3.3.Voor het landmark geldt het bestemmingsplan “Centrum, Nederweert”, vastgesteld op 31 mei 2011. Het landmark valt binnen de bestemming “Verkeer”. De gronden met de bestemming “Verkeer” zijn onder andere bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, voorzieningen voor openbaar nut en straatmeubilair.
Binnen deze bestemming mogen onder andere kunstwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 5 meter. Onder een kunstwerk wordt verstaan een civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
4. Niet is in geschil dat het plaatsen van het landmark in strijd is met het bestemmingsplan. Deze strijdigheid heeft verweerder weggenomen met toepassing van het derde onderdeel van de eerder genoemde planologische kruimellijst. In geschil is de vraag of verweerder de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan had mogen verlenen gelet op, kort gezegd, de belangen van eiser, het bestaan van alternatieve locaties en het beleid van verweerder. Hierna gaat de rechtbank in op hetgeen eiser in dit verband in beroep heeft aangevoerd tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank stelt over de beoordeling van dit geschil voorop dat verweerder beleidsruimte heeft bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de rechtbank geen eigen oordeel hierover kan geven in plaats van het oordeel van verweerder. De rechtbank toetst of het genomen besluit in overeenstemming is met het recht, berust op voldoende kennis over de relevante feiten en belangen en een deugdelijke afweging van de betrokken belangen, deugdelijk is gemotiveerd en geen onevenredige gevolgen heeft voor eiser in verhouding met de tot het besluit te dienen doelen. Kort gezegd: de rechtbank moet zich beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
6. Eiser heeft aangevoerd dat het afwijken van het bestemmingsplan een onevenredige inbreuk op de privacy van eiser maakt. Door de plaatsing van het landmark staan mensen op deze plek stil, voor het raam van eiser. Het maken van foto’s van het landmark maakt ook een inbreuk op eisers privacy als daarbij zijn woning wordt gefotografeerd. Eiser stelt verder overlast te ervaren door mensen die het landmark bezichtigen omdat de ramen van zijn woning voorzien zijn van enkel glas en dit niet kan worden aangepast vanwege de monumentenstatus van zijn woning.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de besluitvorming een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag ligt, waarbij ook de belangen van derden voldoende zijn afgewogen. In zijn verweerschrift heeft verweerder nog aangevoerd dat een kunstwerk op deze locatie rechtstreeks in het bestemmingsplan is toegestaan en dat het landmark naar zijn aard daarmee vergelijkbaar is. Dat betekent volgens verweerder dat de belangen van eiser niet onevenredig worden aangetast door de afwijking van het bestemmingsplan.
8. Eiser heeft tijdens het onderzoek ter plaatse verklaard dat dagelijks ongeveer 2 tot 5 mensen het landmark bezoeken. Dit stemt overeen met hetgeen verweerder bij het bestreden besluit heeft overwogen, namelijk dat er niet frequent en consequent personen stilstaan bij het landmark. Eisers woning grenst aan openbaar gebied en is gesitueerd aan een doorgaande hoofdweg. Deze ligging brengt met zich mee dat in de woning sprake zal zijn van enige hinder vanuit het openbaar gebied, ook zonder landmark. Eiser heeft gesteld dat de overlast voor hem relatief gezien groter is omdat de ramen in zijn woning voorzien zijn van enkel glas dat niet (of niet zonder meer) aangepast kan worden vanwege de monumentenstatus die op zijn woning rust. De rechtbank overweegt hierover dat dit aspect voor rekening en risico van eiser komt. Dit doet ook niet af aan het relatief beperkte aantal extra passanten of aanwezigen ter plaatse als gevolg van het landmark en aan de relatief beperkte extra overlast die deze personen veroorzaken. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de bezoekers van het landmark in bijzondere mate overlast veroorzaken, anders dan dat zij enige tijd stilstaan bij het landmark en foto’s daarvan maken. Hoewel de rechtbank zich het gevoel van aantasting van privacy kan voorstellen als mensen voor het raam van eiser foto’s maken, vindt de rechtbank dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn privacy daadwerkelijk daardoor wordt aangetast en dat om die reden het landmark niet zou mogen worden toegestaan op deze plek. In het algemeen kan niet worden gezegd dat het (mede) fotograferen van de woning van eiser, voor zover daarvan sprake is, zijn privacy aantast. Niet is gebleken dat als gevolg van de aanwezigheid van het landmark, mensen foto’s maken door het raam van eisers woning en daarmee van de binnenkant van zijn woning.
Verweerder heeft gezien het voorgaande in redelijkheid mogen concluderen dat het landmark niet zorgt voor onevenredige hinder en dat deze dus geen onevenredige inbreuk maakt op de belangen van eiser. Verweerder heeft daarom mogen concluderen dat sprake is van een aanvaardbare locatie.
9. Eiser heeft over alternatieve locaties voor het landmark aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft verwezen naar een uitspraak van de Afdeling van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:619. Eiser is van mening dat de voorliggende situatie niet te vergelijken is met de situatie aan de orde in die uitspraak, omdat het in de voorliggende situatie gaat om een locatie die een archeologische vindplaats moet markeren en de locatie van het landmark historisch bezien onjuist is. Ook kan eiser het argument van verweerder dat alternatieve locaties niet geschikt zijn vanwege de plaatselijke leiding- en kabelsituatie niet volgen. In de aanvullende gronden van beroep van 15 januari 2020 heeft eiser er nog op gewezen dat het landmark slechts een lichte fundering heeft van twee betonnen balkjes, waardoor verweerders argument dat een zware verankering verhindert dat de alternatieve locaties niet geschikt zijn volgens hem geen stand kan houden. 10. Op grond van vaste rechtspraak vormt de aanvraag zoals die is ingediend het uitgangspunt bij de beoordeling of een omgevingsvergunning kan of moet worden verleend. Indien een bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan een bestuursorgaan vanwege het bestaan van alternatieven alleen medewerking weigeren, als vooraf duidelijk is dat die tot een gelijkwaardig resultaat zullen leiden en voor derden aanmerkelijk minder bezwaren opleveren. Het ligt daarbij op de weg van eiser om alternatieve locaties aan te dragen en aannemelijk te maken dat met de verwezenlijking van die alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. De rechtbank verwijst naar de uitspraken van de Afdeling van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:619, 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2800 en 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:924. De rechtbank is van oordeel dat de historische en archeologische context van een bouwplan het voorgaande niet anders maakt. Dit beoordelingskader is als zodanig daarom ook in onderhavige zaak van toepassing. 11. Tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase is afgesproken dat vergunninghouder zou nagaan of verplaatsing van het landmark op de huidige locatie mogelijk is. Dat bleek echter niet mogelijk. Daarna zijn tussen vergunninghouder en eiser twee andere locaties besproken, die vergunninghouder heeft aangedragen. Dit betreft de locaties 1 en 3 zoals weergegeven op de luchtfoto die als bijlage 1 bij deze uitspraak is gevoegd. Tijdens het onderzoek ter plaatse zijn op verzoek van eiser de alternatieve locaties 1, 2 en 3 bekeken, zoals weergegeven in bijlage 1 bij deze uitspraak.
12. De rechtbank overweegt dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op alle drie de alternatieve locaties een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt. Op al deze locaties is het immers, evenals op de locatie waar het landmark nu staat, in beginsel mogelijk om het landmark te plaatsen die het cachot toelicht en waar bezoekers op afkomen. Alle locaties liggen in de directe omgeving van de plek waar het cachot heeft gestaan. Dat de alternatieven dichterbij die locatie liggen dan de gekozen locatie maakt niet dat alleen om die reden voor een alternatieve locatie moet worden gekozen. Het komt daarom aan op de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat er op de alternatieve locaties aanmerkelijk minder bezwaren bestaan dan op de gekozen locatie. Daar zal de rechtbank hieronder nader op ingaan.
Locatie 1: aan de overzijde van de weg, bij de hoofdingang van de kerk en de ingang van de begraafplaats, aan de [straatnaam 1]