ECLI:NL:RBLIM:2020:458

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
C.03 / 272988 / HARK 19-273
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter op grond van handelen griffiemedewerker

In deze zaak heeft Taxi Horn Tours B.V. op 19 december 2019 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. J.W. Rijksen, de behandelend rechter in een andere zaak. Verzoekster stelt dat handelingen of nalatigheden van een griffiemedewerker hebben geleid tot willekeur, vooringenomenheid en belangenverstrengeling, en dat de behandelend rechter hiervoor verantwoordelijk is. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechter niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de handelingen van de griffiemedewerker, aangezien deze handelingen niet te herleiden zijn tot de rechter zelf. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er concrete feiten zijn die deze vrees objectief rechtvaardigen. In dit geval was er geen sprake van dergelijke feiten, en het verzoek tot wraking werd als kennelijk misbruik van recht beschouwd. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 januari 2020, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/272988 / HA RK 19/273
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
Taxi Horn Tours B.V.,
gevestigd te Horn,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger verzoekster] ,
(hierna ook te noemen: verzoekster),
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. J.W. Rijksen, rechter in de rechtbank Limburg
(hierna ook te noemen: de rechter).

1.Het procesverloop

Op donderdag 19 december 2019 om 09.44 uur heeft de wrakingskamer een emailbericht ontvangen van verzoekster inhoudende een verzoek tot wraking van de (niet bij naam genoemde) rechter die de zaak met zaaknummer 7741566 CV EXPL 19-3126 in behandeling heeft. Uit navraag van de wrakingskamer is gebleken dat de rechter de behandelend rechter van deze zaak is.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft een schriftelijke reactie (gedateerd 8 januari 2020) ingediend die ter kennisneming aan verzoekster is gezonden.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.Het standpunt van verzoekster

Verzoekster stelt zich op het standpunt dat door een griffiemedewerkster van de rechtbank handelingen zijn verricht dan wel nagelaten, waardoor sprake is van willekeur, vooringenomenheid en belangenverstrengeling. Verzoekster stelt dat de behandelend rechter daarvoor verantwoordelijk is en zij ziet dan ook niet dat zij een andere mogelijkheid heeft dan ten aanzien van die rechter een verzoek tot wraking in te dienen.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft bestreden in het onderhavige geval verantwoordelijk te zijn (geweest) voor het handelen of nalaten van de griffiemedewerkster. Volgens hem valt niet in zien hoe een discussie over het afleveren en ontvangen van stukken door de griffie tot willekeur, vooringenomenheid en belangenverstrengeling bij een behandelend rechter kan leiden nu het hier geen concrete opdracht of een concreet verzoek aan een griffiemedewerker betreft, in welk geval deze werkzaamheden wél onder verantwoordelijkheid van die rechter zouden plaatsvinden.

4.De beoordeling

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval is, moet objectief gerechtvaardigd zijn. Dat betekent dat er concrete feiten en omstandigheden moeten zijn waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Ingevolge artikel 9.1, aanhef en onder i, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg kan de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds afwijzen indien sprake is van kennelijk misbruik van recht.
De wrakingskamer is van oordeel dat algemene werkzaamheden die door de griffie met betrekking tot een dossier worden verricht niet vallen onder de verantwoordelijkheid van de behandelend rechter in die zin dat het handelen of nalaten van een handeling door een griffiemedewerker de behandelend rechter aangerekend dient te worden en aldus een grond voor wraking kan opleveren. Dat is slechts anders in het geval de behandelend rechter opdracht geeft tot een bepaalde handeling.
In het onderhavige geval is geen sprake geweest van een handelen of nalaten door een griffiemedewerker dat is te herleiden tot handelingen, houdingen of gedragingen van de met de zaak belaste rechter. Dat betekent dat er geen sprake is van feiten of omstandigheden waaruit vooringenomenheid van de rechter of aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor is af te leiden. Door in die situatie niettemin een verzoek tot wraking in te dienen, maakt verzoekster oneigenlijk gebruik van het wrakingsmiddel, op grond waarvan de wrakingskamer kennelijk misbruik van recht aanwezig acht.
Dat betekent dat het verzoek tot wraking van de rechter wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid dient te worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking van mr. J.W. Rijksen af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en mr. A.K. Kleine, leden, bijgestaan door J.N. Buddeke als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2020.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.