In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers een voorlopige voorziening gevorderd in het kader van een geschil over een aannemingsovereenkomst. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. B.H.A. Augustin, hebben de gedaagde, H.O.D.N. [handelsnaam 1] TEVENS H.O.D.N. [handelsnaam 2], aangesproken op zijn verplichtingen uit de overeenkomst tot aanneming van werk. De rechtbank heeft op 1 juli 2020 vonnis gewezen in het incident, waarin de eisers vorderden dat de gedaagde binnen 30 dagen na betekening van het vonnis alle noodzakelijke voorzieningen zou treffen om de ruwbouw van hun woning volledig water- en winddicht te maken. De rechtbank oordeelde dat de eisers voldoende belang hadden bij de gevorderde voorziening, ondanks het verweer van de gedaagde dat de constructie geen gevaar liep door blootstelling aan weer en wind. De rechtbank overwoog dat de gedaagde als aannemer verantwoordelijk is voor het in goede conditie houden van het pand tot het moment van oplevering. De rechtbank wees de vordering van de eisers toe, met de bepaling dat de gedaagde een dwangsom verbeurt van € 500 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 15.000. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 461. De zaak zal op 29 juli 2020 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.