ECLI:NL:RBLIM:2020:4922

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
03/700111-19 en 03/700471-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere bedrijfsinbraken met bewijsvoering op basis van forensisch onderzoek en getuigenverklaringen

Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere inbraken in bouwmarkten in Brunssum. De verdachte, geboren in 1984 en gedetineerd in P.I. Sittard, werd bijgestaan door advocaat mr. F.A.G.M. Landerloo. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 juni 2020, waarbij zowel de verdachte als de officier van justitie hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte vier inbraken, gepleegd op 14, 22, 24 en 27 december 2019, waarbij de verdachte onder andere gereedschap en een radio heeft weggenomen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, gebaseerd op diverse bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden, getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte had tijdens de zittingen verklaard dat hij de goederen had gestolen om kerstcadeaus voor zijn kinderen te kopen, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de inbraken.

De rechtbank overwoog dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten een verzwarende factor waren. De rechtbank besloot ook om de proeftijd van een eerdere veroordeling met een jaar te verlengen, gezien de recidive van de verdachte tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700111-19, 03/700470-17 (TUL)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [Woonadres] ,
gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2020. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na een ter terechtzitting toegelaten vordering wijziging tenlastelegging - kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 27 december 2019 heeft ingebroken in een [Bouwmarkt 1] en daarbij gereedschap heeft weggenomen;
Feit 2:op 14 december 2019 heeft ingebroken in een [Bouwmarkt 2] en daarbij een radio en gereedschap heeft weggenomen; subsidiair: een radio en gereedschap heeft geheeld;
Feit 3:op 22 december 2019 heeft ingebroken in een [Bouwmarkt 2] en daarbij gereedschap heeft weggenomen; subsidiair: dit gereedschap heeft geheeld;
Feit 4:op 24 december 2019 heeft ingebroken in een [Bouwmarkt 2] en daarbij gereedschap heeft weggenomen; subsidiair: dit heeft geheeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft feit 1 refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft voor de feiten 2, 3 en 4 vrijspraak bepleit. Zij heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte degene is geweest die op 14, 22 en 24 december 2019 heeft ingebroken bij de [Bouwmarkt 2] te Brunssum. De raadsvrouw bepleit dat er ook onvoldoende bewijs is voor de subsidiaire tenlastegelegde heling.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de navolgende bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Uit het proces-verbaal van aangifte van diefstal op 14 december 2019 door [benadeelde 1] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [2] :
Ik doe aangifte van diefstal uit een bedrijf. De diefstal vond plaats bij de [Bouwmarkt 2] [Adres 1] in Brunssum. Op zaterdag 14 december 2019, omstreeks 20.50 uur, werd ik gebeld door een medewerker van de beveiligingscentrale dat de pui uit de winkel zou liggen. Er zou zijn ingebroken. Vervolgens ging ik ter plaatse. Ik zag dat er aan de zijkant van het pand een gat ter grote van 70cm zat. Het raam en de wandbekleding was vernield. Binnen aangekomen zag ik dat het schap waar het blauw Bosch elektrische gereedschap lag, leeg was. Toen ik vanmiddag het pand om 18.00 uur afsloot lag het schap nog gevuld met elektrisch gereedschap.
Op de camerabeelden zijn meerdere personen te zien aan de buitenzijde van het pand. Op de camerabeelden aan de binnenzijde van het pand is een persoon te zien die gebukt loopt en het elektrisch gereedschap wegneemt uit de schappen.
Ik kan de personen als volgt omschrijven,
Buiten:
Persoon 1:
- Blanke man.
- 1.80 meter lang.
- Zwarte schoenen met witte zool.
- Donkere joggingbroek.
- Grijze jas met capuchon.
Persoon 2:
- smal postuur.
- 1.80/1.90 meter lang.
- lichte kleding.
- zwarte rugzak.
- op de fiets.
Binnen:
Persoon:
- 1.80 meter lang
- Zelfde zwarte boek als op de beelden buiten.
- Donkere joggingbroek.
- Donkere jas met capuchon.
- Donkere handschoenen.
Uit het proces-verbaal van aangifte van een inbraak op 22 december 2019 door [benadeelde 1] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [3] :
Op 22 december 2019 werd er ingebroken in de [Bouwmarkt 2] [Adres 1] te Brunssum. De dader is weer door het gat aan de zijgevel, dat op 14 december 2019 al bij de inbraak was gemaakt, binnengekomen. De houten plaat die vanuit de binnenzijde, tijdelijk, was vastgemaakt, was door de dader aan de kant geschoven. Op de camerabeelden was te zien dat de dader rond 19.00 uur in de [Bouwmarkt 2] was en om 19.02 uur weer het pand verliet. Er werden voetafdrukken van de verdachte aangetroffen in het gangpad vanaf de plaats waar hij naar binnen was gekomen tot de plaats waar de boormachines lagen. Bij deze inbraak werd een klopboormachine, een boorhamer, een accucirkelzaag, een schuurmachine en een valkschuurmachine ontvreemd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2019 blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [4] :
Op zondag 22 december 2019 omstreeks 19.06 uur kregen wij, verbalisanten de melding dat er een inbraakalarm was geactiveerd in de [Bouwmarkt 2] [Adres 1] te Brunssum. Wij wisten dat recent meerdere voltooide inbraken hadden plaatsgevonden in het bedrijfspand van de [Bouwmarkt 2] . Ik, verbalisant [Naam 1] , liep vanaf de voorzijde van het pand links om het pand heen, naar de plek waar in eerdere gevallen een of meerdere daders het pand waren binnengekomen. Ik, verbalisant, zag op deze genoemde plek een gat in de gevel, kennelijk weer op dezelfde plek als waar de dader of daders eerder naar binnen zijn gekomen. Wij, verbalisanten, zagen dat een stellage was verschoven en dat eerder aangebrachte maatregelen om ongewenste personen buiten te houden vernield waren. Tevens zagen wij schoenzoolafdrukken op de vloer. Kennelijk waren deze schoenzoolafdrukken van degene die tegen de wil van de rechthebbende binnen in het pand was geweest. Wij zagen dat deze schoenzoolafdrukken een spoor vormde tussen de plek waar de dader het pand binnen is gekomen en het schap waar de gestolen boormachines stonden. Wij stelden deze sporen veilig ten behoeve van mogelijk onderzoek door de Forensische opsporing.
Wij zagen op de camerabeelden dat een persoon in een tijdsbestek van ongeveer twee minuten in de winkel was geweest en goederen had meegenomen naar buiten. Wij zagen dat deze persoon een donkerkleurige jas droeg, voorzien van een capuchon, met bont.
Uit het proces-verbaal Forensisch onderzoek bedrijf blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [5] :
Op maandag 23 december 2019 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [Adres 1] te Brunssum. In het gangpad van de sanitair afdeling heb ik de op deze inbraak van toepassing zijnde schoensporen van de dader, met folie afgevormd en veiliggesteld ( [Nummers] ).
Uit het proces-verbaal Vergelijkend schoensporenonderzoek met bijlage blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [6] :
Op 06-01-2020 ontving ik:
[1] Een folie met een schoenafdrukspoor, gewaarmerkt: [Nummer 1] ;
[2] Een folie met een schoenafdrukspoor, gewaarmerkt: [Nummer 2] ;
[A] Een paar schoenen, merk: Memphis, maat 44, gewaarmerkt: [Nummer 3] van de verdachte [verdachte] .
Resultaten
Onderzoek tussen [1] en [A].Tijdens het vergelijkend onderzoek is gebleken dat:
het profiel overeenkomt, voor zover zichtbaar;
de afmetingen praktisch overeenkomen;
de door het schoenspoor [1] weergegeven slijtage globale overeenkomst vertoont met de slijtage aan de zool van de linkerschoen [A];
onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Onderzoek tussen [2] en [A].
Tijdens het vergelijkend onderzoek is gebleken dat:
het profiel overeenkomt, voor zover zichtbaar;
de afmetingen praktisch overeenkomen;
de door het schoenspoor [2] weergegeven slijtage globale overeenkomst vertoont met de slijtage aan de zool van de linkerschoen [A];
onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Conclusie:
Spoor [1]
Op grond van het vergelijkend schoenspooronderzoek concludeer ik dat: het schoenspoor [1] MOGELIJK is veroorzaakt met de linkerschoen [A].
Spoor [2]
Op grond van het vergelijkend schoenspooronderzoek concludeer ik dat: het schoenspoor [2] MOGELIJK is veroorzaakt met de linkerschoen [A].
Vakbijlage vergelijkend schoensporenonderzoek
3.1
Conclusies
Bij het formuleren van conclusies wordt gebruik gemaakt van de volgende reeks:
Bevestigend: is veroorzaakt;
zeer waarschijnlijk;
waarschijnlijk;
mogelijk.
De vraag blijft open: niet vastgesteld
Ontkennend: niet aannemelijk;
waarschijnlijk niet;
niet.
Uit het proces-verbaal van aangifte van een inbraak op 24 december 2019 door [benadeelde 1] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [7] :
Op 24 december 2019 werd er wederom ingebroken in de [Bouwmarkt 2] . De dader kwam via het gat, dat op 14 december 2019 al was gemaakt in de zijgevel, binnen. Op de beelden is te zien dat de dader geheel gekleed in zwarte kleding gekleed was. Opvallend was wel dat de schoenen een witte rand hadden. Bij de inbraak werden 3 accuboormachines ontvreemd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2019 blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [8] :
Op vrijdag 27 december 2019 was ik, verbalisant [Naam 2] , in burger gekleed en maakte gebruik van een onopvallende dienstscooter. Ik was doende met de aanpak van een serie inbraken bij de bouwmarkt de [Bouwmarkt 2] op de locatie de [Adres 1] te Brunssum. Het was duister, droog en ik had goed zicht op de panden van de [Bouwmarkt 2] en [Bouwmarkt 1] . Omstreeks 23:20 uur hoorde ik een harde klap en geluid alsof er iets verbroken werd. Ik hoorde dat dit geluid uit de richting van de [Bouwmarkt 1] op de locatie de [Adres 2] te Brunssum kwam. Direct hierop verplaatste ik mij te voet, met mijn onopvallende dienstscooter in de hand, in de richting van de [Bouwmarkt 1] . Ik was ongeveer 100 meter verwijderd van het perceel van de [Bouwmarkt 1] . Ik hoorde op dat moment ook een luid alarm in het perceel van de [Bouwmarkt 1] afgaan. Op het moment dat ik op ongeveer 50 meter van de achterzijde van het pand verwijderd was, hoorde ik wederom een hard bonkend geluid dat vanaf de achterzijde van de [Bouwmarkt 1] kwam. Direct hierna zag ik een manspersoon vanaf het perceel van de [Bouwmarkt 1] wegrennen. Ik zag dat deze meerdere grote blauwkleurige voorwerpen vast had. Later bleken dit drie koffers met gereedschap van het merk Makita. Hierop startte ik mijn dienstscooter en reed ik in de richting van de verdachte. Ik naderde hem van achteren en riep hem luidkeels aan. Ik riep: “Politie staan blijven!” of woorden van gelijke strekking. De verdachte bleef zich aan zijn aanhouding onttrekken. Ik reed zo dicht naast de verdachte dat wij in aanraking kwamen met elkaar. Hierdoor stopte de verdachte met rennen. Ik liet de dienstscooter vallen en riep de verdachte aan te gaan liggen. Na hem tweemaal aangeroepen te hebben voldeed hij hieraan. De verdachte werd door mij geboeid.
Uit het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [9] :
Ik doe aangifte van een inbraak in de [Bouwmarkt 1] aan de [Adres 2] te Brunssum. Op vrijdag 27 december 2019 werd ik gebeld dat er was ingebroken. Ik ben vervolgens ter plaatse gegaan en zag dat er aan de achterzijde van de [Bouwmarkt 1] een ruit was ingeslagen. Ik zag vervolgens dat de politie mij 3 koffers met daarin materialen liet zien. Ik zag dat er 2 koffers, met daarin multitools zaten en 1 koffer met een boormachine van het merk Makita. Deze 3 koffers hadden ze van een verdachte afgenomen Deze 3 koffers zijn afkomstig van ons filiaal. Ik weet dat omdat ik deze koffers gescand heb en van het luid alarm heb afgehaald.
Uit het proces-verbaal van bevindingen kleding inbraken [Bouwmarkt 2] van 29 december 2019 blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [10] :
Kleding die de verdachte draagt tijdens de inbraak op 14 december 2019 bij de [Bouwmarkt 2] , [Adres 1] te Brunssum. Inbeslaggenomen kleding (schoenen en zwarte joggingbroek) vanuit de woning van de verdachte [verdachte] . Schoenen en joggingbroek komen sterk overeen met de schoenen en broek die de verdachte draagt tijdens de inbraak op 14 december 2019. Schoenen en joggingbroek zijn alle twee besmeurd met modder.
Kleding die de verdachte draagt tijdens de inbraak op 22 december 2019 bij de [Bouwmarkt 2] , [Adres 1] te Brunssum. Inbeslaggenomen jas (voorzijde) vanuit de woning van de verdachte [verdachte] . Jas komt sterk overeen met de jas die de verdachte draagt tijdens de inbraak op 22 december 2019. Inbeslaggenomen jas (achterzijde) vanuit de woning van de verdachte [verdachte] . Jas komt sterk overeen met de jas die de verdachte draagt tijdens de inbraak op 22 december 2019. Jas is besmeurd met modder.
Kleding die de verdachte draagt tijdens de inbraak op 24 december 2019 bij de [Bouwmarkt 2] , [Adres 1] te Brunssum. Inbeslaggenomen schoenen vanuit de woning van de verdachte [verdachte] . Schoenen komen sterk overeen met de schoenen die de verdachte draagt tijdens de inbraak op 24 december 2019.
Kleding die de verdachte [verdachte] draagt ten tijde van de aanhouding. Kleding komt vrij aardig overeen met de beelden van de [Bouwmarkt 1] (inbraak [Bouwmarkt 1] ) op 28 december 2019.
Op de bij het voornoemde proces-verbaal gevoegde foto’s is de kleding te zien die de verdachte droeg tijdens de inbraken en zijn de kleding en de schoenen te zien die bij verdachte [verdachte] in beslag zijn genomen en die verdachte [verdachte] droeg tijdens zijn aanhouding. [11]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2020 met bijlage blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [12] :
Op 6 januari 2020 werd door mij een extractierapport vervaardigd van de data welke was veilig gesteld op de telefoon van de verdachte [verdachte] . Ik zag hierop dat er in de afbeeldingenlijst op de telefoon, afbeeldingen stonden van gereedschappen. Ik zag dat er onder andere in totaal 8 afbeeldingen waren gemaakt op 14 december 2019, op 22 december 2019 en op 24 december 2019.
Ik zag dat op de foto’s (4) die waren gemaakt op 14 december gereedschappen stonden die qua merk en type overeen kwamen met gereedschappen die op 14 december 2019 bij een inbraak bij de [Bouwmarkt 2] [Adres 1] waren weggenomen.
Ik zag dat op de foto’s (3) die waren gemaakt op 22 december gereedschappen stonden die qua merk en type overeen kwamen met gereedschappen die op 22 december 2019 bij een inbraak bij de [Bouwmarkt 2] [Adres 1] waren weggenomen.
Ik zag dat op de foto (1) die was gemaakt op 24 december gereedschap stond die qua merk en type overeen kwam met gereedschap dat op 12 december 2019 bij een inbraak bij de [Bouwmarkt 2] [Adres 1] was weggenomen.
Extraction rapport
De vier foto’s die zijn gemaakt op 14 december 2019 zijn gemaakt tussen 19.25 uur en 19.27 uur.
De drie foto’s die zijn gemaakt op 22 december 2019 zijn gemaakt tussen 19.14 uur en 19.15 uur.
De foto die is gemaakt op 24 december 2019 is gemaakt om 20.53 uur.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 8 februari 2020 blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende [13] :
Tijdens het onderzoek naar [verdachte] hebben wij een onderzoek gedaan in de woning van [verdachte] . Nadat wij in de woning waren geweest en terug waren op het politiebureau werd gevraagd of wij naar de foto’s wilde kijken. Wij zagen op de foto’s koffers met hierin gereedschappen, die gestolen waren bij de [Bouwmarkt 2] . Wij herkenden meteen het interieur in de woning van [verdachte] . Wij herkenden de vloer, de stoel, de tafel en de indeling van de woning. Wij herkenden dit omdat wij nog geen uur van te voren in de woning van [verdachte] waren geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 27 december 2019 de goederen bij de [Bouwmarkt 1] te Brunssum heeft gestolen. Verdachte heeft een ruit ingetikt, is naar binnen gegaan en heeft drie gereedschapskoffers van Makita meegenomen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 16 juni 2020;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2019;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2019; [15]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 tot en met 4
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 2 tot en met 4 heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen elkaar versterken en in onderling verband en samenhang moeten worden bezien.
De rechtbank overweegt dat op de telefoon van verdachte foto’s zijn aangetroffen van de goederen die bij de inbraken bij de [Bouwmarkt 2] op 14, 22 en 24 december 2019 zijn ontvreemd. Deze foto’s zijn bij verdachte thuis gemaakt respectievelijk 25, 12 en 11 minuten na iedere inbraak. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat de goederen aan hem te koop werden aangeboden en dat hij vervolgens van deze goederen een foto heeft gemaakt om te kijken of hij ze kon doorverkopen. Deze verklaring acht de rechtbank, gezien het korte tijdsverloop tussen de inbraak en de genomen foto’s en het feit dat verdachte hierover pas op zitting voor het eerst verklaart, onaannemelijk.
Ook zijn er naar het oordeel van de rechtbank sterke overeenkomsten tussen de bij verdachte in de woning aangetroffen kleding en schoenen, de kleding die verdachte droeg tijdens zijn aanhouding op 27 december 2019 en de kleding die op de camerabeelden van de verschillende inbraken is te zien. Dit geldt ook voor het schoenspoor dat is aangetroffen na de inbraak op 22 december 2019. De rechtbank neemt de conclusie uit het schoenspooronderzoek over. Deze conclusie houdt een bevestiging in van het antwoord op de vraag of de aangetroffen schoensporen kunnen zijn veroorzaakt met de schoenen van verdachte. De algemene kenmerken (het profiel en de afmetingen) en de karakteristieke kenmerken (de slijtageplekken) van het schoenspoor dat is aangetroffen in de [Bouwmarkt 2] komen overeen met de schoenen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen.
Het verweer van de verdediging dat het schoensporenonderzoek ziet op een andere inbraak, namelijk een inbraak op 23 december 2019, volgt de rechtbank niet. Zoals uit de opgesomde bewijsmiddelen volgt is naar aanleiding van de inbraak op 22 december 2019 op 23 december 2019 een forensisch onderzoek verricht in de [Bouwmarkt 2] . De aangetroffen sporen zijn door de forensisch medewerker veilig gesteld en voorzien van een SIN-nummer. Deze SIN-nummers komen overeen met de SIN-nummers die ten grondslag hebben gelegen aan het Vergelijkend schoensporenonderzoek. Op basis hiervan kan het niet anders dan dat het schoensporenonderzoek ziet op de inbraak op 22 december 2019.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 27 december 2019 in de gemeente Brunssum, gereedschapskoffers met twee multitools en een boormachine van het merk Makita, toebehorende aan [Bouwmarkt 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2
op 14 december 2019 in de gemeente Brunssum, een radio, zes boormachines, twee elektrische zagen en drie haakse slijpers (merk Bosch), toebehorende aan [Bouwmarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3
op 22 december 2019 in de gemeente Brunssum, een klopboormachine, een boorhamer, een accucirkelzaag, een schuurmachine en een vlakschuurmachine, toebehorende aan [Bouwmarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 4
op 24 december 2019 in de gemeente Brunssum, drie accuboormachines, in elk geval enig goed, toebehorende aan [Bouwmarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 3
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 2, 3 en 4. De raadsvrouw acht voor feit 1 een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken passend. Deze straf is conform de LOVS oriëntatiepunten die door de rechtbanken worden gehanteerd. De verdachte heeft, gelet op zijn voorarrest, deze straf al ruimschoots uitgezeten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan vier inbraken bij bouwmarkten. Om zich de toegang tot de bouwmarkten te verschaffen, is een ruit ingeslagen of werd een gat in de gevel van het pand gemaakt. Bij de inbraken is voor veel geld aan elektrisch gereedschap meegenomen. Naast de overlast en het schadebedrag van de buit is ook schade aan de bedrijfspanden aangericht.
De verdachte heeft met het plegen van de inbraken laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Hij wilde kennelijk op een gemakkelijke manier aan geld komen en de ellende en schade die hij daarmee bij anderen veroorzaakte, konden hem niets schelen. De rechtbank neemt ook in het nadeel van de verdachte mee dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt. Slechts de zaak waarin hij op heterdaad is betrapt bekent hij. Voor deze diefstal geeft hij als reden dat hij kerstcadeautjes voor zijn kinderen wilde kopen. Los van het feit dat dit geen rechtvaardiging is voor een bedrijfsinbraak, vond het feit plaats ná Kerst en blijkt uit het rapport van de reclassering dat de verdachte kampt met een drugsverslaving waarvoor hij al enkele malen in een kliniek ter behandeling opgenomen is geweest. Aangenomen wordt dat de verdachte – ook nu weer -inbraken pleegt en de gestolen spullen verkoopt om zijn drugsverslaving te bekostigen.
De verdachte is in het verleden meermalen veroordeeld wegens uiteenlopende strafbare feiten, waaronder veel inbraken. Aan de verdachte werden zowel taakstraffen als (voorwaardelijke) gevangenisstraffen opgelegd. De (voorwaardelijke) straffen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De onderhavige feiten heeft hij gepleegd lopende de proeftijd van een eerdere veroordeling, waarbij hem, eveneens voor inbraken, een gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel van één maand werd opgelegd.
Het reclasseringsrapport vermeldt dat de verdachte een stabiele periode in zijn leven heeft gekend, maar dat een terugval in zijn cocaïnegebruik geleid heeft tot het einde van zijn relatie, waarna hij verder afgleed in drugsgebruik en crimineel gedrag. De verdachte geeft hierover weinig openheid en bagatelliseert zaken. De reclassering geeft aan dat deze houding in de weg staat aan een daadwerkelijke gedragsverandering. De rechtbank heeft ter terechtzitting alleen maar bevestiging gevonden voor deze houding. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke straf.
De rechtbank is van oordeel dat op dergelijke feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. De rechtbank is van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij zal aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één jaar opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde [Naam 3] Brunssum heeft zich door het indienen van haar vordering tot vergoeding van haar schade tot een bedrag van € 2.661,33 als partij in het geding gesteld.
De materiële schade bestaan uit de posten:
  • 5x accuboormachine PSR 1440 212 Bosch € 343,75
  • 3x Makita 12v accuboor € 350,70
  • 3x Makita accuboormachine € 388,59
  • 1x accucirkelzaag Bosch € 317,37
  • 1x schuurmachine excent Bosch € 99,40
  • 1x vlakschuurmachine Bosch € 119,28
  • 1x klopboormachine B&D € 43,68
  • 4x boorhamer Makita € 499,28
Totaal € 2.661,33
Daarnaast vordert zij de wettelijke rente en verzoekt zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank constateert dat de optelsom gemaakt door de benadeelde partij niet juist is. De rechtbank komt tot een bedrag van € 2.162,05 en zal van dit bedrag uitgaan in haar beoordeling.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.093,14, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de stelposten 5x accuboormachine PSR 1440 212 Bosch, 3x Makita 12v accuboor en 3 van de 4 boorhamers Makita niet terug te leiden zijn naar de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie heeft deze posten in mindering gebracht op de vordering. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar vordering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar verzochte vrijspraak. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij te onduidelijk is, nu niet te herleiden valt welke goederen bij welke inbraak horen. De raadsvrouw verzoekt om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij [Naam 3] Brunssum door het hiervoor onder 3.4 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de posten
5x accuboormachine PSR 1440 212 Bosch, 3x Makita 12v accuboor en 3 van de 4 boorhamers Makita niet terug te leiden zijn naar de tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal deze posten in mindering brengen op de vordering. Voor deze posten zal de rechtbank de benadeelde partij niet‑ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De overige posten acht de rechtbank geheel toewijsbaar gelet op het feit dat deze posten terug te leiden zijn naar de tenlastegelegde feiten. De rechtbank is van oordeel dat de schade van deze posten daarom aannemelijk is. Opgeteld is door verdachte aan de benadeelde partij rechtstreekse schade toegebracht voor een bedrag van € 2.162,05 – (€ 343,75 + € 350,70 + € 374,46) =
€ 1.093,14. De rechtbank zal de vordering dan ook tot voornoemd bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 24 december 2019 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen om, ten behoeve van de benadeelde partij, aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.093,14 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 24 december 2019 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de strafzaak met parketnummer 03/700470-17, vanwege het tijdens de proeftijd plegen van nieuwe strafbare feiten.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting haar vordering in die zin gewijzigd dat een verlenging van de proeftijd met 1 jaar wordt gevorderd.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft zij aangevoerd om de proeftijd te verlengen met een jaar indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van meer feiten dan de raadsvrouw heeft bepleit.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen nu bewezen en strafbaar is verklaard, zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden. Doorgaans is dit zonder meer reden om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. De verdachte is verantwoordelijk voor het opnieuw recidiveren. De rechtbank ziet reden om van het algemene uitgangspunt af te wijken. De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen zodat de bijzondere voorwaarden waaraan de verdachte zich moet houden in het kader van deze voorwaardelijk straf blijven gelden.
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de reclassering dat de bijzondere voorwaarden in stand moeten blijven. Zij zal daarom, evenals de officier van justitie heeft gevorderd, de gewijzigde vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen en de proeftijd met één jaar verlengen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 1 jaar;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [Naam 3] Brunssum, van een bedrag van € 1.093,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij, [Naam 3] , van € 1.093,14, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 december 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in
zoverre komt te vervallen;
Tenuitvoerlegging
- verlengt de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter te Limburg d.d. 15 augustus 2019 gewezen onder parketnummer 03/700470-19 met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. D.D. Kock, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Smits, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2020.
Buiten staat
mr. C.M. Nollen en mr. D.D. Kock zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 december 2019 in de gemeente Brunssum, gereedschapskoffers met twee multitools en/of een boormachine van het merk Makita, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Bouwmarkt 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen genoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 14 december 2019 in de gemeente Brunssum, een radio, zes boormachines, twee elektrische zagen en/of drie haakse slijpers (merk Bosch), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Bouwmarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen genoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 december 2019 in de gemeente Brunssum, (een) goed(eren), te weten een radio, zes boormachines, twee elektrische zagen en/of drie haakse slijpers (merk Bosch), heeft verworven, voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
3.
hij op of omstreeks 22 december 2019 in de gemeente Brunssum, een klopboormachine, een boorhamer, een accucirkelzaag, een schuurmachine en/of een vlakschuurmachine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Bouwmarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen genoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 december 2019 in de gemeente Brunssum, (een) goed(eren) te weten een klopboormachine, een boorhamer, een accucirkelzaag, een schuurmachine en/of een vlakschuurmachine heeft verworven, voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
4.
hij op of omstreeks 24 december 2019 in de gemeente Brunssum, drie accuboormachines, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Bouwmarkt 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 december 2019 in de gemeente Brunssum, (een) goed(eren), te weten drie accuboormachines, heeft verworven, voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg District Parkstad-Limburg Basisteam Brunssum/Landgraaf, proces-verbaalnummer [Nummer 4] , gesloten d.d. 10-02-2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 157.
2.Proces-verbaal van aangifte, pv-nr [Nummer 5] , 14-12-2019, p. 66-68.
3.Proces-verbaal van aangifte, pv-nr [Nummer 6] , 28-12-2019, p. 71-74.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pv-nr [Nummer 7] , 22-12-2019, p. 75-76.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf, pv-nr [Nummer 8] , 23-12-2019, p. 82-95.
6.Proces-verbaal Vergelijkend schoensporenonderzoek, pv-nr [Nummer 9] , 06-01-2020.
7.Proces-verbaal van aangifte, pv-nr [Nummer 10] , 28-12-2019, p. 96-97.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pv-nr [Nummer 11] , 28-12-2019, p. 15-16.
9.Proces-verbaal van aangifte, pv-nr [Nummer 12] , 28-12-2019, p. 28-29.
10.Proces-verbaal van bevindingen, BHV-nr [Nummer 13] , 29-12-2019, p. 103-116.
11.Pagina 103-116.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pv-nr [Nummer 14] , 06-01-2020, p. 133-137.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pv-nr [Nummer 15] , 08-02-2020, p. 148.
14.Proces-verbaal van aangifte, pv-nr [Nummer 12] , 28-12-2019, p. 28-29.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pv-nr [Nummer 11] , 28-12-2019, p. 15-16.