ECLI:NL:RBLIM:2020:5241

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
C/03/279407 / BZ RK 20/1213
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 13 juli 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een periode van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan dementie, wat leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en anderen. De betrokkene was eerder opgenomen vanuit een onhoudbare thuissituatie en heeft behoefte aan 24-uurs zorg, begeleiding en toezicht in een instelling. De mondelinge behandeling vond plaats via telehoren, waarbij de betrokkene, haar advocaat mr. A.J.M. van Mil, en haar mentor aanwezig waren. De mentor stemde in met de opname, maar de betrokkene verzet zich tegen de zorg. De rechtbank overweegt dat, ondanks het verzet van de betrokkene, de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging tot opname voor de duur van zes maanden toegewezen, tot en met 13 januari 2021. Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. C.M.J. van den Acker, rechter, en op schrift gesteld op 16 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/279407 / BZ RK 20/1213
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 13 juli 2020 van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd),
ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonend te [woonplaats] ,
verblijvende te Cicero Zorggroep, Verpleeghuis [naam verpleeghuis] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.J.M. van Mil, kantoorhoudende te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • Stichting Cicero Zorggroep;
  • [mentor] , kleindochter van betrokkene, tevens mentor.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 23 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit d.d. 13 september 2018;
  • de beschikking met betrekking tot het mentorschap d.d. 25 september 2019
  • de aanvraag d.d. 28 april 2020;
  • de medische verklaring d.d. 5 juni 2020, opgesteld en ondertekend door
  • het zorg- en behandelplan d.d. 5 juni 2020.
1.2.
Vanwege het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak in maart 2020 besloten alle rechtbanken te sluiten. Door recente ontwikkelingen zijn de rechtbanken inmiddels weer deels geopend voor (fysieke) zittingen. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan door, met dien verstande dat betrokkene samen met de advocaat door middel van telehoren wordt gehoord en niet in fysieke aanwezigheid. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het Coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in fysieke aanwezigheid laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Dit omdat het nog niet mogelijk blijkt de 1,5 meter afstand te bewaren als zittingen ter plaatse worden gehouden. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat namens betrokkene geen bezwaar is gemaakt tegen deze manier van horen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020 door middel van telehoren. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. A.J.M. van Mil;
  • [naam specialist ouderengeneeskunde 2] , specialist ouderengeneeskunde;
  • [mentor] , kleindochter van betrokkene, tevens mentor.

2.Beoordeling

2.1.
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) verzoekt de rechtbank ten behoeve van betrokkene een rechterlijke machtiging te verlenen met een geldigheidsduur van zes maanden.
2.2.
De Wzd bepaalt dat onvrijwillige opname alleen als uiterste middel overwogen kan worden indien het gedrag van een betrokkene als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel (artikel 1 lid 2 Wzd).
Onder ernstig nadeel wordt verstaan het bestaan van of aanzienlijk risico op gevaar voor de betrokkene zelf of voor (een) ander(en), alsmede dreigend materieel nadeel.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde te zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan dementie, waarschijnlijk een mengvorm.
2.4.
Als gevolg van deze psychogeriatrische aandoening, die gepaard gaat met gedragsstoornissen, leidt het gedrag van betrokkene tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Betrokkene is in november 2019 opgenomen vanuit een onhoudbare thuissituatie. Betrokkene was niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen en was incontinent geworden. Ook kon zij haar medicatie niet meer adequaat innemen. Betrokkene was angstig en agressief en dat uitte zich bijvoorbeeld in agressie richting winkelpersoneel en het open doen van de voordeur voor een vreemde.
Sinds de opname ging het beter met betrokkene, waarbij de medicatie met de juiste benadering van betrokkene kon worden afgebouwd. Door COVID-19 en de genomen maatregelen lijkt de agitatie weer te zijn toegenomen. Op de afdeling weigert betrokkene zorg en biedt zij verbale weerstand.
Betrokkene heeft voor haar eigen welzijn en veiligheid behoefte aan 24-uurs zorg, begeleiding en toezicht in een instelling. Betrokkene lijkt baat te hebben bij de geboden structuur en benadering van de instelling waar ze verblijft.
Gezien de forse beperkingen van betrokkene is het niet meer haalbaar zorg voor haar te realiseren in een ambulante setting. Betrokkene was voor de opname alleenstaand en erg zorgmijdend. Mantelzorg was maar beperkt aanwezig.
2.5.
De mentor heeft ter zitting verklaard dat er bij betrokkene een zekere berusting is in de situatie. Betrokkene beschouwt de instelling als een soort hotel, maar ze wil er niet blijven wonen. De mentor maakt zich zorgen om betrokkene, omdat zij wellicht hulp zal weigeren in de thuissituatie. Betrokkene is altijd erg zelfstandig geweest. De mentor staat achter de rechterlijke machtiging en stemt in met opname van betrokkene.
2.6.
Op vraag van de advocaat van betrokkene aan de specialist ouderengeneeskunde, heeft deze ter zitting verklaard dat betrokkene wilsonbekwaam is. De advocaat verwijst vervolgens naar een gepubliceerde uitspraak door het Parket bij de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2020:539) waaruit volgens de advocaat - kort weergegeven - kan worden afgeleid dat wanneer betrokkene wilsonbekwaam is, terwijl de mentor van betrokkene instemt met de te geven zorg, de rechtbank geen rechterlijke machtiging hoeft af te geven. De instemming van de mentor geldt dan als de instemming van betrokkene zelf. Derhalve verzoekt de advocaat het verzoek af te wijzen.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
De situatie die hier aan de orde is, de mentor stemt in met de zorg die betrokkene nodig heeft maar de betrokkene zelf verzet zich tegen de zorg, wordt geregeld in artikel 3a lid 2 onder b van de Wzd. Daarin wordt bepaald dat wanneer voor de cliënt overeenkomstig artikel 3 Wzd een vertegenwoordiger optreedt, er sprake is van verzet indien de cliënt of de vertegenwoordiger zich verzet. Van dat eerste verzet is hier sprake. Dat betekent dat deze zaal geldt als een zaak op verzet en dat een rechterlijke toets van het verzoek aan de orde is.
De door de raadsman aangehaalde jurisprudentie leidt niet tot een ander oordeel.
2.7.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, nu gebleken is dat behandeling binnen vrijwillig kader nu geen optie is.
2.7.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De rechtbank zal een machtiging tot opname voor de verzochte duur van zes maanden toewijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de duur van zes maanden, dus tot en met uiterlijk 13 januari 2021.
Deze beschikking is op 13 juli 2020 mondeling gegeven door mr. C.M.J. van den Acker, rechter, in tegenwoordigheid van R.M.A. Ubags, griffier, en op 16 juli 2020 op schrift gesteld en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.