ECLI:NL:RBLIM:2020:4491

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
8257557 / CV EXPL 20-53
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident over relatieve bevoegdheid en forumkeuzebeding in civiele procedure

In deze civiele procedure, aanhangig bij de Rechtbank Limburg, is op 24 juni 2020 vonnis gewezen in een incident betreffende de relatieve bevoegdheid. De eiser, Hasuro Holding B.V., heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die zich beroept op een forumkeuzebeding in een geldleningsovereenkomst. De gedaagde verzoekt de kantonrechter zich relatief onbevoegd te verklaren, omdat volgens het forumkeuzebeding geschillen voorgelegd moeten worden aan de rechtbank Oost-Brabant. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 108 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat partijen de mogelijkheid biedt om een relatief bevoegde rechter aan te wijzen.

De kantonrechter overweegt dat het forumkeuzebeding geen gevolg heeft, omdat de vordering van Hasuro minder bedraagt dan € 25.000,00 en er geen uitzonderingen van toepassing zijn. De rechter concludeert dat de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Rv van toepassing is, wat betekent dat de kantonrechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. De incidentele vordering van de gedaagde wordt afgewezen, en deze wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van Hasuro zijn begroot op € 100,00. De zaak zal op 22 juli 2020 weer op de rol komen voor dupliek aan de zijde van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer: 8257557 \ CV EXPL 20-53
Vonnis in incident van 24 juni 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HASURO HOLDING B.V.,
gevestigd te Laarbeek,
woonplaats kiezende ten kantore van Ketting Strafadvocatuur te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde mr. M. Ketting,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M. Strijks.
Partijen worden hierna Hasuro en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 december 2019 met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4 tevens houdende de incidentele vordering tot relatieve onbevoegdverklaring;
  • de conclusie van repliek met producties 4 tot en met 9 tevens houdende de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde] vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • dat de kantonrechter zich relatief onbevoegd verklaart;
  • veroordeling van Hasuro tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met rente.
2.2.
[gedaagde] legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat Hasuro een beroep doet op de geldleningsovereenkomst die volgens Hasuro tot stand is gekomen tussen haar en [gedaagde] . In die overeenkomst staat het volgende forumkeuzebeding op grond waarvan de kantonrechter van deze rechtbank relatief onbevoegd is om kennis te nemen van de vordering van Hasuro:
“Ieder geschil aangaande de totstandkoming, de uitleg en/of uitvoering van de overeenkomst en/of opdrachten zullen bij uitsluiting worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van de rechtbank Oost-Brabant.”
2.3.
Hasuro voert verweer en stelt dat de kantonrechter van deze rechtbank relatief bevoegd is om kennis te nemen van haar vordering.
2.4.
Met Hasuro acht de kantonrechter van deze rechtbank zichzelf relatief bevoegd. De kantonrechter licht zijn oordeel hieronder nader toe.
2.5.
Artikel 108 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) biedt partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst een relatief bevoegde rechter aan te wijzen. Als de vordering – zoals in dit geval – niet meer bedraagt dan € 25.000,00 dan heeft een forumkeuzebeding geen gevolg, tenzij sprake is van een van de uitzonderingen van artikel 108 lid 2 Rv. Het gaat dan om de situatie waarin:
het forumkeuzebeding is overeengekomen ná het ontstaan van het geschil; of
de werknemer, de consument of de huurder degene is die zelf de procedure begint bij de in het forumkeuzebeding aangewezen rechter.
2.5.1.
Van de situatie genoemd onder 1 is in dit geval geen sprake. Tussen partijen staat namelijk ter discussie of de geldleningsovereenkomst waarin het forumkeuzebeding staat, tot stand is gekomen. Dit betekent dat partijen geen forumkeuzebeding zijn overeengekomen als er geen geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen. Mocht de geldleningsovereenkomst wel tot stand zijn gekomen, dan is dat gebeurd vóór het ontstaan van het geschil. Aangezien het forumkeuzebeding onderdeel uitmaakt van de geldleningsovereenkomst, kan het beding niet zijn overeengekomen ná het ontstaan van het geschil.
2.5.2.
Ook is geen sprake van de situatie genoemd onder 2. De procedure is namelijk niet door een werknemer, consument of huurder gestart. Daarnaast is de procedure niet aanhangig gemaakt bij de in het forumkeuzebeding aangewezen bevoegde rechter van de Rechtbank Oost-Brabant, maar bij de kantonrechter van deze rechtbank.
2.6.
Uit rechtsoverwegingen 2.5, 2.5.1 en 2.5.2 volgt dat het forumkeuzebeding waarop [gedaagde] zich beroept geen gevolg heeft. Dat betekent dat de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Rv bepalend is voor de vraag welke kantonrechter bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van Hasuro en dat is die van de woonplaats van [gedaagde] , dus de kantonrechter van deze rechtbank. De incidentele vordering moet worden afgewezen.
2.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hasuro worden begroot op:
- salaris gemachtigde €
100,00(1,0 punt)
totaal € 100,00

3.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Hasuro tot op heden begroot op € 100,00.
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 juli 2020 voor dupliek aan de zijde van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: