Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 11
- de incidentele conclusie betwisting rechtsmacht Nederlandse rechter ex art. 11 Rv met
2.De vordering in het incident
Orange County Courtte Californië.
Finished Goods Manufacturing Agreementvan 24 september 1998 (productie 4 dagvaarding). Er is tussen partijen niet gecontracteerd op grond van het concept
Manufacturing Agreementvan 2015 (productie 5 dagvaarding). [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft aan haar vordering onder meer ten grondslag gelegd het door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] bewust veranderen van receptuur van voedingssupplementen, die voor de Europese Unie (EU) bestemd waren. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] is namelijk eigenhandig het receptuur gaan veranderen en stoffen als titanium coating op de tabletten gaan toevoegen zonder dit op de verpakking te vermelden, waardoor de supplementen niet meer in de EU mochten worden verhandeld, hetgeen [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] wist. Dat is verscheept op basis van FOB laat onverlet dat verkocht is op basis van FOB met additionele diensten, te weten verscheping naar en ten behoeve van de EU en de garantie dat de producten daar konden worden geïntroduceerd. De dienst strekt zich uit tot in de EU. Nu de producten in Nederland zijn ingevoerd om te worden verhandeld, is in Nederland schade toegebracht die is veroorzaakt door handelen van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] , hetgeen als zodanig een onrechtmatige daad oplevert. Nu de schade in Nederland wordt geleden, is de Nederlandse rechter de
forum convenience. Er is niet alleen sprake van een koopovereenkomst, maar van een gemengde overeenkomst op grond waarvan de door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] geleverde goederen in Nederland arriveerden en de facto werden afgeleverd met een bevestiging van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] dat de goederen hier konden worden verhandeld, hetgeen niet het geval is. Wat betreft de overige vorderingen komt de Nederlandse rechter op grond van art. 7 Rv rechtsmacht toe.