Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 16
- de brief van [eiseres] van 18 mei 2020 met producties 18 tot en met 31
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek, met diverse ongenummerde bijlagen.
2.De feiten
Verplichting 1”.
Verplichting 2”.
Verplichting 3”.
3.Het geschil
b. veroordeling van [gedaagde 1] en de [gedaagde 2] tot nakoming “Verplichting 3”,
c. veroordeling van [gedaagde 3] tot nakoming van “Verplichting 4”
een en ander met machtiging van een nader door [eiseres] aan te wijzen deurwaarder om het vonnis ten uitvoer te leggen en [gedaagde 3] in gijzeling te stellen indien gedaagden met de voldoening in gebreke blijven,
4.De beoordeling
Verder heeft [eiseres] ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot nakoming van een aanwezigheidsplicht van [gedaagde 3] en van een verplichting om kunststoffen te vermarkten (verplichting 4). Gedaagden hebben een en ander (deels) betwist. Niet valt in te zien waarom van [eiseres] op die punten niet gevergd kan worden dat zij een bodemprocedure afwacht, in welk kader meer onderzoek gedaan kan worden naar de juridisch relevante feiten en omstandigheden. De voorzieningenrechter ziet derhalve geen aanleiding om een spoedvoorziening te treffen, zoals gevorderd onder II.
980,00