Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[Naam 1] , te [woonplaats] (L.), verzoeker
[naam 2], te [woonplaats] (L.), vergunninghouder (gemachtigde: mr. A.A. van den Brand).
Procesverloop
Beslissing
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,-.
Overwegingen
Het bestemmingsplan
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt), hoofdgebouw (artikel 1.46:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken) en van een bijbehorend bouwwerk (artikel 1.22:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak). Het uitgangspunt dat verweerder volgt, namelijk dat alles wat binnen het bouwvlak ligt als hoofdgebouw kan worden beschouwd (en dat binnen het bouwvlak dus de regels voor hoofdgebouwen gelden) en alles wat daarbuiten ligt als bijbehorend bouwwerk (en dat dus buiten het bouwvlak c.q. binnen de aanduiding ‘bijgebouwen’ de regels voor bijbehorende bouwwerken gelden), volgt niet uit die definities of uit de systematiek van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan geeft regels afhankelijk van de aard van het bouwwerk (hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk) en niet afhankelijk van de locatie waar een bouwwerk wordt gebouwd (binnen of buiten het bouwvlak).
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal drie wanden, waarvan maximaal één eigen wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport). Terzijde merkt de voorzieningenrechter op dat deze definitie innerlijk tegenstrijdig oogt, nu volgens deze definitie een bouwwerk geen gebouw zijnde – dus een bouwwerk dat niet een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt – omsloten kan worden door wanden. Het bestemmingsplan geeft in artikel 15.2.5 onder c regels voor overkappingen, namelijk een maximum aantal van een overkapping per bouwperceel, een maximale bouwhoogte, een maximale oppervlakte en situering uitsluitend binnen het bouwvlak. Verweerder heeft ter zitting aangegeven een van de drie overkappingen in het bouwplan als overkapping in de zin van het bestemmingsplan te zien en de overige twee overkappingen als bijbehorend bouwwerk, omdat deze onderdeel uitmaken van een bijbehorend bouwwerk. Deze redenering kan niet op voorhand worden gevolgd, nu alle drie de overkappingen lijken te voldoen aan de definitie van overkapping. Uit die definitie volgt juist dat een overkapping twee of drie wanden kan hebben die bij een ander bouwwerk horen.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Hieruit volgt niet dat de maximale inhoud niet geldt voor delen van de woning die buiten het bouwvlak liggen. Naar voorlopig oordeel vormt het gehele samenstel van bebouwing, uitgezonderd het vrijstaande overdekte zwembad, een complex van ruimten dat voldoet aan voornoemde definitie van woning. Dit complex voldoet niet aan de maximale inhoudsmaat van 1200 m3.