Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekers zijn op 29 augustus 2019 een actie begonnen. Zij hebben op de locatie caravans geplaatst en in de buurt van hun caravans hebben zij spandoeken opgehangen.
Bij brieven van 4 en 9 september 2019 hebben verzoekers aan de gemeente Beek een kennisgeving van hun betoging gedaan. Verzoekers willen met hun betoging aandacht vragen voor het aantal beschikbare woonwagenstandplaatsen binnen de gemeente Beek. Hun betoging is onderdeel van een landelijke actie om meer aandacht te krijgen voor het aantal beschikbare woonwagenstandplaatsen in heel Nederland. Verzoekers willen de gemeente Beek bewegen om uitvoering te geven aan het Beleidskader gemeentelijke woonwagen- en standplaatsenbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van juli 2018 (het Beleidskader).
De grond van de locatie is in eigendom van de gemeente Beek. Op de locatie geldt het bestemmingsplan “Kern Spaubeek, herziening 2013”. Het perceel waarop verzoekers staan, heeft de bestemming “Groen”.
3. Bij het primaire besluit heeft de burgemeester beperkingen aan de betoging van verzoekers gesteld die onder meer inhouden dat het gebruik van caravans niet is toegestaan. In het primaire besluit heeft de burgemeester toegelicht dat er beperkingen aan de betoging van verzoekers worden opgelegd ter bescherming van de gezondheid van de bewoners van de betreffende caravans met het oog op de komende winter en het gebrek aan voorzieningen voor de betreffende caravans. Ter bescherming van de verkeersveiligheid, omdat de caravans op het grasveld het vrij zicht op de weg ter plaatse beperken, met name bij het in- en uitrijden van de woonwagenlocatie. Ten slotte ter voorkoming van verdere wanordelijkheden, omdat de bewoners in de directe omgeving recht hebben op herstel van een ordelijke woon- en leefomgeving.
4. Verzoekers zijn het niet eens met het primaire besluit. Zij stellen zich allereerst op het standpunt dat de door de burgemeester opgenomen voorwaarde dat de caravans dienen te worden verwijderd feitelijk een verbod op het voortzetten van de betoging inhoudt. De gekozen vorm van een kampement is van essentieel belang voor hun betoging. Het continu blijven staan met kampeermiddelen is essentieel voor hun protest en laat hun manier van leven zien.
Ten aanzien van de redenen van de beperkingen, te weten de gezondheid van de demonstranten omdat het winter wordt, de verkeersveiligheid en wanordelijkheden zijn verzoekers van mening dat deze een disproportionele inbreuk op hun recht op betoging inhouden. De gezondheid van de betogers zelf kan niet tot een beperking van het recht op betoging leiden. Wat betreft de verkeersveiligheid menen verzoekers dat zij reeds geruime tijd op de locatie verblijven en er nog nooit sprake is geweest van een gevaarlijke verkeerssituatie. Tot slot hebben er volgens verzoekers nooit ongeregeldheden en wanordelijkheden plaatsgevonden. Verzoekers staan al maandenlang op deze locatie en zijn verder niemand tot last, sterker nog de buurt steunt hun actie juist. Er is geen dan wel zeer geringe overlast hetgeen een beperking dus niet toestaat.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Grondwet wordt het recht tot vergadering en betoging erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de wet regels kan stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Op grond van artikel 2 van de Wet openbare manifestaties (Wom) kunnen de bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verblijf van verzoekers in caravans op deze locatie moet worden aangemerkt als een manifestatie in de zin van de Wom. Verzoekers willen met hun betoging aandacht vragen voor het gebrek aan standplaatsen voor woonwagens in Nederland in het algemeen en in de gemeente Beek in het bijzonder en willen met hun betoging druk zetten op de uitvoering van het Beleidskader. Daarmee gaat het om het uiten van gemeenschappelijke gedachten op politiek en maatschappelijk gebied.
Zie in dit verband ook de uitspraak van vandaag in de zaaknummers AWB/ROE 19/3306, AWB/ROE 20/303, AWB/ROE 19/3316 en AWB/ROE 20/304. Ook verweerder heeft het kampement van verzoekers aangemerkt als een betoging. Dit blijkt namelijk uit het primaire besluit.
8. De voorzieningenrechter is met verzoekers van oordeel dat de beperking dat het gebruik van caravans op de locatie niet is toegestaan feitelijk een verbod op het voortzetten van de betoging inhoudt. De door verzoekers gekozen vorm van een kampement is van essentieel belang voor hun betoging. Het continu blijven staan met kampeermiddelen is essentieel voor hun protest en laat hun manier van leven zien.
Op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wom kan een verbod slechts worden gegeven indien een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
9. Vast staat dat voor de betoging van verzoekers geen einddatum is voorzien en dat in zoverre kan worden gesproken van een betoging met een permanent karakter.
In het primaire besluit heeft verweerder toegelicht dat er beperkingen aan de betoging van verzoekers worden opgelegd ter bescherming van de gezondheid van de bewoners van de betreffende caravans met het oog op de komende winter en het gebrek aan voorzieningen voor de betreffende caravans. Ter bescherming van de verkeersveiligheid, omdat de caravans op het grasveld het vrij zicht op de weg ter plaatse beperken, met name bij het in- en uitrijden van de woonwagenlocatie. Ten slotte ter voorkoming van verdere wanordelijkheden, omdat de bewoners in de directe omgeving recht hebben op herstel van een ordelijke woon- en leefomgeving.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat verweerder deze argumenten op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd dan wel aannemelijk heeft gemaakt. Van gezondheidsrisico’s of verkeersproblemen veroorzaakt door de actie van verzoekers is niet gebleken. Van wanordelijkheden is evenmin gebleken.
De voorzieningenrechter volgt verzoekers niet in hun betoog dat het belang van de bescherming van de gezondheid slechts ziet op de gezondheid van anderen dan de betogers. Dit blijkt onder meer uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1569. De burgemeester mocht zich evenwel niet op het standpunt stellen dat het belang van de bescherming van de gezondheid een verbod van de betoging noodzakelijk maakt. De burgemeester heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat een dergelijk verbod noodzakelijk is, omdat niet is gebleken dat de burgemeester niet met lichtere maatregelen had kunnen volstaan. Dit geldt ook voor de belangen van verkeersveiligheid en wanordelijkheden. 10. Het standpunt van de burgemeester dat verzoekers inmiddels hun punt hebben gemaakt, volgt de voorzieningenrechter evenmin. Ter zitting is gebleken dat er sinds de eerste brief van de gemeente Beek van 10 oktober 2018 met als onderwerp “behoefte aan standplaatsen” niet veel concreets is gebeurd. Ruim anderhalf jaar later is nog steeds niet bekend, althans kon de vertegenwoordiger van de gemeente Beek ter zitting niet nader toelichten, wat de inventarisatie concreet aan wensen heeft opgeleverd. Ook is niet bekend hoe groot de behoefte aan standplaatsen binnen de gemeente Beek is en hoeveel standplaatsen er door de herinrichting van de vijf woonwagenlocaties in totaal bij zullen komen. Als dat soort gegevens niet bekend zijn, kan de gemeente Beek ook niet besluiten hoe om te gaan met de behoefte aan standplaatsen binnen haar gemeente. Het komt de voorzieningenrechter voor dat de burgemeester zich in deze kwestie te veel afhankelijk opstelt dan wel verschuilt achter ZOWonen. Het feit dat ZOWonen eigenaar is van de vijf woonwagenlocaties in de gemeente Beek, wil nog niet zeggen dat de gemeente geen sturende aanwijzingen zou kunnen geven. Het Beleidskader vraagt immers van gemeenten om naast het realiseren van sociale huurwoningen op een gelijke wijze te voorzien in voldoende standplaatsen voor woonwagens.
11. De conclusie is dat voorzieningenrechter bij deze stand van zaken geen grond ziet voor het oordeel dat een van de in artikel 2 van de Wom genoemde belangen in dit geval een verbod vordert van het kampement als betoging. Dit brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het primaire besluit is genomen in strijd met artikel 5, eerste en tweede lid, aanhef en onder c, van de Wom.
In dit kader wijst de voorzieningenrechter er wel op dat dit oordeel berust op de huidige stand van zaken. Indien zich op korte termijn wel gezondheidsrisico’s, verkeersproblemen of wanordelijkheden voordoen, kan en mag verweerder deze aspecten in haar beslissing op bezwaar betrekken. Ook kan de burgemeester meer specifieke voorschriften en beperkingen aan de betoging stellen. Bij overtreding van deze voorschriften kan de burgemeester alsnog besluiten tot een verbod op de manifestatie.
12. Op grond van het voorgaande zal het primaire besluit bij de huidige stand van zaken, naar verwachting van de voorzieningenrechter, in de bezwaarfase niet ongewijzigd in stand kunnen blijven. Gelet op de belangen van verzoekers bij het voorzetten van hun betoging, is er aanleiding om de verzoeken toe te wijzen en het primaire besluit te schorsen tot zes weken nadat verweerder zijn beslissing op de bezwaren bekend heeft gemaakt.
13.De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
14.Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat in de zaak met nummer AWB/ROE 20/379 geen griffierecht is geheven en ook niet is betaald.
15.De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van de verzoekschriften (in een geschrift) en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).