Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[vennoot 1 van gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, verweerder in het incident ],
[vennoot 2 van gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, verweerder in het incident],
1.De procedure
- de rolbeslissing van 26 februari 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de op 24 april 2020 door [eiseres in de hoofdzaak en in het incident] ingediende producties E tot en met H ten behoeve van de mondelinge behandeling;
- de rolbeslissing van 29 april 2020;
- de akte uitlating voortzetting procedure van beide partijen voor de rol van 13 mei 2020;
- de incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening van [eiseres in de hoofdzaak en in het incident] van 19 mei 2020;
- de incidentele conclusie van antwoord met producties van Zorgt in Zorg c.s. van 10 juni 2020.
2.De feiten
3.De vordering in de hoofdzaak
4.De beoordeling in het incident
De vordering
€ 104.970,60 aan [eiseres in de hoofdzaak en in het incident] betalen. Als gevolg van het feit dat Zorgt in Zorg c.s. slechts gedeeltelijk aan haar (door)betalingsverplichting heeft voldaan, blijft [eiseres in de hoofdzaak en in het incident] voor een deel van haar bedrijfsliquiditeit verstoken en daarmee heeft zij een spoedeisend belang bij het gevorderde voorschot. Dat geldt temeer nu Zorgt in Zorg c.s. heeft aangegeven niet te willen afzien van een mondelinge behandeling in de hoofdzaak en de eindbeslissing in de hoofdzaak eerst in de eerste helft van 2021 is te verwachten.
5.De beoordeling in de hoofdzaak
6.De beslissing
24 november 2020van
09.30 uur tot 12.30 uur,
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van het team burgerlijk recht - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in 2021.