ECLI:NL:RBLIM:2020:5480
Rechtbank Limburg
- Wraking
- M.B.T.G. Steeghs
- Y.J.C.A. Roeffen
- C.M.J. van den Acker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 21 juli 2020 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.H.A. Augustin. Het verzoek was gericht tegen mr. W.E. Elzinga, de rechter die belast was met de behandeling van een civiele zaak. Verzoekster stelde dat de rechter door een procesbeslissing van 4 mei 2020 de schijn van partijdigheid had gewekt. Deze beslissing betrof de termijnstelling voor het indienen van aanvullend verweer, die verzoekster als onterecht en partijdig beschouwde. De rechter had echter aangegeven dat haar beslissing was genomen om alle partijen de gelegenheid te geven hun verweer op een ordentelijke manier in te dienen, en dat er geen objectieve vrees voor partijdigheid was.
De wrakingskamer heeft de procedure en de omstandigheden rondom het verzoek tot wraking beoordeeld. Het is vastgesteld dat de rechter in de zaak nog geen inhoudelijk oordeel had gevormd en dat de vertraging in de procedure te wijten was aan de coronamaatregelen, die ook invloed hadden op de tijdige verstrekking van het proces-verbaal. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig was. De beslissing van de rechter om de procedure te 'resetten' werd als begrijpelijk beschouwd in het licht van de uitzonderlijke omstandigheden.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen, waarbij werd benadrukt dat er geen feiten of omstandigheden waren die een objectieve vrees voor partijdigheid rechtvaardigden. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de leden van de wrakingskamer.