Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de eis in reconventie tevens houdende akte inbreng producties van de man;
- de nagezonden productie 9 van de man;
- de mondelinge behandeling van 8 januari 2020, ter gelegenheid waarvan de advocaat van de man een pleitnota heeft overgelegd en voorgedragen.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
primairde vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan het opstellen van een convenant, omvattende de gehele afwikkeling van de nog openstaande verdelingspunten, voortvloeiende uit de beschikking van 10 oktober 2019, zodat de bank het verzoek van de man om de vrouw te ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid in behandeling kan nemen, waarvoor een termijn van twee maanden na ondertekening van het convenant gehanteerd wordt, en bij gebreke van het verlenen van het gevraagde ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid binnen deze termijn, de vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan het aanwenden van de gelden uit de verkoop van de echtelijke woning aan de [adres en plaats huwelijkse woning 1] , zijnde € 204.029,04, die zich onder notaris
subsidiairde vrouw te veroordelen om - indien en voor zover niet binnen zes weken een convenant, als bedoeld in de eis onder 1, is opgesteld en ondertekend - haar medewerking te verlenen aan het aanwenden van de gelden uit de verkoop van de echtelijke woning aan de [adres en plaats huwelijkse woning 1] , zijnde € 204.029,04, die zich onder notaris mr. Mols te Neer bevinden, voor betaling van de openstaande schulden bij de Rabobank met nummer [rekeningnummer 1] ad € 143.666,82, met nummer [rekeningnummer 2] ad € 40.000,00, met nummer [rekeningnummer 3] ad € 80.000,00 en de lening van de stamrecht B.V. ‘ [naam stamrecht BV] ’ ad € 290.000,00 inclusief de rente tot en met 2018 ten bedrage van € 70.195,00 verhoogd met de rente over 2019;