opgehaald bij de Rabobank in Grubbenvorst. Ik wilde namelijk eerst nog even pinnen. Voordat ik in de auto stapte had ik een geldbedrag van 50 euro gepind. Dat briefje heb ik in mijn zwarte portemonnee geduwd. Ik werd opgehaald met een lichtgrijze Mercedes. Die was gehuurd in Duitsland. Ik weet wel dat het een witte kentekenplaat was met zwarte letters. Het was een Duitse kentekenplaat.
De bestuurder ken ik onder de naam [medeverdachte] . Mijn vriend [naam 8] zat rechts voor in, naast de bestuurder. Achter [naam 8] zat een andere jongen. Ze hebben mij een naam gezegd die klonk als " [naam 9] " (fon) Ik kende deze [naam 9] en [medeverdachte] wel van gezicht. Ik ben een keer eerder naar Eindhoven geweest met een aantal gasten en daar waren deze [naam 9] en [medeverdachte] toen ook bij. [medeverdachte] woont in de wijk Vossener in Blerick; gemeente Venlo. Waar [naam 9] woont weet ik niet. Ik ben achter de bestuurder in de lichtgrijze Mercedes ingestapt.
Nadat ik ingestapt was reed [medeverdachte] richting Horst. Onderweg daar naar toe hoorde ik dat
[naam 8] berichten kreeg op zijn mobiele telefoon. Die berichten gingen over het alarm
wat thuis afging. [naam 8] vertelde ook in de auto dat het alarm die dag vaker was afgegaan en daarom wilde hij naar huis om het na te kijken. [medeverdachte] reed toen die Duitse Mercedes naar MIX; een jongerenontmoetingsplek in Horst.
Daar hebben wij [naam 8] afgezet. Wij zijn toen met zijn drie-en weggereden. Ik zat nog
steeds achter de bestuurder en die [naam 9] zat naast mij.
Voor mij leek het erop dat we richting snelweg reden. In de auto hoorde ik [naam 9]
tegen mij zeggen dat ik hem verraden had bij de politie. Ik was verbaasd. Meteen daarna zag en voelde ik dat [naam 9] mij begon te slaan. Ik zag en voelde dat hij met gebalde vuist tegen de linkerzijde van mijn gezicht aan sloeg. Dat deed hij een keer of 4.
Toen ik daar die vuistslagen tegen mijn gezicht kreeg hoorde ik dat beide mannen tegen mij begonnen te schreeuwen. In de Nederlandse taal schreeuwden ze tegen mij dat ik mijn jaszakken moest leegmaken en mijn mobiele telefoon moest inleveren. Ik wilde dat niet doen en vroeg waarom? Toen kreeg ik van [naam 9] wederom een vuistslag tegen mijn gezicht. Ook nu trof hij weer de linkerzijde van mijn gezicht. Het waren rake klappen die ik kreeg. Daarbij voelde [naam 9] met zijn handen over de zakken van mijn jas en broek. Ik moest van [naam 9] mijn portemonnee aan hem geven. Dat heb ik gedaan omdat hij mij dreigde dat hij mij nog vaker zou slaan. Ik kon nergens heen want op dat moment reden wij over de snelweg in de richting van Nijmegen. Ook had ik al gevoeld dat de autodeur op slot was. Nadat [naam 9] het geld en mijn Rabobankpas uit mijn beurs had weggenomen kreeg ik mijn beurs terug. Mijn mobiele telefoon hield ik vast. Dat hadden ze ook gezien. Ze vroegen de code van mijn telefoon. De code heb ik niet gegeven. Ik heb wel middels mijn vingerafdruk de telefoon voor hun geopend en afgegeven omdat ze mij anders meer klappen zouden geven. Beiden riepen constant tegen mij dat ik moest meewerken want anders zou ik meer klappen krijgen. Ik kon niks. Ik kon geen kant op. Later ben ik er achter gekomen dat ze vanuit de auto naar [naam 8] geappt hebben dat we niet naar Nijmegen zouden gaan maar dat ze mij thuis afgezet hadden. We zijn toen van de snelweg afgegaan en zijn binnendoor naar Venray gereden. Een van hun heeft nog via google map gekeken waar de dichtstbijzijnde Rabobank was. Wij zijn doorgereden naar Venray. [medeverdachte] parkeerde de Mercedes in de buurt van een Rabobank die nabij het centrum staat. In de auto vroegen beiden naar mijn pincode. Ik heb mijn pincode gegeven omdat ik bang was dat ik in elkaar geslagen zou worden of mogelijk nog erger. [medeverdachte] is toen bij die bank gaan pinnen. Die [naam 9] bleef naast mij in de auto zitten. [medeverdachte] kwam naar een paar minuten terug en zei dat het niet lukte om te pinnen. Toen is [medeverdachte] weer achter het stuur gaan zitten en zijn we naar Grubbenvorst gereden. In Grubbenvorst is maar een Rabobank en die ligt naast de Jan Linders. Ik zag dat [medeverdachte] de Mercedes op dezelfde plaats parkeerde als daarvoor toen [naam 8] er nog in zat. In de auto hebben ze via mijn telefoon nog op mijn Rabobankrekening gekeken. Dat hebben ze eigenlijk constant gedaan. Ze zagen dus dat er geld op stond. In Grubbenvorst was het [medeverdachte] die weer ging pinnen. Toen [medeverdachte] weer in de auto plaatsnam hoorde ik dat hij met [naam 9] in een vreemde taal sprak. Ik hoorde hun zeggen dat ik een vriend moest bellen, zeggen dat ik opgepakt was in Duitsland met rijden onder invloed van weed, en dat die vriend dan 550 euro voor mij moest overmaken zodat ik die boete in Duitsland kon betalen. Ik moest dus net doen als of ik geen geld had op mijn bankrekening. Ik heb toen [naam 10] gebeld. Die kreeg ik alleen via app te pakken maar die had geen geld voor mij. Ik heb daarna [naam 11] gebeld. Hij heeft 2 keer 275 euro op mijn bankrekening gestort. Iedere keer dat die 275 euro er op stonden ging [medeverdachte] pinnen en haalde hij meteen die 275 euro er af.
De eerste keer lukte het hem ( [medeverdachte] ) om 750 euro te pinnen van mijn bankrekening.
De 2e keer heeft hij 270 euro gepind. De 3e keer lukte het niet omdat het paslimiet
te laag was. de 4e keer lukte het toen weer wel omdat de paslimiet verhoogd was en
toen hebben ze 280 euro van mijn bankrekening afgehaald.
Een dag later of een week later werd ik gebeld op mijn mobiele telefoon. Het was [medeverdachte]
die belde en zich ook als [medeverdachte] voorstelde. Hij zei dat hij die 250 euro wilde hebben.
Op dat moment zat ik naast mijn moeder op de bank. Mijn moeder heeft toen mijn
telefoon opgenomen en een gesprek gevoerd met [medeverdachte] . In dat gesprek, dat ging over het
al dan niet betalen van die 250 euro, hield [medeverdachte] mijn moeder voor dat als ik niet zou
betalen hun al mijn tanden uit mijn gezicht zouden slaan.
De moeder van [slachtoffer 5] bevestigt het verhaal van haar zoon over het telefoongesprek.
Tijdens het onderzoek naar deze feiten werden onder andere de historische
verkeersgegevens opgevraagd van de telefoonnummers die te relateren waren
aan de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] .
De verdachte [verdachte] was in de periode 23-11-2018 tot en met
06-01-2019 vermoedelijk de gebruiker van het (pre-paid) telefoonnummer
[nummer 6] .
De telefoon straalt de masten aan in Grubbenvorst en Venray in de buurt waar de verdachten [slachtoffer 5] hebben opgepikt (Grubbenvorst) en waar de Rabo pinautomaten staan (Grubbenvorst en Venray).
In het proces-verbaal van verdenking staat het volgende gerelateerd.
Op vrijdag 25 januari 2019, werd door het slachtoffer [slachtoffer 5]
aangifte gedaan.
Onderzoek dader(s):
Onderzoek naam [medeverdachte] in de wijk Vossener.
Op woensdag 23 september 2015 te 11:42 uur werd als verdachte ter zake fietsendiefstal gehoord:
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1999
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Hier verklaarde [medeverdachte] het volgende:
Ik heet [medeverdachte] . Ik word [medeverdachte] genoemd. Door mijn ouders word ik [medeverdachte] genoemd. Mijn Nederlandse vrienden noemen mij dan [medeverdachte]
Genoemde [medeverdachte] staat ingeschreven op het adres: [adres 3] te Venlo.
Ik zag op Google Maps dat deze straat ligt in Venlo in de wijk Vossener.
In de aangifte gaf [slachtoffer 5] de navolgende omschrijving van de jongen die hij
[naam 9] noemde:
Ik zag in als omschrijving in het politiecomputersysteem van deze [verdachte] staan.
Ik zag dat het signalement van deze [verdachte] overeenkwam met het opgegeven signalement
van de dader door aangever [slachtoffer 5] .
Verder reden de verdachten volgens de aangever in een lichtgrijze Mercedes, gehuurd in Duitsland. Uit ingesteld politieonderzoek is gebleken dat genoemde verdachten eerder een grijze Mercedes hadden gehuurd in Duitsland en dat beiden verdachten op het huurcontract stonden. Op 23 december 2018 werden [verdachte] en [medeverdachte] gecontroleerd door de politie in Rotterdam. Er werd toen een huurcontract aangetroffen waarop beiden namen stonden vermeld.
Conclusie
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en overtuigend. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam 12] , die de afspraak met hem bevestigt. Verder wordt zijn verklaring ondersteund door de pintransacties die hebben plaatsgevonden bij de Rabo pinautomaten. De verdachten [verdachte] en [medeverdachte] worden aan de hand van een signalement herkend door de politie na onderzoek in het politiesysteem. Tevens wordt bevestigd door de politie dat beide verdachten later in een Mercedes met Duits kenteken zijn staande gehouden in Rotterdam. Aangever verklaart ook over een Mercedes met Duits kenteken. Het huurcontract van de auto staat op beider naam. Uit de historische telecomgegevens blijkt verder dat de gsm van [verdachte] op 29 december 2018 de zendmasten aanstraalt op de plekken waar [slachtoffer 5] is opgehaald en waar de pinautomaten staan in Venray en Grubbenvorst.
Hieruit volgt dat het bewijs weliswaar grotendeels berust op de verklaring van de aangever, in het bijzonder wat betreft de geweldshandelingen, doch dat de betrokkenheid van verdachte ook uit andere bronnen blijkt. Hiermee wordt voldaan aan het wettig bewijsminimum, welke bewijsmiddelen de rechtbank overtuigend acht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer 5] hebben afgeperst, op de wijze als onder 3.4 weergegeven.
Feit 9
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] staat het volgende gerelateerd.
Begin december 2017 kreeg in een vriendschapsverzoek via Snapchat van [verdachte] . Deze had ik geaccepteerd. Hij schreef me een bericht en zei tegen mij dat hij me nodig had. Hij wilde met me praten. Ik zocht er op dat moment niets achter. Dit omdat ik zijn broer goed ken. Ik ken zijn broer van het voetballen en ken [verdachte] dus ook. Ik zocht er dus ook niets verkeerds achter, dat hij met me af wilde spreken.
We maakten een afspraak om elkaar te zien bij de KFC in Venlo. Het was in ieder geval begin december 2017. Wij troffen elkaar buiten op de parkeerplaats. Op het moment dat ik daar aankwam, zag ik dat een zwarte auto staan. Ik zag dat [verdachte] als bijrijder in deze auto zag. Een andere jongen zat achter het stuur, maar ik kende deze jongen niet. Ik had hem nog nooit gezien.
Op het moment dat ik daar aan kwam rijden, zag ik dat [verdachte] uit de zwarte auto stapte en mijn richting op kwam gelopen. Ik parkeerde in de directe nabijheid van deze zwarte auto. [verdachte] stapte vervolgens bij mij in de auto. Ik moet zeggen dat ik er vanaf dat moment al geen goed gevoel bij had. Het voelde gewoon niet fijn. Ik voelde meteen een soort van boosheid bij [verdachte] . [verdachte] stapte dus in mijn auto. Omdat ik het niet vertrouwde, wilde ik de auto starten en weg rijden. Deze kans kreeg ik niet. Op het moment dat ik weg wilde rijden, trok [verdachte] aan de handrem van de auto. Hierdoor stopte de auto met rijden en sloeg deze af. [verdachte] pakte direct de autosleutel uit het contact. De andere jongen zat op dat moment nog steeds in de auto. [verdachte] zei tegen mij dat ik in de andere auto moest komen zitten. Ik zei tegen hem dat ik dit niet deed. Hij begon mij te bedreigen en zei dat ik in de auto moest komen. Anders zou hij allerlei dingen met me gaan doen. Ik zag dat de andere jongen, die nog als bestuurder in de auto zat, ook uit wilde stappen. Ik besloot toen toch maar om uit te stappen en in de andere auto te gaan zitten. Ik was op dat moment ook bang en wist niet wat er ging gebeuren. [verdachte] had ook nog steeds de autosleutel, dus ik kon ook geen kant op. Ik ging achter in de auto zitten. [verdachte] kwam ook achter in de auto zitten en de andere jongen ging achter het stuur zitten. Hierop reed deze jongen aan en gingen we rond rijden. We reden rond in de buurt van de KFC.
Op het moment dat we aan het rijden waren, zei [verdachte] dat hij geld van mij wilde. Hij bedreigde me hier ook bij. Als ik dit niet zou doen, zou hij me wat aan gaan doen, zou hij me gaan slaan en dat soort dingen. Ook wilde hij mijn telefoon hebben. In het begin deed ik dit niet. Maar omdat hij me bedreigde, ik bang was en nergens heen kon, heb ik uiteindelijk toch maar mijn telefoon gegeven. Dit voor mijn eigen veiligheid. Nadat [verdachte] mijn telefoon had, moest ik ook weer onder bedreiging de pincode van mijn telefoon geven. Ook dit wilde /deed ik niet. Maar omdat ze maar bleven bedreigen, heb ik uiteindelijk toch maar de pincode gegeven. Toen [verdachte] de pincode had ontgrendeld, opende hij meteen de ING app. Deze is beveiligd met mijn vingerafdruk. Ik moest deze app van [verdachte] met mijn vinger ontgrendelen. Ook dit deed ik uiteindelijk weer. Ik wist allemaal niet wat er ging gebeuren en ik was ook bang. [verdachte] wilde dus duidelijk geld hebben, maar ik had geen geld op mijn rekening staan. Dit zag hij dus ook. Hierna zei hij tegen mij dat hij contant geld wilde hebben. Hierbij begon hi] aan mijn kleding te voelen. Ik had ook geen contant geld bij me. Het enigste wat ik op dat moment wilde, was weg gaan. Maar dit kon dus niet, omdat ik in de auto zat die aan het rijden was. Ik was bang. Omdat ik zo bang was, zei ik dat ik thuis geld had liggen. Ze besloten toen om naar mijn huis te rijden. Thuis heb ik op mijn slaapkamer geld gepakt. Dit was 300 euro. Ik ging alleen binnen in mijn woning. Er was op dat moment verder niemand thuis. Ik was in paniek en wist niet wat ik moest doen. [verdachte] had nog mijn telefoon en de autosleutel. Nadat ik het geld had gepakt, ben ik dus teruggelopen naar de auto en ben weer ingestapt. Ik heb het geld gegeven. Hierna reden ze naar de KFC en kon ik
uitstappen. Ik kreeg ook mijn telefoon en autosleutel weer terug. Hierna ben ik naar huis gegaan.
In het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 13] staat het volgende gerelateerd.
V: Kun je je nog herinneren waarover [slachtoffer 6] contact met jou opnam?
A: Nee. Ik kan mij alleen herinneren dat ik na het gesprek met [slachtoffer 6] ), [verdachte] heb gebeld en hem met het verhaal van [slachtoffer 6] heb geconfronteerd. Maar [verdachte] vertelde mij dat hij niks had gedaan en dat het niet klopt. Ik wist toen niet wie ik moest geloven.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in 2017 ruzie heeft gehad met [slachtoffer 6] (aangever). De verdachte had nog geld van [slachtoffer 6] tegoed. Hij had hem geld geleend en [slachtoffer 6] had dat nooit terugbetaald. Hij was heel boos op die dag. Hij heeft hem in zijn auto uitgescholden. [slachtoffer 6] heeft zelf zijn bank app laten zien aan de verdachte. Hij werd daartoe niet gedwongen. Hij had de verdachte al vaker laten komen voor niks. De verdachte heeft verder verklaard dat zijn broer met hem over deze kwestie had gebeld.
Conclusie
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en overtuigend. Zijn verklaring wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van de verdachte. De verdachte verklaart echter dat buiten de scheldpartij in de auto van aangever geen bedreiging met geweld heeft plaatsgevonden. De rechtbank hecht aan dat gedeelte van de verklaring van de verdachte geen geloof, omdat deze geen steun vindt in het procesdossier of anderszins, noch is deze, pas ter terechtzitting afgelegde verklaring te verifiëren. Bovendien vindt de verklaring van aangever steun in de verklaring van de broer van de verdachte omdat hij met de verdachte heeft gebeld over de kwestie die zich tussen hem en aangever heeft afgespeeld. Aangever zou geen contact met de broer van de verdachte hebben opgenomen wanneer zich niet hetgeen heeft voorgedaan waarover de aangever heeft verklaard.
Hieruit volgt dat het bewijs weliswaar grotendeels berust op de verklaring van de aangever, in het bijzonder wat betreft de geweldshandelingen, doch dat de betrokkenheid van verdachte ook uit andere bronnen blijkt te weten de verklaring van verdachte, diens broer en de modus operandi. Hiermee wordt voldaan aan het wettig bewijsminimum, welke bewijsmiddelen de rechtbank overtuigend acht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met een ander [slachtoffer 6] heeft afgeperst, op de wijze als onder 3.4 weergegeven.
Feit 10
De rechtbank is gelet op de bewijsmiddelen als eerder weergegeven in de zaken van [slachtoffer 2] (feit 2), [slachtoffer 3] (feit 3) en [slachtoffer 5] (feit 8) van oordeel dat de verdachte samen met anderen met een gestolen bank/pinpas geld dat toebehoorde aan aangevers heeft weggenomen, op de wijze als onder 3.4 weergegeven.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 28 november 2018 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen,
onder meer snoepgoed en auto-accessoires, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2:
op 21 december 2018 in de gemeenten Venlo en Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een sleutel, die aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, door
- deze [slachtoffer 2] achter in het door verdachten gebruikte voertuig plaats te laten nemen en
- die [slachtoffer 2] te slaan en
- voornoemde [slachtoffer 2] een mes, tegen de keel te zetten en
- genoemde [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
tonen en
- op het moment dat die [slachtoffer 2] het portier van voornoemd voertuig open maakt, over deze [slachtoffer 2] heen te gaan hangen en met een mes naar [slachtoffer 2] te wijzen en (vervolgens) het opengemaakte portier weer dicht te maken en
- deze [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "als je meewerkt gebeurt er niks" en/of
"het is maar beter voor je dat je niks zei, anders was je nooit meer thuis gekomen";
Feit 3:
op 25 december 2018 in de gemeente Beesel, en te Tegelen, tezamen en in vereniging met een ander, €1500,-, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- deze [slachtoffer 3] (te dwingen) achter in het door verdachten gebruikte voertuig
plaats te nemen, althans te laten plaats nemen en (vervolgens) de
deuren van dit voertuig op slot te doen en
- die [slachtoffer 3] te slaan en
- voornoemde [slachtoffer 3] een hard voorwerp op (tegen) het hoofd te drukken en
- aan die [slachtoffer 3] te trekken en
- voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Vertel dit niet door. Anders doden
we je." en/of "ik schiet je kankermoeder neer als je nu niet doet wat ik zeg";
en
op 25 december 2018 in de gemeente Beesel, en te Tegelen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van €1500,-, dat aan die [slachtoffer 3] toebehoorde, door
- deze [slachtoffer 3] (te dwingen) achter in het door verdachte(n) gebruikte voertuig plaats te nemen,
althans te laten plaats nemen en (vervolgens) de deur(en) van dit voertuig op slot te doen en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] een hard voorwerp op (tegen) het hoofd te drukken en/of
- aan die [slachtoffer 3] te trekken en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Vertel dit niet door. Anders doden
we je." en "ik schiet je kankermoeder neer als je nu niet doet wat ik zeg";
Feit 4:
op 24 november 2018 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een hoeveelheid geld, dat aan die [slachtoffer 4] toebehoorde, door
- die [slachtoffer 4] een mes, te tonen en op de hand te zetten en
- deze [slachtoffer 4] te stoten en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] dreigende de woorden toe te voegen: "als je niet alles geeft maak ik
littekens" en "Ik ga je vinger er af snijden";
Feit 6:
op 24 november 2018 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, € 360,-, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer 4] een mes, te tonen en op de hand te zetten en
- deze [slachtoffer 4] te stoten en
- voornoemde [slachtoffer 4] dreigende de woorden toe te voegen: "als je niet alles geeft maak ik
littekens" en/of "Ik ga je vinger er af snijden";
Feit 7:
op 24 november 2018 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk 2 tanks lachgas, toebehorende aan [slachtoffer 4] , en welk goed verdachten anders dan door misdrijf onder zich hadden als mogelijke kopers/klanten, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend;
Feit 8:
op 29 december 2018 te Grubbenvorst, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas en/of in de gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5] hebben gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (o.a. inhoudende €50,-) en een mobiele telefoon, die aan die [slachtoffer 5] toebehoorden, door
- deze [slachtoffer 5] (meermalen) te slaan en
- tegen die [slachtoffer 5] te schreeuwen/zeggen dat hij klappen zou krijgen en
- schreeuwend de pincode van de bankpas van voornoemde [slachtoffer 5] te vragen en
- genoemde [slachtoffer 5] in een auto, waarvan de deur op slot was, over de snelweg te
vervoeren en
- tegen deze [slachtoffer 5] te zeggen dat ze hem thuis zouden komen opzoeken en in
elkaar slaan, als hij aangifte zou doen;
Feit 9:
in de periode van 1 december 2017 tot en met 23 december 2017 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en € 300,-, die aan die [slachtoffer 6] toebehoorden, door
- de contactsleutel van de auto van die [slachtoffer 6] te pakken en
- tegen die [slachtoffer 6] te zeggen dat hij in een auto moest gaan zitten, waarna zij vervolgens zijn
gaan rijden, waardoor deze [slachtoffer 6] niet (meer) uit deze auto kon en
- tegen die [slachtoffer 6] te zeggen dat zij verdachten hem zouden slaan en hem iets aan
zouden doen en
- deze [slachtoffer 6] te bedreigen, zodat deze zijn pincode zou geven;
Feit 10:
meermalen in de periode van 21 december 2018 tot en met 29 december 2018 te Horst en Grubbenvorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- € 250,- die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 2] ( [geboortegegevens] ) en
- € 460,- die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 3] [geboortegegevens] ) en
- € 1300,- die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 5] te [geboortegegevens] )
hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bank/pinpas met de daarbij behorende pincode.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 4:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 6:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 7:
medeplegen van verduistering
Feit 8:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 9:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 10:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5 De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6 De straf en/of de maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van het voorarrest en opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij een bewezenverklaring kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan een taakstraf voor de maximale duur worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
De verdachte heeft negen strafbare feiten gepleegd, te weten: twee gekwalificeerde diefstallen, een verduistering, vier afpersingen in vereniging en twee diefstallen met geweld in vereniging.
De diefstal in vereniging in het tankstation is een uiterst hinderlijk feit. De verdachte kwam met anderen de winkel van het tankstation binnen, zij vulden letterlijk hun zakken en zijn zonder te betalen de winkel uitgerend. De eigenaar van het tankstation bleef met een schadepost achter. Enig normbesef is ver te zoeken. De brutaliteit waarmee het feit is gepleegd is zeer kwalijk te noemen.
De gepleegde afpersingen en diefstallen met (dreiging met) geweld hebben zware gevolgen gehad voor de slachtoffers, gelezen en gehoord onder meer de slachtofferverklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Het heeft enorme impact gehad op de slachtoffers. Sommigen zijn onder behandeling of onder behandeling geweest vanwege PTSS klachten. De verdachte is het bij deze feiten uitsluitend te doen geweest om gemakkelijk geldelijk gewin. Hij noch zijn mededaders hebben enig besef gehad wat zij hun slachtoffers hebben aangedaan. Zij beroofden hun slachtoffers van hun vrijheid door de auto waarin zij met het slachtoffer zaten te gebruiken als een afgesloten boksring waarin zij op een zeer agressieve manier hun slachtoffers belaagden met fysiek geweld dan wel met bedreiging met geweld met onder meer een mes. Hun enige doel daarbij was geld of op geld waardeerbare zaken. Enig respect voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers was ver te zoeken. Typerend is ook de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij niet bij stil stond wat zijn gedrag met de slachtoffers deed. De verdachte heeft zich ten tijde van het tenlastegelegde laten zien als een angst zaaiende ‘heerser’, die zich, in gezelschap van zijn kompanen, onaantastbaar waande. Blijkbaar waren ze niet bang voor een herkenning en dachten zij door hun gewelddadige opstelling dat de slachtoffers nooit overgingen tot het doen van aangifte. De verduistering van lachgasflessen en het stelen van geld met gebruikmaking van afgeperste bankpassen sluiten het stuk van zeer kwalijk ernstig strafbaar handelen.
De verdachte heeft het merendeel van de feiten ontkend en daardoor geen blijk gegeven enige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Dat de verdachte heeft verklaard dat hij zich tijdens zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis naar behoren heeft gedragen, is voor de rechtbank niet meer dan een gegeven dat hij zich ook behoorde te gedragen. De rechtbank acht het gedrag van de verdachte zeer zorgelijk. Om op jonge leeftijd dergelijke zware feiten te plegen belooft niet veel goeds voor de toekomst. Evenmin doet zijn 7 pagina’s vullend strafblad dat. De verdachte krijgt van de rechtbank ruim de tijd om tijdens detentie zijn gedachten te laten gaan over de mogelijkheden van een kentering in zijn leven.
Op grond van de ernst van de feiten, de recidive, de hoeveelheid feiten en de impact die het handelen van de verdachte heeft gehad op de slachtoffers, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur gerechtvaardigd is. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend, en zal aan de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek van het voorarrest opleggen.
7 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1 De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 3.635,52 (bestaande uit € 1.135,52 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade) ter zake van feit 2.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 4.400,- (bestaande uit
€ 1.900,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade) ter zake van feit 3.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 3.290,- (bestaande uit € 1.290,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade) ter zake van feit 4.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 1.514,56 (bestaande uit
€ 314,56 aan materiële schade en € 1.200,- aan immateriële schade) ter zake van feit 9.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] integraal voor toewijzing vatbaar zijn.
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] op het standpunt dat € 410,- aan materiële schade (weggenomen contant geld) en
€ 500,- aan immateriële schade kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering ter zake de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing en ter zake de immateriële schade worden afgewezen.
De officier van justitie vordert daarnaast het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de benadeelde niet zelf de vordering heeft ondertekend terwijl hij meerderjarig is. Bovendien ontbreekt de juiste machtiging van [naam 14] . De verdediging stelt zich subsidiair op het standpunt dat de schade aan de kleding en koptelefoon door de verzekeraar is vergoed. Er bestaat geen rechtstreeks verband tussen de medicijnkosten en het tenlastegelegde. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering ter zake de immateriële schade fors dient te worden gematigd. Ten slotte is de verdediging van mening dat de moeder van [slachtoffer 2] geen schade kan verhalen voor de kapotte gsm omdat er geen sprake is van verplaatste schade, noch is de moeder opgenomen in de tenlastelegging, noch is zij aangemerkt als benadeelde.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat niet duidelijk is of de benadeelde het voegingsformulier heeft ondertekend. Op het voegingsformulier staat dat een zekere [tweede naam slachtoffer 3] heeft ondertekend en niet [slachtoffer 3] . De verdediging stelt zich subsidiair op het standpunt dat de vordering met betrekking tot het weggenomen geld (€ 1.500,-) dient te worden afgewezen omdat de vordering ter zake onvoldoende is onderbouwd. Met betrekking tot de incassokosten stelt de verdediging dat deze kosten geenszins in causaal verband staan met de verweten gedragingen. De vordering ter zake dient te worden afgewezen. Ten slotte stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering ter zake de immateriële schade dient te worden gematigd.
De verdediging stelt zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard met betrekking tot het weggenomen contant geld, omdat de vordering met betrekking tot die post niet is onderbouwd.
De verdediging stelt zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering niet is onderbouwd.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
Formele verweren
[slachtoffer 2] (feit 2)
De rechtbank zal de raadsman van de verdachte niet volgen in zijn verweer omdat naar het oordeel van de rechtbank [slachtoffer 2] zelf de vordering heeft ingediend. De rechtbank heeft de handtekening op het voegingsformulier vergeleken met de handtekening op de aangifte van [slachtoffer 2] . De handtekeningen komen overeen.
[slachtoffer 3] (feit 3)
De rechtbank zal de raadsman evenmin volgen in dit verweer omdat de benadeelde heeft ondertekend met [tweede naam slachtoffer 3] , één van zijn namen ( [slachtoffer 3] ). De benadeelde heeft ter terechtzitting ook bevestigd dat zijn tweede naam [tweede naam slachtoffer 3] betreft en dat hij hiermee het voegingsformulier heeft ondertekend.
Materiële schade
[slachtoffer 2] (feit 2)
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake de post ‘kosten medicijnen’ voor toewijzing vatbaar is. Voor wat betreft de posten ‘schade aan kleding en schade aan koptelefoon’ zal de rechtbank vordering afwijzen omdat blijkens het schrijven van Aegon Schadeverzekeringen N.V. d.d. 14 februari 2019 deze schades inmiddels (deels) zijn vergoed. De rechtbank zal de vordering ter zake de ‘verplaatste schade’ niet-ontvankelijk verklaren omdat de vergoeding voor een dergelijke schade alleen mogelijk is wanneer het feit op of na 1 januari 2019 (inwerkingtreding Wet Affectieschade) heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal derhalve een schadebedrag toewijzen van € 63,80 inclusief de wettelijke rente.
[slachtoffer 3] (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake de posten ‘weggenomen bedragen en eigen risico’ voor toewijzing vatbaar zijn. Voor wat betreft de post ‘incassokosten’ zal de rechtbank de benadeelde in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het gepleegde feit en de geleden schade van € 15,-.
De rechtbank zal derhalve een schadebedrag toewijzen van € 1.885,- inclusief de wettelijke rente.
[slachtoffer 4] (feit 4)
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake de posten ‘inkoopprijs lachgastanks, contant geld en borg tanks’ voor toewijzing vatbaar zijn, met dien verstande dat het bedrag onder de post ‘contant geld’ zal worden vastgesteld op 400,- overeenkomstig de aangifte. De vordering ter zake de posten met betrekking tot de lachgastanks zijn overigens niet betwist. De rechtbank zal derhalve een schadebedrag toewijzen van € 1.240,- inclusief de wettelijke rente.
[slachtoffer 6] (feit 9)
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ter zake de posten ‘reiskosten bezoek SHN Roermond en afhandig gemaakt geldbedrag’ voor toewijzing vatbaar zijn. De rechtbank zal derhalve een schadebedrag toewijzen van € 314,56 inclusief de wettelijke rente.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de immateriële schade die door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] is gevorderd dat in geval van diefstal met geweld en afpersing vergoeding van immateriële schade mogelijk is indien de bestolene dan wel de afgeperste in zijn persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde moet worden beschouwd als een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en dat immateriële schade geleden in verband met deze feiten voor vergoeding in aanmerking komt. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] de ernstige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer genoegzaam hebben onderbouwd. De hoogte van de schade zal de rechtbank vaststellen aan de hand van het gebruikte geweld dan wel de dreiging daarmee en de (onderbouwde) psychische klachten die de slachtoffers hebben ervaren dan wel nog steeds ervaren. Aan de hand van de beschikbare gegevens kan de rechtbank vaststellen dat door objectief onderzoek van een psycholoog bij zowel [slachtoffer 2] als bij [slachtoffer 3] als gevolg van de gepleegde feiten PTSS is vastgesteld. Door de verdachte en de medeverdachte(n) is behoorlijk fysiek geweld gebruikt. Kijkend naar de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven valt dit (psychisch) letsel onder categorie 2, met een bijbehorende uitkering van € 2.500,-.
De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van dit bedrag en zal daarom de vordering van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] toewijzen tot een bedrag van € 2.500,- inclusief wettelijke rente.
Aan de hand van de beschikbare gegevens kan de rechtbank voorts vaststellen dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] als gevolg van de gepleegde feiten psychische schade hebben geleden. Door de verdachte en de medeverdachte(n) is gedreigd met geweld. Kijkend naar de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven valt dit psychisch letsel onder categorie 1, met een bijbehorende uitkering van € 1.000,-. Zij zal daarom de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.000,- inclusief wettelijke rente en voor het overige de vordering afwijzen.
hoofdelijkheid
De verdachte wordt met de medeverdacht(en) in de zaken van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] veroordeeld tot hoofdelijke betaling van de hiervoor vastgestelde bedragen aan schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente. Zij zijn immers allen aansprakelijk voor de gevolgen van deze strafbare feiten, waaraan zij als medepleger hebben deelgenomen.
schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank met betrekking tot de hiervoor genoemde toegekende vorderingen de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna in het dictum te noemen wijze.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 311, 312, 321 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van 5 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 4.385,- (bestaande uit € 1.885,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 25 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van de overig gestelde materiële schade;
- wijst af de vordering ten aanzien van de overig gestelde immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 3] , van € 4.385,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 25 december 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 53 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 2.563,80,- (bestaande uit € 63,80,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 21 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- wijst af de vordering ten aanzien van de overig gestelde materiële schade;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van € 2.563,80,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 21 december 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 2.240,- (bestaande uit € 1.240,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 24 november 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- wijst af de vordering ten aanzien van de overig gestelde materiële en immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 4] , van € 2.240,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 november 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 32 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 1.314,56,- (bestaande uit € 314,56 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 1 december 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- wijst af de vordering ten aanzien van de overig gestelde immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 6] , van € 1.314,56,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 december 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 23 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en mr. M.A. Teeuwissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juli 2020.
Buiten staat
Mr. V.P. van Deventer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij op of omstreeks 28 november 2018 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, onder meer snoepgoed en/of auto-accessoires, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 21 december 2018 in de gemeente(n) Venlo en/of Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een sleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan een derde toebehoorde, door
- deze [slachtoffer 2] (te dwingen) achter in het door verdachte(n) gebruikte
voertuig plaats te nemen, althans te laten plaats nemen en/of
- die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
tegen de keel te zetten en/of aan die [slachtoffer 2] te tonen, althans in de
richting van die [slachtoffer 2] te houden en/of
- genoemde [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, te tonen en/of
- op het moment dat die [slachtoffer 2] het portier van voornoemd voertuig open
maakt, over deze [slachtoffer 2] heen te(gaan) hangen en/of met een mes, in elk
geval met een scherp voorwerp naar [slachtoffer 2] te wijzen en (vervolgens) het
opengemaakte portier weer dicht te maken en/of
- deze [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "als je meewerkt
gebeurt er niks" en/of "het is maar beter voor je dat je niks zei, anders
was je nooit meer thuis gekomen", althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking;
Feit 3:
hij op of omstreeks 25 december 2018 in de gemeente Beesel, en/of te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, € 1500,-, in elk geval enig bedrag aan geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- deze [slachtoffer 3] (te dwingen) achter in het door verdachte(n) gebruikte voertuig
plaats te nemen, althans te laten plaats nemen en (vervolgens) de
deur(en) van dit voertuig op slot te doen en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] een hard voorwerp op (tegen) het hoofd te drukken en/of
- aan die [slachtoffer 3] te trekken en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Vertel dit niet door.
Anders doden we je." en/of "ik schiet je kankermoeder neer als je nu niet
doet wat ik zeg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
en/of
hij op of omstreeks 25 december 2018 in de gemeente Beesel, en/of te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van €1500,-, in elk geval enig bedrag aan geld, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] of aan een derde toebehoorde, door
- deze [slachtoffer 3] (te dwingen) achter in het door verdachte(n) gebruikte voertuig
plaats te nemen, althans te laten plaats nemen en (vervolgens) de
deur(en) van dit voertuig op slot te doen en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] een hard voorwerp op (tegen) het hoofd te drukken en/of
- aan die [slachtoffer 3] te trekken en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Vertel dit niet door.
Anders doden we je." en/of "ik schiet je kankermoeder neer als je nu niet
doet wat ik zeg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
Feit 4:
hij op of omstreeks 24 november 2018 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] of aan een derde toebehoorde, door
- die [slachtoffer 4] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen
en/of op de hand te zetten en/of
- deze [slachtoffer 4] te stoten en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] dreigende de woorden toe te voegen: "als je niet
alles geeft maak ik littekens" en/of "Ik ga je vinger er af snijden";
Feit 6:
hij op of omstreeks 24 november 2018 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, €360,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 4] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen
en/of op de hand te zetten en/of
- deze [slachtoffer 4] te stoten en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] dreigende de woorden toe te voegen: "als je niet alles geeft maak ik littekens" en/of "Ik ga je vinger er af snijden";
Feit 7:
hij op of omstreeks 24 november 2018 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk 2 tanks lachgas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte(n) anders dan door misdrijf onder zich had(den) als mogelijke kopers/klanten, wederrechtelijk zich hebben/heeft toegeëigend;
Feit 8:
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Grubbenvorst, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas en/of in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (o.a. inhoudende €50,-) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 5] toebehoorde, door
- deze [slachtoffer 5] (meermalen) te slaan en/of
- tegen die [slachtoffer 5] te schreeuwen/zeggen dat hij klappen zou
krijgen en/of
- schreeuwend de pincode van de bankpas van voornoemde [slachtoffer 5] te
vragen en/of
- genoemde [slachtoffer 5] in een auto, waarvan de deur op slot was, over
de snelweg te vervoeren en/of
- tegen deze [slachtoffer 5] te zeggen dat ze hem thuis zouden komen
opzoeken en in elkaar slaan, als hij aangifte zou doen;
Feit 9:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 23 december 2017 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of €300,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 6] toebehoorde, door
- de contactsleutel van de auto van die [slachtoffer 6] te pakken en/of
- tegen die [slachtoffer 6] te zeggen dat hij in een auto moest gaan zitten,waarna
zij vervolgens zijn gaan rijden, waardoor deze [slachtoffer 6] niet (meer) uit
deze auto kon en/of
- tegen die [slachtoffer 6] te zeggen dat hij/zij verdachte(n) hem zou(den) slaan en
hem iets aan zou(den) doen en/of
- deze [slachtoffer 6] te bedreigen, zodat deze zijn pincode zou geven;
Feit 10:
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 18 januari 2019 te Horst en/of Grubbenvorst, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas en/of te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo en/of in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- €250,- in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2]
( [geboortegegevens] ) en/of
- €460,- in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3]
[geboortegegevens] ) en/of
- €1300,- in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5]
te [geboortegegevens] ) en/of
hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bank/pinpas met de daarbij behorende pincode.