ECLI:NL:RBLIM:2020:4830

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
03.005722.03
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een verdachte, geboren in 1966, die momenteel verblijft in FPC Dr. S. van Mesdag. De rechtbank heeft de TBS met verpleging met één jaar verlengd, na een zorgvuldige afweging van de adviezen van verschillende deskundigen. Deze deskundigen waren unaniem van mening dat de verdachte optimaal heeft geprofiteerd van de behandelingen in de kliniek en dat de volgende stap in zijn behandeling het blootstellen aan situaties met mogelijke tegenslagen en stress zou moeten zijn. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om de reclassering een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de TBS, met een rapport dat gereed moet zijn voor de volgende verlengingszitting aan het eind van het jaar. De advocaat van de verdachte heeft verzocht om heropening van de behandeling vanwege geluidsproblemen tijdens de zitting, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen de verlenging van de TBS eist, gezien de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en dwangmatige kenmerken. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de volgende stappen in de behandeling zorgvuldig moeten worden genomen, met aandacht voor de risico's van een voorwaardelijke beëindiging.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/005722-03 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 7 juli 2020
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg.
De op 4 november 2019 ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
verblijvende [Adres] (FPC Dr. S. van Mesdag),
hierna te noemen: [verdachte] .
Raadsman is mr. A.R. Ytsma, advocaat kantoorhoudende te Haarlem.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg van 4 november 2019;
  • het verlengingsadvies van 19 oktober 2019 van [Naam 1] , behandelcoördinator en
[Naam 2] , psychiater, directeur behandelzaken en plaatsvervangend hoofd van de inrichting, beiden verbonden aan FPC Dr. S. van Mesdag;
  • het rapport naar aanleiding van het psychologisch onderzoek Pro Justitia van [Naam 3] , klinisch psycholoog d.d. 9 april 2020;
  • het rapport naar aanleiding van het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van [Naam 4] , psychiater, d.d. 20 april 2020;
  • het rapport second opinion Pro Justitia van [Naam 5] , kolonel-arts en psychiater en [Naam 6] , klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog, d.d. 9 maart 2020;
  • de wettelijke aantekeningen over de periode van 19 juni 2018 tot en met 3 maart 2020;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg van 28 december 2018 waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor één jaar is verlengd;
  • het arrest van gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 31 januari 2005 in de strafzaak tegen [verdachte] met parketnummer 20.003004.04.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal verlengen voor de duur van twee jaar.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 31 januari 2005 is [verdachte] ter beschikking gesteld. De maatregel terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van moord (viervoudig), terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste.
De hiervoor genoemde delicten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 21 december 2010.
De terbeschikkingstelling is bij beslissing van deze rechtbank d.d. 28 december 2018 voor het laatst verlengd met één jaar. Op 17 december 2019 is de behandeling aangehouden, omdat de second opinion rapportage niet gereed was. Bij de zitting van 4 februari 2020 heeft de rechtbank vastgesteld dat deze, door het Adviescollege Verloftoetsing noodzakelijk geachte, rapportage nog immer niet gereed was. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden voor onbepaalde tijd. Op 31 maart 2020 is de behandeling wederom aangehouden, nu in verband met de landelijke maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus. Ook toen waren de rapportages nog niet gereed.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 23 juni 2020. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [verdachte] , zijn raadsman en, als deskundige, [Naam 1] , behandelcoördinator van [verdachte] FPC Dr. S. van Mesdag.
Vanwege de landelijke maatregelen die door de rechtspraak in verband met het covid-19 virus zijn getroffen zijn [verdachte] en de deskundige middels een Skype-verbinding gehoord.

3.Het standpunt van de inrichting

In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
“December 2018 heeft de kliniek een voortijdig onafhankelijk Pro Justitia onderzoek verzocht ter advisering over het risicomanagement en de snelheid waarmee het resocialisatietraject uitgezet wordt. Dit verzoek werd afgewezen door de Divisie Individuele Zaken.”
“Begin april 2019 werd een aanvraag transmuraal verlof ten behoeve van de overgang naar een zelfstandige woonruimte in de stad Groningen verzonden. Deze werd echter in navolging van het advies van het AVT medio mei door het ministerie afgewezen. Een machtiging onbegeleid verlof werd wel verleend. Het adviescollege heeft behoefte aan een extern advies over de risico’s en de benodigde fasering van het traject. Daarbij hebben ze vraagtekens bij de veiligheid van de beoogde stap naar zelfstandig wonen en vraagt het adviescollege of een tussenstap via de transmurale voorziening van de kliniek niet meer aangewezen is. De opdracht is toegekend en het onderzoek is nu in volle gang. Betrokkene reageerde in eerste instantie rationeel op de afwijzing transmuraal verlof en pakte deze teleurstelling op door hier tegen te gaan strijden.”
“Op 18 juni werd op het Instagram-en Facebookaccount van het [cafe] waar betrokkene werkzaam is een foto geplaatst van het team, waarop ook betrokkene te zien was. Naar aanleiding daarvan werden er die avond een aantal negatieve (anonieme) reacties onder de foto’s geplaatst. (…) Betrokkene ging ruim een week later weer aan het werk en daar bleek dat de negatieve berichten op sociale media, de afwijzing transmuraal verlof en de drukte op de werkvloer hem allemaal teveel werden en raakte hij zeer geëmotioneerd. (…) Ondanks dat deze situatie een vervelende ervaring voor betrokkene is, wordt het door het behandelteam als vooruitgang beschouwd; eerder ging betrokkene altijd maar door, nu lukt hem dat niet meer. Hij laat zijn gevoelens toe en accepteert zijn huidige emotionele toestand. Hij is daar open over in contact met het team en stelt zich transparant op.”
“Er zijn voldoende en adequate beschermende factoren. Betrokkene heeft geen enkele verlofvoorwaarde geschonden en de inschatting is gemaakt dat de kans op het schenden van voorwaarden of recidive laag tot matig kan worden beschouwd. (…) Het risicomanagement spitst zich met name toe op het goed monitoren van eventueel oplopende spanningen bij betrokkene en of hij de in zijn behandeling geleerde vaardigheden blijft hanteren. Het recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging: matig. Het recidiverisico in geval van beëindiging toezicht of maatregel: matig-hoog. Risico op ongeoorloofde afwezigheid: laag.”
“Er is bij betrokkene sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en obsessief-compulsieve trekken, waarbij de afgelopen periode wel gezien wordt dat deze problematiek minder scherp op de voorgrond staat (…). Het blijft een valkuil van betrokkene waar nog geruime tijd aandacht voor zal moeten blijven bestaan. Het behandelteam heeft niet de verwachting dat deze risicofactor in zijn volledigheid verdwijnt. (…) Er moeten nog een aantal belangrijke stappen worden ondernomen: transmuraal verlof (al dan niet in de transmurale voorziening van de kliniek), de eventuele overgang naar een eigen woning en op termijn proefverlof. Het is van belang dat deze stappen geleidelijk en zorgvuldig worden vormgegeven. (…) Betrokkene zal nog langdurig (ambulante) behandeling en begeleiding moeten blijven volgen.”
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaren.
Ter zitting heeft deskundige [Naam 1] in aanvulling op het verlengingsadvies het volgende verklaard:
Afgelopen week is een nieuwe aanvraag voor transmuraal verlof verstuurd. Als er een woning is dan kan een stappenplan worden gemaakt. Doorgaans duurt het vinden van een woning ongeveer drie maanden en deze periode geldt ook voor het opstellen van een stappenplan. Dan is er ruim een half jaar verstreken en moet de nieuwe situatie nog zeker een half jaar worden aangekeken. Dan kan pas een aanvraag voor proefverlof worden gedaan, uiteraard afhankelijk van het verloop. De heer [Naam 7] , regiebehandelaar, heeft een verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar benoemd. Ik heb dit opgevat als zijnde een jaar om het traject te monitoren. Het verlengingsadvies geeft een reële prognose aan. De kliniek spreekt nog niet over een beëindiging van de terbeschikkingstelling. Voor een voorwaardelijke beëindiging is het nu nog te vroeg. Op het moment dat de machtiging voor transmuraal verlof binnen komt, wordt de reclassering erbij betrokken. De komende periode is een cruciale fase. [verdachte] gaat zijn veilige haven loslaten richting een eigen woning, waardoor de begeleiding meer op afstand komt. Zijn dagbesteding, vrije tijd en netwerkcontacten moeten getoetst worden. Het is belangrijk om te kijken hoe hij straks omgaat met krenkende situaties. De raadsman vreest dat toekenning van transmuraal verlof lang op zich laat wachten. Hij vraagt of het vanuit dat perspectief niet beter is de terbeschikkingstelling, in lijn met de rapportages van de deskundigen, met één jaar te verlengen. Ik kan me de zorgen van de raadsman voorstellen, maar als er wordt gekeken naar het nog te doorlopen traject dan duurt dat langer dan één jaar.

4.Het standpunt van de psycholoog

In de Pro Justitia rapportage van 9 april 2020 heeft klinisch psycholoog [Naam 3] geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen. Hij heeft onder meer het volgende gerapporteerd:
“Vanaf de opname in de Van Mesdagkliniek heeft betrokkene zich ingezet voor de behandeling en dat doet hij nog steeds. Hij volgde alle geïndiceerde therapieën trouw en met grote inzet. (…) Het onderhavige onderzoek is mede geïnitieerd om zicht te krijgen op de risico’s van transmuraal verlof. Betrokkene zegt dat hij het gevoel heeft dat hij in de ‘twilight zone’ zit: wachten tot de kliniek akkoord krijgt voor het transmuraal verlof. (…) Betrokkene zegt zich in een eigen woning prima te kunnen redden en heeft zelf het initiatief genomen om ambulante behandeling bij het AFPN te gaan volgen, zodat hij een vangnet heeft.”
“Zoals hij rationele controle over zijn gevoelens en emoties heeft, oefent hij ook rationele controle uit over het gesprek en daarmee zijn gesprekspartner. Dit heeft betrokkene in zijn jeugd ‘geleerd’ en de militaire trainingen die hij daarna volgde, sloten daar naadloos op aan. En dat is in zijn werk als marinier begrijpelijk, noodzakelijk zelfs, maar hij kon en kan niet schakelen tussen het dagelijkse ‘normale’ leven en het militaire leven. Ook in dat opzicht kan geconcludeerd worden dat de rationele controle deel van zijn persoonlijkheidsconstellatie is.”
“Op basis van het onderhavige onderzoek komt ondergetekende, in lijn met eerdere onderzoekers, tot de conclusie dat bij betrokkene sprake is van voornamelijk narcistische en dwangmatige persoonlijkheidspathologie. Door de kliniek wordt sinds de opname bij betrokkene een narcistische persoonlijkheidsstoornis gediagnosticeerd, maar ondergetekende kan zich op grond van het onderzoek eerder vinden in de diagnoses van het Pieter Baan Centrum (2004) en de deskundigen [Naam 5] en [Naam 6] (2020). (…) Hoewel betrokkene ten aanzien van zijn cognities en affectiviteit nog immer beperkingen kent die een onwrikbaar deel zijn van de persoonlijkheidsconstellatie van betrokkene, is de narcistische en dwangmatige pathologie wel duidelijk in ernst verminderd. (…) Verder is bij betrokkene sprake van dwangmatige persoonlijkheidskenmerken, zoals een sterke toewijding aan werk en productiviteit, perfectionisme, een hang naar autonomie en controlebehoefte. Door [Naam 5] en [Naam 6] zijn deze opvoedingsomstandigheden gediagnosticeerd als een reactieve hechtingsstoornis en ondergetekende kan zich bij die visie aansluiten, omdat het recht doet aan de vrij deplorabele omstandigheden waarin hij is opgegroeid.”
“De kans op recidive wordt niet bepaald door één specifieke gebeurtenis, maar door een sequentie van gebeurtenissen waarin betrokkene van zijn autonomie wordt beroofd, waarin hij wordt gekrenkt, onheus bejegend en onrechtvaardig wordt behandeld en hij geen mogelijkheden heeft om zijn frustraties, agressie en verdriet te kanaliseren. Met de behandeling in de afgelopen tien jaar zijn de copingvaardigheden van betrokkene om met frustraties, agressie en verdriet om te gaan verbeterd, hoewel zijn empathisch vermogen nog immer vrij gebrekkig is. Daarnaast is de ernst van de persoonlijkheidspathologie afgenomen.”
“Op grond van de klinische en gestructureerde risicotaxatie kan geconcludeerd worden dat de kans op recidive onder de huidige maatregel tbs laag is. Maar ook zonder deze beschermende maatregel tbs wordt de kans op recidive als laag ingeschat. (…) Het risicomanagement van de kliniek wordt adequaat vormgegeven. (…) Daarom is de stap naar het zelfstandig wonen in de stad Groningen in het kader van transmuraal verlof passend en verantwoord. Een verder intramuraal verblijf in een klinische setting is immers niet nodig, nu het recidivegevaar als laag wordt ingeschat. Het is wel van belang dat deze stap in het resocialisatieproces onder de paraplu van de tbs met dwangverpleging plaatsvindt, zodat de kliniek zijn stabiliteit en voortgang kan monitoren. In dat licht adviseert ondergetekende om de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. Binnen dit jaar kan de reclassering langzaam de rol van toezichthouder op zich nemen, wat een voorbereiding kan vormen van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tbs.”

5.Het standpunt van de psychiater

In de Pro Justitia rapportage van 20 april 2020 heeft psychiater [Naam 4] geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging met één jaar te verlengen. Hij heeft onder meer het volgende gerapporteerd.

Betrokkene heeft behoefte aan vervolgstappen en geeft aan dat hij weinig twijfels heeft over zijn toekomst. Sinds april/mei 2019 heeft hij contact met een begeleider van AFPN, maar dit ligt momenteel stil, omdat transmuraal verlof afgewezen werd. Als betrokkene dit zou gaan krijgen, dan kan hij verder met AFPN. (…) Volgens betrokkene is hij door de jaren heen bewust geworden van de onderliggende patronen en is hij milder geworden naar zichzelf en naar de buitenwereld.”

Als er geen sprake is van een voorwaardelijke beëindiging dan zou betrokkene via transmuraal verlof naar een eigen woning willen. Hij is het met de kliniek eens dat de transmurale verblijven net buiten de kliniek niet geïndiceerd zijn voor hem.”
“Betrokkene is in staat zich goed aan te passen aan de situatie om zich heen, zeker wanneer er structuur en duidelijkheid is. Opvallend is dat betrokkene aangeeft dat hij geen twijfel meer heeft over zichzelf. Hier lijkt weer sprake van zijn behoefte aan duidelijkheid en gespeend zijn van twijfel of ambivalenties. Betrokkene heeft nog redelijk recent een burn out achtige periode gehad, waarbij hij reageerde op verschillende frustraties. Positief is dat hij erover kan praten, zonder dat hij het rationaliseert, en hij is ook in staat die periode te accepteren als passend bij zichzelf, wat weer wijst op het kunnen verdragen van negatieve emoties.”
“De inschatting is dat betrokkene adequaat zal blijven reageren op behandeling of toezicht. Betrokkene heeft zich in de tbs ontwikkeld, heeft een adequatere coping en is beter bestand tegen stress. Overall kan gesteld worden dat er sprake is van een laag recidiverisico. (…) Gezien de gestructureerde risicotaxatie en de beschermende factoren kan in combinatie met zijn ontwikkeling in de behandeling gesteld worden dat de kans op herhaling in de huidige situatie, maar ook in de transmurale situatie laag is.”
“Binnen de gestructureerde setting van de kliniek kan betrokkene al enkele jaren niet méér leren, omdat er in die situatie onvoldoende beroep wordt gedaan op zijn coping. Onder de omstandigheden van begeleiding vanuit AFPN met reclassering, met de mogelijkheid van terugvallen op de kliniek, is het geïndiceerd en met een laag recidiverisico, om binnen een transmuraal kader zijn resocialisatie voort te zetten.”
“Aangezien betrokkene zich dermate heeft ontwikkeld is het van belang die ontwikkeling te toetsen in de maatschappij en kan hij waarschijnlijk nog verder groeien. Gezien de vertraging van de laatste jaren is het van belang om de volgende stappen voortvarend te gaan zetten, dit te toetsen en in het komende jaar ook de mogelijkheid van de voorwaardelijke beëindiging te overwegen.”

6.Het standpunt van [Naam 5] en [Naam 6]

Het Adviescollege Verloftoetsing achtte een second opinion van belang, omdat zij een stap naar zelfstandig wonen een zeer grote stap achtten. Met name de vraag of er in het bijzonder rekening gehouden moet worden met risicofactoren die nog verscholen konden liggen in het militair verleden van betrokkene in relatie tot het fenomeen van een mogelijke posttraumatische stressstoornis verdiende daarbij aandacht. Daarbij dienden het risicomanagement, de gewenste fasering van het resocialisatietraject en de eventuele aanwezigheid van trauma’s voortkomend uit missies die kunnen doorwerken in het risico middels aanvullende diagnostiek.
In de second opinion Pro Justitia rapportage van 10 maart 2020 hebben [Naam 5] (kolonel-arts en psychiater) en [Naam 6] (klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog) geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging met één jaar te verlengen. Zij hebben onder meer het volgende gerapporteerd:
“ [Naam 7] (behandelcoördinator) is tevreden over het verloop van de behandeling. Betrokkene is transparant, werkt goed mee en er hebben zich geen incidenten voorgedaan de laatste jaren. Betrokkene is in feite een ‘voorbeeldpatiënt’ die met bijna militaire discipline zijn behandelingen heeft afgerond. Betrokkene is er volgens [Naam 7] aan toe de volgende stap te maken in de vorm van transmuraal verlof, dit om resocialisatie van betrokkene ook daadwerkelijk mogelijk te maken. Het is daarbij van belang dat betrokkene ook daadwerkelijk gaat oefenen. De kliniek wordt daarbij als een eigenlijk te veilige en voorspelbare situatie gezien, een situatie die betrokkene zeker in het perspectief van zijn militaire loopbaan en daarmee van het langdurig verblijf in de kazernesituatie moeiteloos weet te hanteren. Wanneer hij op zichzelf woont zou hij op meer natuurlijke wijze frustraties en moeilijkheden tegenkomen en ook situaties waarin hij gekrenkt zou kunnen raken. Gezien zijn persoonlijkheidsproblematiek waarbij krenking een centrale rol vervulde is dit een gegeven dat ook in het indexdelict een rol van betekenis speelde. Aldus is het oefenen van deze ervaringen van groot belang om tot een goede en succesvolle afsluiting van de behandeling te komen. (…) [Naam 7] meldt daarbij dat de kliniek voornemens is ten behoeve van de zitting op 31 maart 2020 een advies voor verlenging van een jaar te geven (…).”
“Ondanks diverse potentiële traumatiserende gebeurtenissen en kenmerken van affectieve verwaarlozing en in de vroegkinderlijke fase, emotioneel en fysiek misbruik als kind en blootstelling aan diverse potentiële traumatiserende incidenten in het volwassen leven, in bijzonder tijdens militaire diensttijd en een uitzending als marinier naar Cambodja, zijn er geen kenmerken van een posttraumatische stressstoornis, ook niet met verlaat begin.”
“Het persoonlijkheidsonderzoek bevestigt het bestaan van duidelijk narcistische persoonlijkheidsproblematiek bij afwezigheid van psychopathie dan wel een angststoornis zoals PTSS.”
“Momenteel is werk en vrijetijdsbesteding nog duidelijk in opbouw. (…) Uit de gestructureerde en klinische risicotaxatie komt naar voren dat er bij betrokkene zowel sprake is van weinig risicofactoren als ook van op redelijke schaal aanwezige beschermende factoren. (…) Het risico op gewelddadig gedrag bij een onbegeleide verlofsituatie met transmuraal verlof wordt binnen de bestaande begeleidings- en behandelingskaders als laag ingeschat. Zonder het kader van de huidige TBS verpleging in een situatie van onbegeleid verlof wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag als laag hooguit matig ingeschat in situaties waar er sprake is van oplopende spanning en ernstige krenking. Het risicomanagement zoals dat door de kliniek in het verlengingsadvies van 19 oktober 2019 geformuleerd wordt, beschouwen ondergetekenden als adequaat. Het risicomanagement zal in het voorstel van de kliniek vorm worden gegeven door elementen als sociotherapeutische begeleiding, het inschatten van het stemmingsbeeld bij betrokkene, een voortzetting van de deelname van therapieën. (…) Tenslotte afstemming met het bestaande en op te bouwen netwerk. Waarbij ondergetekenden nadrukkelijk adviseren dat de contacten met oud-mariniers in het resocialisatietraject op een bepaalde wijze moeten worden meegenomen.
(…) Zo zou een krenking die gepaard gaat met uitstoting van een groep waar hij een belangrijk deel van zijn identiteit aan ontleent (mariniers) een potentiële dreiging kunnen vormen. Daarbij is het advies voor een nadruk op het onderhouden van gezonde familie- en werkrelaties belangrijk.”
“Het onderhavige onderzoek leidt tot een aanbeveling conform die van de Dr. S. van Mesdagkliniek, de TBS maatregel met een jaar te verlengen in het kader van de huidige maatregel om zo de resocialisatie op verantwoorde en in voldoende mate vorm te kunnen geven. Transmuraal verlof maakt daarvan een logisch gevolg uit.”

7.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Daartoe heeft zij verwezen naar het verlengingsadvies van PFC Dr. S. van Mesdag en de ter zitting gegeven toelichting van [Naam 1] . Er is nog geen transmuraal verlof verleend en er zijn nog veel stappen te zetten. Het is niet realistisch om te verwachten dat binnen een termijn van één jaar een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan de orde is. Bij een verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar vindt de officier van justitie het opstellen van een maatregelrapport niet reëel, maar bij een verlenging van twee jaren kan zij zich hier in vinden.

8.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

[verdachte] heeft aangevoerd dat er in vergelijking met de vorige verlengingszitting weinig is veranderd. Door de coronacrisis is hij ontslagen bij het [cafe] . De coronacrisis heeft er ook voor gezorgd dat iedereen in de kliniek in ‘een huis van bewaring regime’ zit. Dit betekent dat hij één uur per dag buiten op de interne wandelplaatsen mag lopen en de overige 23 uur binnen zit. Als hij de tijdslijn bekijkt dan is een verlenging van twee jaar plausibel, maar hij denkt dat het veel sneller had gekund. [verdachte] is van mening dat alles wat voor de komende periode nodig is aan steun en begeleiding ook met voorwaarden kan worden afgestemd met de reclassering en het AFPN. Hij maakt zich zorgen over de toekenning van transmuraal verlof gezien de eerder opgedane negatieve ervaring. Hij is teleurgesteld in de opstelling van het ministerie en is bang dat het transmurale traject door het ministerie wordt gefrustreerd. Voor de Corona pandemie had hij alles buiten de kliniek en kwam hij er alleen nog om te slapen. Hij heeft maximaal kunnen profiteren van behandelprogramma’s en hij heeft zijn behandelplafond bereikt. Zijn traject stagneert en dit werkt contra-productief.
De raadsman merkt op dat hij het storend vindt dat de kliniek eerst adviseert de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar te verlengen, dan blijkt uit de second opinion Pro Justitia rapportage dat het advies van de kliniek is met één jaar te verlengen en dat de kliniek ter zitting adviseert met twee jaar te verlengen. De raadsman heeft primair verzocht om aanhouding van de zaak, teneinde de reclassering een maatregelrapport over een voorwaardelijke beëindiging te laten opmaken.
Mocht de rechtbank niet tot aanhouding overgaan, dan verzoekt de raadsman subsidiair de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar en ten behoeve van de volgende verlengingszitting een maatregelrapport op te stellen en de rapporteurs [Naam 3] , [Naam 4] , [Naam 5] en [Naam 6] voor de volgende verlengingszitting op te roepen.
De deskundigen achten het recidiverisico laag, ook zonder het tbs-kader, en ten hoogste matig indien er sprake is van krenking. Met de terbeschikkinggestelde deelt de raadsman de vrees dat het lang zal duren voordat transmuraal verlof wordt toegekend. Het betreft immers een politiek gevoelig dossier. Met een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt er meer grip op de zaak gehouden.

9.De beoordeling

De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in haar vordering.
Uit de Pro Justitia rapportages, het verlengingsadvies van de inrichting en het verhandelde ter zitting blijkt dat er bij [verdachte] sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en dwangmatige kenmerken en een reactieve hechtingsstoornis. Het recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging wordt op termijn ingeschat als matig en in geval van beëindiging van toezicht of maatregel als matig-hoog. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank zal deze terbeschikkingstelling verlengen met de duur van een jaar. Vanwege de lange duur van de behandeling van de onderhavige vordering tot verlenging betekent dit dat deze termijn van een jaar zal lopen tot december 2020.
In de maanden die nog resteren tot aan het volgende verlengingsadvies zal onderzocht moeten worden hoe nu verder met deze terbeschikkingstelling. Uit de hierboven aangehaalde deskundigenrapportages volgt dat betrokkene optimaal heeft geprofiteerd van de in de kliniek aangeboden behandelingen en dat de volgende stap in de behandeling zou moeten zijn het blootstellen van betrokkene aan een situatie waarin hij om zal moeten gaan met mogelijke tegenslagen, stress, spanningen en krenkingen. De kliniek achtte reeds ruim een jaar geleden een transmuraal verlof een passende vervolgstap en ook de hierboven genoemde deskundigen zijn van oordeel dat verdere behandeling en begeleiding van betrokkene dient plaats te vinden in een setting buiten de kliniek. Deskundige [Naam 4] geeft expliciet aan dat een en ander voortvarend dient te worden opgepakt.
Het is thans de vraag binnen welk kader deze vervolgstap het beste genomen kan worden. Enerzijds mogelijk via de weg van transmuraal verlof en proefverlof, anderzijds mogelijk via de weg van de voorwaardelijke beëindiging.
Tegen deze achtergrond draagt de rechtbank de officier van justitie op er zorg voor te dragen dat de reclassering voorafgaand aan een volgende verlengingszitting een rapport opmaakt, waarin wordt aangegeven of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging tot de mogelijkheden behoort en zo ja onder welke voorwaarden.
De rechtbank ziet tegen de achtergrond van de vraag welke vervolgstap genomen dient te worden ook aanleiding om reeds thans te bepalen dat de Pro Justitia rapporteurs [Naam 3] en [Naam 4] opgeroepen dienen te worden voor de volgende verlengingszitting. Deze rapporteurs hebben zich geschaard achter de conclusies van de onderzoekers [Naam 5] en [Naam 6] . Reden waarom de rechtbank het niet nodig acht hun oproeping voor de volgende verlengingszitting thans te bepalen. Indien de verdediging en/of de officier van justitie alsdan van mening zijn dat dit dient te geschieden, dienen zij dat tegen die tijd aan te geven.
Uit voormelde overwegingen volgt dat de rechtbank het ter zitting door de verdediging gedane verzoek tot aanhouding van de beslissing ten behoeve van het doen opstellen van een maatregelrapport afwijst.
Na sluiting van het onderzoek heeft de raadsman om heropening van de zaak gevraagd. Als redenen heeft de raadsman aangevoerd dat de terbeschikkinggestelde vanwege de slechte verbinding met de Dr. S. Van Mesdagkliniek vrijwel niets heeft kunnen horen hetgeen de officier van justitie en de raadsman naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat hij het onacceptabel vindt dat de rechtbank het rapport van [Naam 5] en [Naam 6] niet voor de zitting heeft ontvangen en de kliniek ter zitting haar advies over de duur van de terbeschikkingstelling heeft bijgesteld. De raadsman wenst de zaak te heropenen waarbij de deskundigen ook worden gehoord en pleidooi, repliek en het laatste woord worden overgedaan.
De rechtbank overweegt dat ter zitting de raadsman zich heeft kunnen vinden in het voorstel dat de rechtbank na de zitting alsnog zou kennisnemen van het volledige rapport van [Naam 5] en [Naam 6] . De rechtbank had van de conclusies uit dat rapport reeds kennis genomen, nu deze waren opgenomen en hiernaar was verwezen in de rapportages van [Naam 3] en [Naam 4] . Na kennisname van het volledige rapport constateert de rechtbank dat in de rapportages van [Naam 3] en [Naam 4] de conclusies van [Naam 5] en [Naam 6] correct zijn weergegeven. Het gegeven dat de rechtbank voorafgaande aan de zitting niet beschikte over het volledige rapport van [Naam 5] en [Naam 6] is dan ook geen reden voor heropening.
Met betrekking tot de stelling van de verdediging dat betrokkene essentiële delen van de behandeling ter zitting niet heeft meegekregen wegens een haperende Skype-verbinding overweegt de rechtbank dat zij uitvoerig in gesprek is gegaan met betrokkene en de deskundige en dat er toen geen sprake was van een hinderlijk slechte verbinding. Ook daarna heeft de rechtbank geen signalen gekregen dat betrokkene de zitting niet kon volgen, zij het dat betrokkene ter gelegenheid van zijn laatste woord aangaf dat hij niet alles wat zijn advocaat en de officier van justitie hadden gezegd, had kunnen volgen. De rechtbank gaat er van uit dat het ingenomen standpunt van de verdediging met betrokkene vooraf is besproken en dat hij hier van op de hoogte was. Gelet hierop en gezien de genomen beslissing ziet de rechtbank geen reden de zaak te heropenen en wijst dit verzoek af. Ook overigens wordt het verzoek tot heropening afgewezen.

10.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [verdachte] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met één jaar;
- draagt de officier van justitie op er voor zorg te dragen dat de Reclassering Nederland een rapport opmaakt omtrent de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en de daarbij behorende voorwaarden;
- beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, de deskundige verbonden aan de FPC Dr. S. van Mesdag, [Naam 1] , Pro Justitia rapporteurs [Naam 3] en [Naam 4] , en de rapporterende reclasseringswerker tegen de dag en het tijdstip van de nadere terechtzitting en kennisgeving van die dag en dat tijdstip aan de raadsman van de terbeschikkinggestelde.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van M.S.E.M. Oude Hengel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juli 2020.