ECLI:NL:RBLIM:2020:5020

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
C/03/276773 / KG ZA 20-136
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang en eerdere toewijzing in bodemzaak

In deze zaak, die op 10 juli 2020 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen de Vereniging van Eigenaren [naam 1]. De eisers vorderden onder andere de oplegging van dwangsommen en het opnieuw opstellen van de exploitatierekening 2016. De rechtbank oordeelde dat er geen spoedeisend belang bestond bij de vorderingen 1 tot en met 4, omdat deze al in een eerder bodemvonnis van 27 maart 2019 waren toegewezen. De rechtbank wees ook de vordering tot vermeerdering van de dwangsommen af, omdat de eerder opgelegde dwangsommen al tot het maximum waren verbeurd en er geen aanleiding was voor een vermeerdering.

De rechtbank concludeerde dat de VvE niet aan de eerdere veroordelingen had voldaan, maar dat de omstandigheden niet rechtvaardigden dat de dwangsommen opnieuw zouden worden verhoogd. De eisers hadden ook geen voldoende onderbouwing gegeven voor hun vorderingen met betrekking tot de exploitatierekening en de brandveiligheid. De rechtbank wees alle vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van de VvE op € 656,00 werden begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/276773 / KG ZA 20-136
Vonnis in kort geding van 10 juli 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.F.H. Mertens,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [naam 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
inmiddels procederend in persoon.
Eisers zullen hierna (gezamenlijk in enkelvoud) [eiser] en gedaagde de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het bericht van de rechtbank van 14 april 2020 waarin is meegedeeld dat in verband met de
coronamaatregelen het aangevraagde kort geding schriftelijk zal worden afgedaan
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 13
  • de conclusie van repliek met producties 9 tot en met 12
  • de conclusie van dupliek met producties 1 tot en met 7 (hierna hernummerd aangeduid als:
14 tot en met 20).
1.2.
In verband met het coronavirus heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het dictum van het vonnis van 27 maart 2019 (zaaknummer: C/03/252277 / HA ZA 18-350) van deze rechtbank en zittingsplaats, gewezen tussen (onder meer) [eiser] als eiser en de VvE als gedaagde houdt – voorover thans van belang – in:
“(...) 5.1. verklaart voor recht dat het besluit van 11 april 2017 van de vergadering van eigenaars van de VvE tot vaststelling en goedkeuring van de exploitatierekening over 2016 nietig is wegens strijd met de akte splitsing en strijd met de aktes van mandeligheid,
5.2.
veroordeelt de VvE om de exploitatierekening 2016 met inachtneming van algemeen geldende boekhoudregels binnen drie maanden na betekening van dit vonnis opnieuw op te (doen) stellen en daarin alsnog de kosten van de mandeligheid door te belasten aan alle deelgenoten in de mandeligheid conform het daarover in de aktes van mandeligheid bepaalde en deze vervolgens onverwijld ter vaststelling aan de vergadering van eigenaars voor te leggen,
5.3.
veroordeelt de VvE om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] c.s. een volledig en gedetailleerd overzicht te verschaffen van alle door het bestuur in strijd met artikel 32 reglement van splitsing gedane uitgaven en veroordeelt de VvE om de procedure van artikel 32 van het reglement correct na te leven, (...)
5.5.
veroordeelt de VvE om door een deskundige een onderzoek te doen verrichten naar de brandveiligheid van het gebouw waarover de VvE het beheer voert,
5.6.
veroordeelt de VvE om de gelden van het reservefonds te doen plaatsen op een afzonderlijke bankrekening ten name van de vereniging van eigenaars en daarover slechts te beschikken conform het daarover in artikel 32 lid 3 van het reglement van splitsing bepaalde, (...)
5.8.
veroordeelt de VvE, voor wat betreft de veroordelingen onder 5.2, 5.3 en 5.4 om op straffe van voldoening aan [eiser] c.s. hoofdelijk, des dat de VvE door betaling aan de een ten opzichte van de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 per keer en per onderdeel dat de VvE niet voldoet aan één van deze veroordelingen met een totaalmaximum van € 20.000,00, onder bepaling dat [eiser] c.s. niet via omslag in de door hem te betalen servicekosten of anderszins behoeven bij te dragen aan de eventueel aan hen verschuldigd wordende dwangsommen, (...)
5.11.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van hetgeen onder 5.1. is beslist, uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af. (...)”
2.2.
Het voornoemde vonnis is op 16 april 2019 aan de VvE betekend.
2.3.
Bij exploot van 18 juni 2019 is (deels hernieuwd) bevel gedaan om – kort gezegd – binnen twee dagen na 18 juni 2019 aan het vonnis van 27 maart 2019 te voldoen.
2.4.
Bij exploot van 28 juni 2019 is – kort gezegd – onder de ABN AMRO bankrekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] ten laste van de VvE executoriaal derdenbeslag gelegd en zijn dwangsommen geïnd.
2.5.
Bij brief van 19 juli 2019 is de VvE verzocht € 1.000,00 te betalen aan verbeurde dwangsommen in verband met het niet voldoen aan de veroordeling onder 5.2. van het vonnis van 27 maart 2019. Dit bedrag hebben de toenmalige eisers verrekend met hetgeen zij de VvE verschuldigd waren wegens maandelijkse bijdragen.
2.6.
Bij brief van 29 november 2019 heeft de VvE [naam 2] ontslag verleend als bestuurder/beheerder per 1 januari 2020. Het werkcomité zal het aanspreekpunt zijn voor verdere acties. Het nieuwe bestuur kan pas in functie treden als de overdracht van [naam 2] aan het nieuwe nog te vormen bestuur is afgerond.
2.7.
Blijkens de notulen van de ALV van 30 januari 2020 is per 1 januari 2020 een nieuw (tijdelijk) bestuur gevormd door leden van het werkcomité. Verder is er de kandidaatstelling van een nieuw bestuur. Gelet daarop wordt benoeming van een nieuw bestuur voorlopig opgeschort en zal het werkcomité in februari 2020 haar werkzaamheden voortzetten. Verder wordt de opdracht aan een nieuwe beheerder geformaliseerd.
2.8.
Bij brief van 17 februari 2020 is zijdens [eiser] – kort gezegd – aan de VvE medegedeeld dat ondanks dat de dwangsommen zijn verbeurd en geïnd, in het geheel geen uitvoering is gegeven aan de veroordelingen onder 5.2, 5.3, 5.5 en 5.6 van het vonnis van
27 maart 2019 en dat er geen uitzicht op lijkt te bestaan dat de veroordelingen binnen afzienbare tijd alsnog worden nageleefd, waarna de VvE is gesommeerd binnen 20 dagen alsnog die veroordelingen na te leven. Tevens is aangezegd dat bij gebreke van tijdige voldoening de VvE in kort geding zal worden gedagvaard.
2.9.
Op 22 althans 25 althans 26 maart 2020 heeft de VvE van [naam 2] de stukken van de administratie en het opgebouwde dossier ontvangen, hetgeen de VvE bij brief van
27 maart 2020 aan [eiser] heeft laten weten. Ook heeft de VvE [eiser] laten weten zo spoedig mogelijk aan de veroordelingen te willen voldoen en een en ander met hem te willen bespreken. Ten slotte is bij de brief gevoegd het bewijs dat de gelden van het reservefonds geplaatst zijn op een afzonderlijke bankrekening ten name van de VvE, waarmee aan veroordeling 5.6. van het vonnis is voldaan.
2.10.
Bij brief van 3 april 2020 laat de VvE aan [eiser] – kort gezegd – weten dat zij een offerte heeft om de exploitatierekening 2016 (en volgende jaren) aan te passen, wat
meer dan € 2.000,00 zal gaan kosten. Op grond van art. 41.3 van de splitsingsakte en de
besluitvorming van de ALV van 30 januari 2020 dient de ALV over dergelijke kosten te beslissen. De geplande ALV van 2 april 2020 is wegens Covid-19 echter uitgesteld. De VvE stelt het dossier dat zij van [naam 2] heeft ontvangen en alle andere dossiers voor inzage ter beschikking en hoort graag wanneer het [eiser] schikt. Op 7 april 2020 zal in het kader van het onderzoek naar brandveiligheid een inspectie plaatsvinden door Perfect Brandpreventie, waarna zij een offerte zal uitbrengen. De VvE verwacht dat dit ook meer dan € 2.000,00 zal bedragen, zodat zij besluitvorming van de ALV dient af te wachten. Ten slotte heeft de VvE bevestigd slechts over het reservefonds te beschikken conform het daarover in art. 32 lid 3 van het reglement van de splitsing bepaalde, zodat zij voldaan heeft aan de veroordeling onder 5.6 van het vonnis. De VvE is op basis van het vonnis niet gehouden een toelichting te geven over de afschrijving van 20 februari van € 3.000,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen:
om de exploitatierekening 2016 met inachtneming van algemeen geldende boekhoudregels binnen één maand (of zodanige kortere of langere termijn als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vaststellen) na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis opnieuw op te (doen) stellen en daarin alsnog de kosten van de mandeligheid door te belasten aan alle deelgenoten in de mandeligheid conform het daarover in de aktes van mandeligheid bepaalde en deze vervolgens onverwijld ter vaststelling aan de vergadering van eigenaars voor te leggen,
om binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan eisers een vollédig en gedetailleerd overzicht te verschaffen van alle door het bestuur in strijd met artikel 32 reglement van splitsing gedane uitgaven en veroordeelt de VvE om de procedure van artikel 32 van het reglement correct na te leven,
om binnen een maand na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis door een
deskundige een onderzoek te doen verrichten naar de brandveiligheid van het gebouw
waarover de VvE het beheer voert,
4. om de gelden van het reservefonds binnen twee weken na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis te doen plaatsen op een afzonderlijke bankrekening ten name van de vereniging van eigenaars en daarover slechts te beschikken conform het daarover in artikel 32 lid 3 van het reglement van splitsing bepaalde,
5. tot betaling van een dwangsom wat betreft ieder van de veroordelingen 1, 2, 3 en 4 afzonderlijk van 25 Euro per dag of dagdeel dat gedaagde weigerachtig blijft om aan de desbetreffende veroordeling te voldoen, en daarbij te bepalen dat eisers niet via omslag in de door hen te betalen servicekosten of anderszins behoeven bij te dragen aan de eventueel aan hen verschuldigd wordende dwangsommen,
6. in de kosten van de onderhavige procedure, met bepaling dat over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd zal zijn indien aan die veroordeling niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis is voldaan, en daarbij tevens bepaalt dat eiseres [de voorzieningenrechter leest en begrijpt: eisers] niet in deze kosten hoeft bij te dragen via omslag in de door haar [hen] te betalen servicekosten of andere bijdragen aan gedaagde,
7. in de nakosten, het nasalaris daaronder begrepen, op de voet van het liquidatietarief en daarbij tevens bepaalt dat eiseres [de voorzieningenrechter leest en begrijpt: eisers] niet in deze kosten hoeft bij te dragen via omslag in de door hen te betalen servicekosten of andere bijdragen aan gedaagde;
3.2.
De VvE voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De VvE heeft terecht aangevoerd dat er geen spoedeisend belang is bij de vorderingen sub één tot en met vier. Die vorderingen zijn immers al letterlijk gelijkluidend toegewezen in het bodemvonnis van 27 maart 2019. Nu de VvE blijkens haar eigen stelling nog steeds niet aan alle vier veroordelingen heeft voldaan, is er wel voldoende spoedeisend belang bij vordering sub 5. Met deze vordering, zo wordt begrepen, wenst [eiser] vermeerdering van de in het bodemvonnis opgelegde dwangsommen.
4.2.
In reactie op hetgeen [eiser] bij conclusie van repliek heeft aangevoerd met
betrekking tot de gemachtigde, niet zijnde een advocaat, van de VvE, heeft de VvE bij conclusie van dupliek besloten de procedure zonder haar gemachtigde voort te zetten. Hierover hoeft dan ook niet meer te worden beslist.
4.3.
Nu [eiser] bij petitum niets heeft gevorderd ter zake de al dan niet verrekening
van dwangsommen met door hem betaalde servicekosten gaat de voorzieningenrechter hieraan verder voorbij. Hetzelfde geldt voor hetgeen [eiser] met betrekking tot verantwoording van de overboeking van € 3.000,00 naar een andere rekening van de VvE heeft gesteld, zodat de voorzieningenrechter ook hieraan verder voorbijgaat.
exploitatierekening 2016 (onderdeel 5.2. van het vonnis van 27 maart 2019)
4.4.
Vaststaat dat de VvE bij vonnis van 27 maart 2019 is veroordeeld om de exploitatierekening 2016 met inachtneming van algemeen geldende boekhoudregels binnen drie maanden na betekening van dat vonnis opnieuw op te (doen) stellen en daarin alsnog de kosten van de mandeligheid door te belasten aan alle deelgenoten in de mandeligheid conform het daarover in de aktes van mandeligheid bepaalde en deze vervolgens onverwijld ter vaststelling aan de vergadering van eigenaars voor te leggen. Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd is voldoende aannemelijk geworden dat de VvE (nog) niet aan die veroordeling heeft voldaan. Het in het vonnis van 27 maart 2019 bepaalde maximum aan dwangsommen is inmiddels bereikt. Het is, gelet op de verhoudingen tussen partijen, de aard van partijen en de aard van de prestatie en het belang daarvan en de mogelijkheid die [eiser] heeft om desnoods zelf de exploitatierekening te laten opstellen niet acceptabel om de reeds gegeven dwangsomveroordeling te vermeerderen. Voor zover dus onder sub 5 vermeerdering van de dwangsom op deze veroordeling is gevorderd, wordt deze afgewezen.
onderzoek brandveiligheid (onderdeel 5.5. van het vonnis van 27 maart 2019)
4.5.
Vooralsnog houdt de voorzieningenrechter, gelet op productie 3 dupliek, het ervoor dat het onderzoek brandveiligheid in mei 2020 door PASS te Schinveld is voltooid en dat dit onderzoek op 18 juni 2020 op de ALV is besproken. Daarmee is het belang op vermeerdering van de dwangsom vervallen, zodat ook ter zake dit punt de dwangsomvermeerdering zal worden afgewezen.
verschaffen overzicht uitgaven (onderdeel 5.3. van het vonnis van 27 maart 2019)
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, zoals [eiser] terecht heeft gesteld, het voor inzage ter beschikking stellen van het volledige dossier niet hetzelfde is als het verschaffen van een volledig en gedetailleerd overzicht van alle door het bestuur in strijd met art. 32 reglement van splitsing gedane uitgaven. Immers, het ter inzage stellen van het volledig dossier veronderstelt dat [eiser] zelf moet onderzoeken of en zo ja welke uitgaven in strijd met het voornoemde artikel zijn gedaan, hetgeen iets anders is dan waartoe de VvE is veroordeeld. Dit doet niet af aan het feit dat [eiser] door zelf dit onderzoek te doen, een en ander aan het licht kan brengen. Ook deze mogelijkheid brengt met zich dat op dit onderdeel de vordering tot verhoging van de dwangsom zal worden afgewezen.
4.7.
Nu [eiser] in het geheel niets heeft gesteld over het (al dan niet) correct naleven door de VvE van art. 32 van het reglement, waartoe de VvE overigens ook al is veroordeeld bij vonnis van 27 maart 2019, zal dit deel van het onder (2) gevorderde als onvoldoende gesteld worden afgewezen.
gelden reservefonds (onderdeel 5.6. van het vonnis van 27 maart 2019)
4.8.
Voorshands moet het ervoor worden gehouden dat de VvE heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij is veroordeeld. Uit de door de VvE overgelegde kopieën van bankafschriften betreffende een ABN AMRO vermogensspaarrekening met nr. [rekeningnummer 3] ., bezien in samenhang met haar verweer dat er “geen verdere rekeningen” zijn en met haar bevestiging bij brief van 3 april 2020 dat zij slechts over het reservefonds conform art. 32 lid 3 van het reglement van splitsing beschikt, is voldoende aannemelijk geworden dat het reservefonds op de vermogensspaarrekening staat. Hoewel zij niet expliciet heeft bevestigd, waar in de brief van 31 maart 2020 om is verzocht (te weten “dat deze rekening de afzonderlijke bankrekening betreft zoals in het vonnis bedoeld”), hetgeen voor de VvE een kleine moeite was geweest, zeker gezien de lange voorgeschiedenis en onduidelijkheden tussen partijen over en weer, leidt de voorzieningenrechter uit al het voorgaande af dat de vermogensspraakrekening de afzonderlijke bankrekening is als bedoeld. Ook hier zal de gevorderde vermeerdering van de dwangsom worden afgewezen.
proceskosten
4.9.
De voorzieningenrechter zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij
veroordelen in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de VvE begroot op
€ 656,00 (griffierecht).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van de VvE begroot op € 656,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien dit bedrag niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn voldaan,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2020. [1]

Voetnoten

1.type: JC