ECLI:NL:RBLIM:2020:4409
Rechtbank Limburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet wegens aangetroffen drugs
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 19 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die het niet eens was met het besluit van de burgemeester van Maastricht om haar woning voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had deze maatregel opgelegd na het aantreffen van een grote hoeveelheid drugs in de woning, waaronder 900 gram amfetamine, 200 gram cocaïne, 200 gram heroïne en 190 gram hennep. Verzoekster betwistte dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en voerde aan dat de sluiting van de woning ernstige gevolgen zou hebben voor haar en haar partner, die lichamelijk beperkt is.
De voorzieningenrechter overwoog dat, zelfs als verzoekster niet op de hoogte was van de drugs, zij als bewoner verantwoordelijk is voor de gang van zaken in en om de woning. De rechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid de sluiting van de woning kon opleggen, gezien de ernst van de overtreding en de hoeveelheid aangetroffen drugs. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de belangen van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van verzoekster. De uitspraak benadrukt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet, maar dat het wel een rol kan spelen bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting.