ECLI:NL:RBLIM:2020:4735

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
C/03/274066/ HA ZA 20-79
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake incidentele vordering tot inzage in overeenkomsten met betrekking tot het Maankwartier in Heerlen

Op 1 juli 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een civiele zaak tussen Metroprop BV en Stichting tot Behoud van de Monumenten Laurentius en Petronella als eiseressen, en de Gemeente Heerlen en Weller Vastgoed Ontwikkeling BV als gedaagden. De zaak betreft een incidentele vordering ex artikel 843a Rv, waarbij de eiseressen inzage vorderen in de Ontwikkelings- en Realisatieovereenkomst Maankwartier Heerlen en de Uitwerkingsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de door Weller betaalde som voor het onderopstalrecht te hoog is, en dat er mogelijk sprake is van illegale staatssteun. Echter, de rechtbank oordeelt dat de vordering niet kan worden toegewezen, omdat de eiseressen onvoldoende concrete feiten hebben aangedragen die hun vordering onderbouwen. De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt de eiseressen in de kosten van het incident, begroot op € 543,- aan de zijde van zowel de Gemeente als Weller. De zaak wordt verwezen naar de rol van 15 juli 2020 voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/274066 / HA ZA 20-79
Vonnis in het incident ex art 843a Rv bij vervroeging van 1 juli 2020
in de zaak van
METROPROP BV,
en
STICHTING TOT BEHOUD VAN DE MONUMENTEN LAURENTIUS EN PETRONELLA,
beiden gevestigd te Amsterdam,
eiseressen in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. C.F.J.M. Nelemans,
tegen:
DE GEMEENTE HEERLEN,
zetelend te Heerlen,
advocaat mr. J.B.C. Tummers,
en
WELLER VASTGOED ONTWIKKELING BV,
gevestigd te Heerlen,
advocaat mr. M.C.G. Nijssen,
gedaagden in de hoofdzaak en in het incident.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens bevattende incidentele vordering ex art. 843a Rv met 18 producties;
  • de door eiseressen genomen akte inbreng producties waarbij de juiste productie 2 dagvaarding is overgelegd en een volledige versie van productie 8 dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord in het incident en de hoofdzaak van de Gemeente met acht producties.
  • de conclusie van antwoord in het incident en de hoofdzaak van Weller met twee producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.Waarvan bij de beoordeling van het incident wordt uitgegaan

2.1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de incidentele vordering uit van het volgende.
Metroprop c.s. vorderen in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. vernietigt het onder-opstalrecht van Weller Vastgoed Ontwikkeling BV;
b. de Gemeente beveelt om de koopsom ad € 1.073.592,- ten aanzien van dit onder-opstalrecht aan Weller terug te betalen;
Weller beveelt het kantoorgebouw in het Maankwartier dat op het onder-opstalrecht is gebouwd te verlaten
op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan gedurende
welke de Gemeente en Weller weigeren aan deze bevelen te voldoen;
c. voor recht verklaart dat de Gemeente en Weller ieder onrechtmatig hebben gehandeld jegens Metroprop BV en Stichting Petronella;
d. de Gemeente en Weller ieder hoofdelijk veroordeelt de schade aan Metroprop BV en Stichting Petronella te vergoeden op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2014 tot aan de (Rb: dag van) algehele voldoening;
met hoofdelijke veroordeling van ieder der gedaagden in de kosten van de procedure.
2.2
Metroprop c.s. zijn verhuurders van in de Gemeente staand vastgoed, bestaande uit in elk geval bedrijfsruimtes.
2.3
In februari 2010 en maart 2011 sluiten de Gemeente, NS Poort Ontwikkeling BV (NSPO) en Weller een Ontwikkelings-realiseringsovereenkomst Maankwartier Heerlen (ORO) en in januari 2012 sluiten deze drie partijen een Uitwerkingsovereenkomst (UO). De overeenkomsten hebben betrekking op de wijze van realisering/ontwikkeling van het plangebied Maankwartier in de Gemeente. Het betreft de NS-stationsbuurt in de Gemeente.
2.4
Onderdeel van het plan Maankwartier is het aanleggen van een brugplaat van 50 bij 100 meter over het spoor (nr. 16 antwoord Gemeente). Op deze plaat moeten kantoor- winkel- en horecavoorzieningen worden gebouwd. De plaat rust geheel of in elk geval grotendeels op grond van, kort gezegd, NS. De grondeigenaar/grondeigenaren geven bij notariële akte van 30 maart 2012 (productie 1 dagvaarding) aan de Gemeente het recht van opstal inhoudende dat de Gemeente als opstalhouder de bevoegdheid heeft om de nog te realiseren plaat (art. 1, de Plaat en art. 5 van die akte) in eigendom te hebben. Het opstalrecht wordt om niet verleend (art. 10 notariële akte). De plaat zal worden gerealiseerd voor rekening en risico van de Gemeente.
2.5
In de notariële akte van 30 maart 2012 is vermeld dat de hiervoor genoemde ORO en UO als bijlagen aan die notariële akte zijn gehecht (zie de definitiebepalingen). Krachtens art. 4 van de notariële akte van 30 maart 2012 blijven de ORO en UO gelden voor zover daarvan niet in genoemde notariële akte is afgeweken. Bij de in het kadaster ingeschreven notariële akte zijn ORO noch UO gevoegd.
2.6
Bij notariële akte van 5 augustus 2014 (productie 2 dagvaarding) verleent de Gemeente tegen betaling van € 1.073.592 (art. 8 notariële akte) kort gezegd, Weller een onderopstalrecht op de plaat. Art. 8 van die akte houdt verder in dat de Gemeente, Weller en NSPO in de ORO bepaalde vergoedingen zijn overeengekomen, die nader zijn geconcretiseerd in de UO.
2.7
De plaat is aangelegd. Op de plaat is in elk geval een kantoorgebouw gebouwd.

3.De incidentele vordering

3.1
Metroprop c.s. vorderen in het incident dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
De Gemeente en Weller ieder hoofdelijk beveelt om de volledige versie van de Ontwikkelings- Realisatieovereenkomst Maankwartier Heerlen van 23 februari 2010 (ORO) en de Uitwerkingsovereenkomst van 4 januari 2012 (UO) met alle bijlagen aan Metroprop BV ter beschikking te stellen en te overhandigen op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan gedurende welke de Gemeente en Weller weigeren aan dit bevel te voldoen, een en ander met hoofdelijke veroordeling van ieder der gedaagden in de kosten van dit incident.
Metroprop c.s. leggen hieraan ten grondslag dat zij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de door Weller betaalde som van € 1.073.592 voor het onderopstalrecht te hoog is, mede omdat de Gemeente niets heeft betaald voor het opstalrecht. Weller moet hierbij worden gezien als overheidsbedrijf/staat ex art. 107 WVEU (nr. 6 dagvaarding) dat met de betaling van € 1.073.592 staatsmiddelen heeft overgedragen aan de Gemeente die hiermee als onderneming is bevoordeeld (nr. 7 dagvaarding).
3.2
De Gemeente en Weller voeren verweer.

4.De beoordeling in het incident

4.1
De Gemeente heeft gratis een recht van opstal gekregen, maar toen bestond de plaat, dus de opstal, nog niet. Bij het door de Gemeente verleende onderopstalrecht op de plaat aan Weller werd die op kosten van de Gemeente aan te leggen (of al aangelegde) plaat ter beschikking gesteld aan Weller. Die plaat betreft een overkapping van het spoor van 50 bij 100 meter die zo draagkrachtig moet zijn dat daarop kan worden gebouwd kantoor- winkel- en horecavoorzieningen. Zonder nadere, door Metroprop c.s. te geven inlichtingen, die zij niet hebben verstrekt, ziet de rechtbank niet dat een dergelijke plaat voor een relevant lager bedrag dan € 1.073.592,- kan worden aangelegd. Voor zover Metroprop haar vordering dan ook heeft gegrond op het feit dat Weller een te hoog bedrag heeft betaald voor het onderopstalrecht (nr. 2.2 dagvaarding), kan de vordering niet op die grond worden toegewezen.
4.2
Metroprop c.s. vermoeden verder dat er door Weller meer is betaald dan het perceel waard was waarop het door de Gemeente verkregen opstalrecht is gevestigd, en zijn van mening dat dit vermoeden voldoende grond geeft voor het vermoeden dat sprake is van illegale staatsteun en dus voor toewijzing van hun vordering. Dit vermoeden van Metroprop c.s. wordt niet door de rechtbank gedeeld, alleen al omdat het, zonder nadere door Metroprop c.s. te geven toelichting, die ontbreekt, voor tamelijk normaal moet worden gehouden dat kale grond waarop een recht van opstal wordt gevestigd, aanzienlijk minder waard is dan een naderhand op die kale grond aangelegde opstal als de plaat. Voor zover de vordering dan ook is gegrond op nr. 2.3 van de dagvaarding, kan deze evenmin worden toegewezen.
4.3
Dat volgens Metroprop c.s. de Gemeente en/of Weller eerder hebben gehandeld in strijd met het mededingingsrecht, kan geen grond opleveren voor de stelling dat zij dus ook in het in deze zaak centraal staande feitencomplex zodanig hebben gehandeld. Ook die stelling kan dus niet leiden tot toewijzing van de inzagevordering, zodat voorbij wordt gegaan aan het in de nrs. 2.4 tot en met 2.8 van de dagvaarding gestelde.
4.4
De conclusie in 2.9 van de dagvaarding dat Metroprop c.s. voldoende hebben gesteld om inzage te krijgen, wordt, gelet op voorgaande oordelen, dan ook niet onderschreven.
4.5
Het door Metroprop c.s. onder 2.10 tot en met 2.12 van de dagvaarding gestelde hoeft pas te worden beoordeeld indien wordt geoordeeld dat is voldaan aan de vereisten van lid 1 van art. 843a Rv. Uit het vorenstaande blijkt dat dit niet het geval is, zodat verder voorbij wordt gegaan aan het gestelde in nrs. 2.10 tot en met 2.12.
4.6
De abstracte beginselen van gelijkwaardigheid en doelmatigheid in een mededingingszaak kunnen op zich zelf vanwege die abstractheid niet leiden tot toewijzing van een vordering ex art. 843a Rv. Daarvoor moeten allereerst voldoende concrete feiten worden gesteld, die voldoende aannemelijk zijn en op grond waarvan een inzagevordering kan worden toegewezen. Voor zover Metroprop c.s. al voldoende feiten hebben aangevoerd, zijn deze niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het feit dat de Gemeente en Weller wel beschikken over de overeenkomsten is, bezien in het licht van al het vorenstaande, onvoldoende om te kunnen oordelen dat zij de overeenkomsten op grond van het gelijkwaardigheids- en/of doelmatigheidsbeginsel zouden moeten laten inzien. Metroprop c.s. hebben in dit incident immers met geen enkel concreet en aannemelijk feit onderbouwd dat in dit geschil sprake is van ongeoorloofde staatssteun.
4.7
Metroprop c.s. zullen als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit incident. Die worden aan de zijde van de Gemeente en Weller elk begroot op € 543,- (1 punt tarief II).
In de hoofdzaak
4.8
Conform art. 131 Rv wordt in de hoofdzaak een mondelinge behandeling bevolen. De zaak wordt verwezen naar de rol van 15 juli 2020 voor opgave verhinderdata zijdens alle partijen en hun raadslieden voor de periode 1 januari 2021 tot en met 30 april 2012.
4.9
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
In het incident
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt Metroprop c.s. in de kosten van dit incident, voor zover gerezen aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 543-, te betalen binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak en te vermeerderen met de nakosten en het nasalaris op de voet van het liquidatietarief en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf genoemde termijn voor voldoening;
5.3
veroordeelt Metroprop c.s. in de kosten van dit incident, voor zover gerezen aan de zijde van Weller tot op heden begroot op € 543-, te betalen binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak, alsmede in de nakosten en het nasalaris op de voet van het liquidatietarief daaronder begrepen en, voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
5.4
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.5
verwijst de zaak naar de rol van 15 juli 2020 voor opgave verhinderdata zijdens partijen en hun raadslieden vanaf 1 januari 2021 tot en met 30 april 2021 voor de bij deze gelaste mondelinge behandeling;
5.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2020.