ECLI:NL:RBLIM:2020:4220

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
C/03/277482 / KG ZA 20-156
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsrecht en gunningsbeslissing in kort geding tussen VanderValk en de Gemeenten Maastricht en Sittard-Geleen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap VanderValk een kort geding aangespannen tegen de Gemeenten Maastricht en Sittard-Geleen naar aanleiding van een Europese openbare aanbesteding voor huis- en kolkaansluitingen. VanderValk had ingeschreven op beide percelen, maar werd uitgesloten omdat zij niet voldeed aan de minimale score van 60% op de gunningscriteria. De Gemeenten gaven aan dat RIONS B.V. en Wegenbouw Brune B.V. de opdrachten hadden gewonnen. VanderValk heeft bezwaar gemaakt tegen deze gunningsbeslissingen, maar de Gemeenten hebben deze bezwaren afgewezen. VanderValk vorderde in kort geding dat de Gemeenten de gunning zouden verbieden totdat er een herbeoordeling van alle inschrijvingen had plaatsgevonden door een onafhankelijk team. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordelingscommissie voldoende gemotiveerd had aangegeven waarom VanderValk niet voldeed aan de eisen en dat er geen sprake was van onrechtmatigheden in de beoordeling. De vorderingen van VanderValk werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/277482 / KG ZA 20-156
Vonnis in kort geding van 12 juni 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANDERVALK+DE GROOT,
gevestigd te Goirle,
eiseres,
advocaat mr. B.H.H.M. Ramakers,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MAASTRICHT,
zetelend te Maastricht,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SITTARD-GELEEN,
zetelend te Sittard,
gedaagden,
advocaat mr. H.C. Lejeune
Partijen zullen hierna VanderValk en de Gemeenten, dan wel als het voor het begrip van dit vonnis noodzakelijk is Maastricht en Sittard-Geleen, genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 mei 2020, met producties,
de mondelinge behandeling van 29 mei 2020, waarbij partijen over en weer een pleitnota hebben voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeenten hebben gezamenlijk een Europese openbare aanbesteding in de markt gezet betreffende huis- en kolkaansluitingen, verdeeld in twee percelen: perceel Maastricht en perceel Sittard-Geleen. De percelen hebben verschillende selectiecriteria. Per perceel wordt een raamovereenkomst gesloten met een aanbieder. Er wordt gegund op EMVI-BPKV (pag. 27 productie 1 dagvaarding).
2.2.
VanderValk heeft ingeschreven op beide percelen.
2.3.
VanderValk is op 14 april 2020 (productie 4 dagvaarding) medegedeeld dat op perceel Maastricht (perceel 1) RIONS B.V. uit Maastricht heeft gewonnen en dat de inschrijving van VanderValk is uitgesloten vanwege niet voldoen aan de minimale score van 60%/24 punten. In de bijlage van de gunningsbeslissing is een motivering toegevoegd.
2.4.
VanderValk is op 14 april 2020 (productie 5 dagvaarding) medegedeeld dat op perceel Sittard-Geleen (perceel 2) Wegenbouw Brune B.V. uit Geleen heeft gewonnen en dat de inschrijving van VanderValk is uitgesloten vanwege niet voldoen aan de minimale score van 60%/24 punten. In de bijlage van de gunningsbeslissing is een motivering toegevoegd.
2.5.
Bij brief van 28 april 2020 (productie 11 dagvaarding) heeft VanderValk bezwaren ingediend inzake de gunningsbeslissing van beide percelen.
2.6.
Bij brief van 1 mei 2020 hebben de Gemeenten de bezwaren gemotiveerd afgewezen.
2.7.
In de Aanbestedingsleidraad (productie 1 dagvaarding, hierna de Leidraad) is het volgende – voor zover relevant – inzake de gunningsmethodiek, de gunningscriteria en de wijze van beoordelen opgenomen:
(pagina 27 Leidraad)

D.4 Gunningmethodiek
Het gunningscriterium economisch meest voordelige inschrijving
De opdracht wordt gegund op grond van de naar het oordeel van de opdrachtgever economisch meest voordelige inschrijving. De economische meest voordelige inschrijving wordt vastgesteld op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding (EMVI-BPKV).
Beoordeling van de inschrijvingen geschiedt op basis van de volgende verdeling.
Gunningcriteria
Weging
Maximaal te behalen punten
1.
Kwaliteit
40%
40 punten
2.
Prijs
60%
60 punten
TOTAAL
100%
100 punten
(…)

1.Gunningscriterium kwaliteit

Voor het onderdeel kwaliteit kunnen maximaal 40 punten worden gescoord.
De kwaliteit zal worden beoordeeld aan de hand van onderstaande subcriteria:
Nr.
Subcriteria kwaliteit
Maximaal te behalen punten
K1.
Ontzorgen van de opdrachtgever
20 punten
K2.
Vastleggen situatie, dossiervorming en overdracht volledig dossier naar opdrachtgever.
10 punten
K3.
Handelen buiten reguliere werktijden
10 punten
TOTAAL
40 punten
De gunningscriteria zijn voor beide percelen gelijk, enkel de beschreven casus binnen gunningscriterium K3 is afwijkend. Inschrijver dient voor beide percelen een apart plan van aanpak in te dienen. Verwijzingen na[ar] het andere perceel [zijn] niet toegestaan.
(pagina 28 Leidraad)
K1. Ontzorging van de opdrachtgever (20 punten) (Perceel 1 en 2 gelijk)
Doelstelling:
De Aanbesteder wil een partij contracteren die de werkzaamheden succesvol zal uitvoeren en er tevens voor zorgt dat de Aanbesteder tijdens de uitvoering veelal wordt ontzorgd.
Wanneer door de aanbesteder een opdracht bij de inschrijver wordt uitgezet is het van belang dat de werkzaamheden conform omschreven in het bestek op een juiste wijze, uiterlijk binnen de in het bestek genoemde termijn, worden opgeleverd.
Aspecten:
Inschrijver dient een beknopt plan in te dienen waarin inschrijver omschrijft op welke wijze inschrijver omgaat met de werkzaamheden vanaf het oment dat het verzoek binnenkomt. De omschreven werksituatie dient te voldoen aan de in het bestek omschreven vereisten. Onderstaand is aangegeven welke elementen (minimaal) voor de Aanbesteder van belang zijn om inzicht in te verkrijgen:
  • Wat gaat er gebeuren vanaf een verzoek tot het uitvoeren van werkzaamheden (die niet worden gekenmerkt als calamiteit);
  • Hoe inschrijver borgt dat er voldoende eigen personeel op afroep beschikbaar is voor het opstarten van werkzaamheden, hierbij ook rekening houdende met werkzaamheden op meerdere locaties;
  • Hoe inschrijver borgt dat voor de uit te voeren werkzaamheden veelal hetzelfde personeel ingezet wordt;
  • Hoe inschrijver het kwaliteitsniveau borgt bij de (eventuele) inzet van onderaannemers;
  • Hoe inschrijver omgaat met vrijgekomen materialen tijdens de werkzaamheden;
  • Hoe inschrijver omgaat met werken in de bodem (volgens ARBO) en afvoeren van grond;
  • Hoe inschrijver organiseert dat de medewerkers tijdig op de locatie aanwezig zijn;
  • Hoe inschrijver de communicatie (intern bij opdrachtnemer) organiseert;
  • Hoe inschrijver de communicatie (met opdrachtgever) organiseert;
  • Hoe inschrijver de bereikbaarheid van percelen van particulieren en winkels tijdens reguliere werktijden door de aannemer borgt;
  • Op welke wijze inschrijver de inzet van eventuele noodzakelijke onderaannemers borgt.
De beoordelingscommissie beoordeelt de plannen aan bovengenoemde uitgangspunten. Daarnaast beoordeelt de beoordelingscommissie de plannen op realiteitsgehalte, op haalbaarheid c.q. uitvoerbaarheid en op passend en doeltreffend zijn van de te nemen maatregelen. Hoe beter de Inschrijver tegemoet komt aan deze uitgangspunten om te voldoen aan de doelstellingen van de Aanbesteder, hoe hoger de waardering die Aanbesteder geeft.
Voorts wordt beoordeeld op:
  • Mate van SMART en volledigheid van uitwerking;
  • De mate waarin het plan leidt tot de realisatie van de doelstellingen van de Aanbesteder en bovengenoemde aspecten;
  • Mate van pro-activiteit en effectiviteitvolledigheid waarbij minimaal voorgaande omschreven informatie is uitgewerkt.
  • Mate van zekerheid dat Inschrijver het vertrouwen geeft dat de inschrijver de opdracht succesvol kan uitvoeren.
(pagina 30-31 Leidraad)
K3. Handelen buiten reguliere werktijden (10 punten)
(…)
De inschrijver moet in staat zijn om snel en adequaat (24/7) op een oproep te reageren. De inschrijver dient binnen één (1) uur na de melding van de aanbesteder ter plaatste te zijn om de locatie veilig te stellen. Het is belangrijk dat de inschrijver zich op dergelijke situatie goed voorbereid en hiervoor voorbereidingen heeft getroffen. Voor de aanbesteder is het van groot belang dat de locatie na melding zo spoedig mogelijk (uiterlijk binnen het gestelde in bestek) is veiliggesteld en vervolgens wordt opgelost.
Inschrijver dient bovenstaande te beschrijven aan de hand van onderstaande casus waarmee inschrijver aantoont dat het proces dusdanig is ingericht om de omschreven casus snel en adequaat op te lossen.
Casus perceel 1
(…)
Casus perceel 2
(...)
Aspecten:
Derhalve wordt van iedere inschrijver gevraagd om te omschrijven hoe inschrijver dit proces binnen zijn organisatie heeft geborgd. Inschrijver dient tenminste onderstaande aspecten inzichtelijk te maken:
  • Op welke wijze de inschrijver haar organisatie heeft ingericht om op bovenstaande casus zo adequaat mogelijk in te kunnen spelen (binnen 1 uur op locatie) (beschrijf daarbij ook hoe de bereikbaarheid en beschikbaarheid (24/7 ((maandag t/m zondag)) in dit kader is geborgd;
  • Een uitwerking van het proces waarmee inzichtelijke wordt gemaakt welke werkwijze vanaf de melding zal worden gehanteerd;
  • Welke locatie de inschrijver hanteert als standplaats van het personeel dat de klachten en meldingen afhandelt om op tijd op de locatie te zijn. Vanaf de standplaats moet het personeel binnen één uur op locatie kunnen zijn (op basis van routenet.nl waarbij gebruik wordt gemaakt van de opties: vertrek op vrijdag 12.00 uur vanaf adres (neven)locatie) en als voertuig een 20 tons vrachtauto);
  • Hoe inschrijver borgt dat er voldoende personeel op afroep beschikbaar is voor het reageren op de melding, hierbij ook rekening houdende met gelijktijdige meldingen op meerdere locaties;
  • Hoe inschrijver omgaat met tijdens de casus vrijgekomen materialen (Plan omgaan met vrijgekomen materialen);
  • Wijze van zorgdragen voor de veiligheid van publiek en eigen personeel tijdens de werkzaamheden beschreven in de casus;
  • Wijze van terugkoppeling aan inschrijver tijdens melding en na afloop van de werkzaamheden (melding) over situatie en voortgang ten behoeve van de casus;
  • Hoe de communicatie met derden (omwonenden ondernemers, belanghebbenden en winkeliers) verloopt gedurende de casus.
De beoordelingscommissie beoordeelt de plannen aan bovengenoemde uitgangspunten. Daarnaast beoordeelt de beoordelingscommissie de plannen op realiteitsgehalte, op haalbaarheid c.q. uitvoerbaarheid en op passend en doeltreffend zijn van de te nemen maatregelen. Hoe beter de Inschrijver tegemoetkomt aan de uitgangspunten om te voldoen aan de doelstellingen van de Aanbesteder, hoe hoger de waardering die de Aanbesteder geeft.
Voorts wordt beoordeeld op:
  • Mate van SMART en volledigheid van uitwerking;
  • De mate waarin het plan leidt tot de realisatie van de doelstellingen van de Aanbesteder en bovengenoemde aspecten;
  • Mate van pro-activiteit en effectiviteitvolledigheid waarbij minimaal voorgaande omschreven informatie is uitgewerkt.
  • Mate van zekerheid dat Inschrijver het vertrouwen geeft dat de inschrijver de opdracht succesvol kan uitvoeren.
(pagina 32 Leidraad)
Beoordeling
De beoordeling van de gunningcriteria kwaliteit (K1. t/m K3.) vindt als volgt plaats.
De kwalitatieve onderdelen binnen gunningscriterium K1. t/m (…) K3. worden beoordeeld conform het onderstaande beoordelingskader. In de gevraagde onderdelen kan de inschrijver zich onderscheiden van zijn concurrenten door de toegevoegde waarde op de verschillende aspecten te benoemen. De inschrijver krijgt de mogelijkheid zich te profileren en zich te onderscheiden als beste partij voor de aanbesteder:
Beoordelingskader K1. t/m K3.
Vermindering opinschrijfprijs
Waardering
Toelichting op puntenscore
Geen score
Niet kunnen beoordelen/
Onvoldoende
De informatie is niet of vrijwel niet project specifiek. De Inschrijver geeft geen en/of geen concrete invulling aan de doelstellingen van de Aanbesteder, noch aan de beschreven aspecten. Inschrijver laat niet zien de doelstellingen en/of problematiek te doorgronden. Er wordt geen enkele meerwaarde geboden ten opzichte van de doelstellingen van de Aanbesteder. De aangeleverde informatie geeft géén c.q. vrijwel géén zekerheid dat het ingediende plan leidt tot een succesvolle uitvoering van de werkzaamheden.
60% van de maximale te behalen score
Voldoende
De informatie is niet volledig project specifiek. De wijze van invulling van de doelstellingen van de Aanbestede en de beschreven aspecten is beperkt en laat nog onduidelijkheden over. Inschrijver laat niet zien de doelstellingen en problematiek volledig te doorgronden. Op basis van de aangeleverde informatie kan in voldoende mate van zekerheid worden geoordeeld dat het aangeleverde plan leidt tot een succesvolle uitvoering van werkzaamheden.
80% van de maximale te behalen score
Goed
De informatie is project specifiek. De Inschrijver geeft goede invulling aan de doelstellingen van de Aanbestede en aan de beschreven aspecten. Inschrijver laat zien de doelstellingen en problematiek volledig te doorgronden. Op basis van de aangeleverde informatie kan met grote mate van zekerheid worden geoordeeld dat het aangeleverde plan leidt tot een succesvolle [.] uitvoering van werkzaamheden.
100% van de maximale te behalen score
Uitstekend
De informatie is zeer project specifiek. De Inschrijver geeft uitstekende en concrete invulling aan de doelstellingen van de Aanbesteder en aan de beschreven aspecten. De wijze van invulling is zeer innoverend en/of toont hoogwaardige kwaliteit. Inschrijver laat overtuigend zien de doelstellingen en problematiek volledig te doorgronden. Het aangeleverde plan geeft de hoogste mogelijke mate van zekerheid op een succesvolle uitvoering van werkzaamheden.
(pagina 34 Leidraad)
D.5 Beoordeling
Het rangschikken van de inschrijvingen geschiedt als volgt:
(…)
Bepalen economisch meest voordelige inschrijving
(…)
De aanbesteder heeft hiervoor een beoordelingscommissie samengesteld bestaande uit materiedeskundigen van de aanbesteder en een externe adviseur die de taak heeft te beoordelen welke inschrijving op grond van de beschreven gunningcriteria als economisch meest voordelige inschrijving, beste prijs-kwaliteitsverhouding moet worden aangemerkt. De externe deskundige onderscheidt zich op specifieke kennis.
Ieder lid van het beoordelingsteam maakt een individuele score per inschrijver. Vervolgens komen alle teamleden van de beoordelingscommissie bij elkaar en worden de inschrijvingen plenair besproken. Hieruit volgt een beoordeling in consensus.
(…)
(pagina 35 Leidraad)
Minimale score op kwaliteitscriteria
Voor deze aanbesteding geldt dat inschrijvers, die voldoen aan alle gestelde geschiktheidseisen, op het subcriterium kwaliteit (zie D.4) moeten voldoen aan een minimale kwaliteit. Er dient een minimale kwaliteitsscore behaald te worden van 60%. Indien de inschrijving niet de minimale score behaalt dan valt de inschrijving af, zal verder niet worden beoordeeld en wordt uitgesloten voor de verdere procedure van deze aanbesteding.
(…)”
2.8.
In de Nota van Inlichtingen (productie 2 dagvaarding) is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“30. MOOR
Vraag: Kunt u nadere uitleg geven wat het MOOR systeem van de gemeente Maastricht inhoudt?
Antwoord(…):
MOOR betreft het Meldpunt Opbreken Openbare Ruimte, dit platform wordt door de gemeente Maastricht gebruikt als standaard voor het ondersteunen van alle processen die te maken hebben met het plannen, vergunnen, uitvoeren en administratief afhandelen van werkzaamheden aan de ondergrondse infrastructuur in de openbare ruimte. Zodra er gegraven wordt in de openbare ruimte moet een melding gemaakt worden in MOOR. (…) Meer informatie over het MOOR is te vinden op internet.
70. Inschrijvingsleidraad D.5
Vraag: Dienen inschrijvers op elk kwaliteitsaspect (k1, k2, k3) minimaal 60% te halen of dient er gemiddeld 60% behaald te worden?
Antwoord(…):
Inschrijver dient voor het subgunningscriterium wen minimale score van 60% te behalen, zijnde vierentwintig (24) punten van het totaal van de veertig (40) te behalen punten.
71. Bestek perceel 1 en 2 post 850030
Vraag: Dient elke melding/klacht apart in MOOR aangemeld te worden?
Antwoord(…):
Voor perceel 1 geldt dat elke klacht/melding waarbij in de openbare ruimte gegraven moet worden apart aangemeld dient te worden. (…).”

3.Het geschil

3.1.
VanderValk vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
a. primair:
De Gemeenten verbiedt de opdracht ten behoeve van de Raamovereenkomst ‘Huis- en kolkaansluitingen’ te gunnen voordat herbeoordeling van alle inschrijvingen heeft plaatsgevonden door een beoordelingsteam dat niet betrokken is geweest bij de beoordeling die heeft geleid tot de voornemens tot gunning van 14 april 2020;
b. subsidiair:
De Gemeenten verbiedt de opdracht ten behoeve van de Raamovereenkomst ‘Huis- en kolkaansluitingen’ te gunnen voordat heraanbesteding heeft plaatsgevonden;
Zowel bij het primair als bij het subsidiair gevorderde:
De Gemeenten hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met rente.
3.2.
VanderValk legt aan de vordering het volgende ten grondslag. VanderValk stelt dat er geen aparte beoordeling van het perceel Sittard-Geleen heeft plaatsgevonden, omdat de gunningsbeslissing inclusief tekstfouten gelijkluidend is aan de gunningsbeslissing van het perceel Maastricht. Een en ander is in strijd met de aanbestedingsstukken, omdat de eisen met betrekking tot de percelen Maastricht en Sittard-Geleen niet identiek zijn.
VanderValk stelt voorts dat de beoordelingen onjuistheden en onduidelijkheden bevatten en dat redelijk handelende beoordelaars deze niet mochten laten ontstaan. Een en ander is in strijd met de beginselen van transparantie en gelijkheid. De door de beoordelaars geven kritiek past niet bij de gegeven score.
VanderValk klaagt erover dat in de beoordeling aannames worden gedaan, die niet volgen uit haar inschrijving, bijvoorbeeld monteurs woonachtig in de omgeving van Echt, en dat alleen het MOOR-systeem wordt gebruikt voor de meldingen. Daarnaast beschrijft VanderValk duidelijk wat er met vrijgekomen materialen wordt gedaan en hoe zij de CROW400 norm toepast, zodat de beoordeling ook op deze punten niet aan de normen voldoet.
VanderValk stelt voorts dat op het punt van calamiteiten de beoordelingscommissie de beoordeling van de inschrijving inzake K1 en K3 op een hoop veegt.
VanderValk voert verder aan dat op verschillende punten uit de beoordeling niet blijkt waar dat oordeel op gebaseerd is, bijvoorbeeld op het onderdeel borging van de werkwijze en de communicatie.
3.3.
De Gemeenten voeren gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De spoedeisendheid

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak. Er is sprake van een opgelegde procedure.
Het toetsingskader
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie de volgende uitgangspunten bij de beoordeling van kwalitatieve criteria hebben te gelden.
4.3.
De voorzieningenrechter komt slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund, mede gelet op het feit dat van een rechter niet kan worden verlangd dat deze specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. In beginsel is het derhalve niet aan de voorzieningenrechter om kwalificaties aan onderdelen van de inschrijving te verbinden, zoals uitstekend of goed. Slechts wanneer sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel van procedurele of inhoudelijke onjuistheden/onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Enige mate van subjectiviteit is inherent aan de beoordeling van een kwalitatief criterium. Weliswaar staat dat (enigszins) op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft – op zichzelf – nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht dan wel die beginselen.
4.4.
Van belang is dat (i) het voor een kandidaat-inschrijver duidelijk is wat van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld, en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor de afgewezen inschrijvers mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen.
4.5.
Verder is van belang dat – in geval van een beoordelingssystematiek, zoals hier aan de orde – van een inschrijver mag worden verwacht dat hij in eigen bewoordingen aangeeft op welke wijze hij de verlangde kwaliteit gaat leveren. Daarmee wordt hij in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van de andere inschrijvers en aldus zijn meerwaarde aan te tonen. Mede gelet hierop behoeft een aanbestedende dienst dan ook niet aan te geven wat nodig is om een hogere dan wel maximale score op een criterium te behalen. Daardoor wordt de inschrijver optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip en inzicht te hebben voor/in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst.
4.6.
Van belang is verder dat in de onderhavige aanbesteding de “eerste horde” die een inschrijver moet nemen om überhaupt deel te nemen, met 60% bovengemiddeld is. Het Plan van aanpak moet daar dus blijk van geven.
4.7.
Verder dient als uitgangspunt dat gunningscriterium K1. van groot belang is voor de beoordeling van het Plan van aanpak van een inschrijver, gezien de puntenmatrix (pagina 27 Leidraad) in combinatie met de beoordelingsmatrix (pagina 32 Leidraad) en het vereiste om minimaal 24 punten behalen om niet terzijde te worden gelegd. Het Plan van aanpak moet daarbij volgens de Leidraad niet alleen zo SMART (Specifiek; Meetbaar; Acceptabel; Realistisch; Tijdgebonden) mogelijk zijn geformuleerd, maar het moet ook zo volledig en zo realistisch mogelijk zijn in de uitwerking (zie pagina 28 en 31, maar ook 29 voor K.2) om een goed te kunnen scoren. Een score uitstekend volgt voorts bij innovatie en hoogwaardige kwaliteit.
De voorzieningenrechter merkt voorts ook op dat uit de omschrijving van de doelstellingen van de Gemeenten per gunningscriterium volgt dat “een succesvolle uitvoering van werkzaamheden” niet alleen ziet op correcte en bestekconforme uitvoering van het werk (daarop zien immers ook de kerncompetenties waarvoor referentieprojecten worden opgegeven, de certificaten en kwaliteitborgingsregelingen), maar ook op het ontzorgen van de Gemeenten op de genoemde (deel)aspecten en aandachtspunten.
4.8.
Een en ander betekent dat een redelijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver had moeten en kunnen begrijpen dat het Plan van aanpak de kale verplichtingen van het bestek dient te overstijgen en dat, zoals de Gemeenten op de mondelinge behandeling terecht hebben benadrukt (randnummers 11, 12 en 16), processen moeten worden aangeboden die succesvolle nakoming borgen en waarbij de Gemeenten ontzorgd worden.
Met de Gemeenten is de voorzieningenrechter van oordeel dat de inschrijver zo doende de voorgestelde maatregel duidelijk en exact moet beschrijven, zodat deze ook daadwerkelijk op realiteit, haalbaarheid, uitvoerbaarheid, passendheid en doeltreffendheid kán worden beoordeeld.
Perceel 1 gemeente Maastricht
4.9.
Centraal staat de vraag of VanderValk de gevraagde kwaliteit voldoende specifiek heeft aangeboden gelet op de aspecten die onder K1. en K3. zijn benoemd door Maastricht en of uit de motivering van de beoordelingscommissie voldoende blijkt dat de inschrijving niet voldoet om “de eerste horde” te halen.
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de motivering, gelet op het hierna volgende, blijkt geeft waarom het Plan van aanpak van VanderValk met onvoldoende is beoordeeld.
4.11.
De beoordelingscommissie geeft aan dat VanderValk op gunningscriterium K1. een te algemene beschrijving geeft van de gevraagde aspecten en dat de problematiek niet lijkt te worden doorgrond en in het Plan van aanpak niet lijkt te zijn verwerkt. De beoordelingscommissie geeft voorts verschillende voorbeelden waaruit blijkt dat het doel van Maastricht, namelijk ontzorgd te worden tijdens de werkzaamheden, niet goed wordt uitgewerkt in inzichtelijke processen en procedures. Uit die voorbeelden blijkt voldoende waarom het Plan van aanpak niet strookt met de uitvraag.
4.12.
Ter illustratie worden hierna slechts de meest in het oog springende punten besproken.
4.13.
Los van het feit dat VanderValk inderdaad niet zegt dat medewerkers in Echt of omgeving wonen, mist VanderValk de essentie van de opmerkingen van de beoordelingscommissie namelijk dat VanderValk niet concreet maakt hoe zij de inzet borgt. Met andere woorden hoe zorgt zij ervoor “dat er voldoende eigen personeel op afroep beschikbaar is voor het opstarten van werkzaamheden, hierbij ook rekening houdende met werkzaamheden op meerdere locaties”. Het hebben van een vestiging in Echt is niet voldoende, omdat een proces of wijze van aanpak niet beschreven is. De beoordelingscommissie schrijft: “Dit [de borging] is …. door het noemen van een plaatsnaam niet concreet genoeg uitgewerkt.” Het benoemen (garanderen) van het resultaat door VanderValk is niet de opdracht van gunningscriterium K1. Het gaat immers niet om de bestekseis an sich, zoals in de inleiding van de motivering is opgemerkt; garanderen van resultaten is geen ontzorgen, hetgeen de opdracht is bij K1.
4.14.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Maastricht geciteerd uit het bestek, te weten “04 algemene beschrijving Perceel 1” (randnummer 52/53) waaruit blijkt dat de werkzaamheden omvatten “het melden van herstellingen en vernieuwen van kolkaansluitingen middels het MOOR-systeem”. Dit in combinatie met de informatie uit de Nota van Inlichtingen (vraag/antwoord 30) had voor een redelijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver voldoende moeten zijn om te begrijpen dat MOOR niet een breed communicatieplatform is voor werkzaamheden aan huis- en kolkaansuitingen.
De opmerking van de beoordelingscommissie dat VanderValk het MOOR-systeem verkeerd geïnterpreteerd heeft, omdat het “dus nadrukkelijk niet gebruikt [wordt] voor het uitzetten en verdelen van deelopdrachten” geeft voldoende inzicht waarom niet voldaan wordt aan de vraag “Wat gaat er gebeuren vanaf een verzoek tot het uitvoeren van werkzaamheden”. In combinatie gelezen met de eerste opmerking “Het is het beoordelingsteam niet duidelijk hoe de inschrijver aan de genoemde termijn van vijf (5) dagen komt voor het uitvoeren van een deelopdracht“ is voldoende duidelijk dat een concreet stappenplan en een realistisch tijdsplan ontbreekt en gemist worden door de beoordelingscommissie.
4.15.
Maastricht heeft verder bij de mondelinge behandeling naar voren gebracht (randnummer 67) dat de beschrijving van het omgaan met vrijgekomen materiaal veel vragen oproept, die niet in het Plan van aanpak zijn getackeld: hoe wordt gesorteerd, waar wordt gesorteerd, hoe wordt afgevoerd en wie doet dat etc.. Kortom Maastricht tast in het duister.
De beoordelingscommissie heeft opgeschreven: “Uit de omschrijving blijkt echter niet hoe de inschrijver omgaat met vrijgekomen materialen en in het geval van de gemeente Maastricht omgaat met vervuilde grond.” De motivering geeft er dus blijk van dat de door VanderValk ingediende beschrijving te algemeen is en geen inzicht geeft hoe Maastricht wordt ontzorgd.
4.16.
Ditzelfde geldt voor het omgaan met CROW400: projectspecifieke vragen blijven onbeantwoord in het Plan van aanpak. De beoordelingscommissie mist informatie en stelt zich de vraag hoe VanderValk omgaat met de klasse (vzr.: klassen?) die hoger uitvallen dan oranje.
4.17.
Inzake gunningscriterium K3. (handelen bij calamiteiten) heeft de beoordelingscommissie hetzelfde geconstateerd als bij de beoordeling van K1. en zij geeft daar in duidelijke bewoordingen blijk van. VanderValk blijft hangen in algemeenheden en is niet project-specifiek genoeg en het wordt niet concreet gemaakt hoe de aangeboden casuspositie zou worden aangepakt.
Een greep uit de kritiek van de beoordelingscommissie: Een specifiek onderdeel van de casus wordt niet behandeld, te weten de weerssituatie. VanderValk is onvoldoende omgevingsbewust door alleen winkeliers in haar Plan van aanpak te benoemen, maar niet ook (de nota bene ook expliciet uitgevraagde) omgang met bewoners en andere ondernemers, noch wordt omschreven op welke wijze en welke vervolgstappen zullen worden ondernomen indien een calamiteit na sluitingstijd zal worden verholpen. Een duidelijke communicatieplan ontbreekt: “Het is het beoordelingsteam niet duidelijk wat de rol is van de projectleider en op welke wijze de communicatie met de aanbesteder wordt verzorgd.”
Conclusie
4.18.
VanderValk geeft geen en/of geen concrete invulling aan de doelstellingen van Maastricht, zoals blijkt uit de opmerkingen van de beoordelingscommissie. De beoordelingscommissie maakt duidelijk dat VanderValk onvoldoende aangeeft hoe zij omgaat met de beschreven aspecten. Daardoor wekt VanderValk niet de indruk de projectdoelstellingen en /of problematiek te doorgronden. Door het blijven hangen in algemeenheden zonder concreet te worden, wordt geen enkele meerwaarde geboden.
De indruk die de beoordelingscommissie heeft gekregen van de hand van aangeleverde informatie in het Plan van aanpak is er een dat er géén of vrijwel géén zekerheid is dat VanderValk tot een succesvolle door Maastricht gewenste uitvoering van werkzaamheden zal kunnen komen.
De beoordelingscommissie laat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niets liggen op grond waarvan zij tot een ander oordeel had moeten komen, zoals VanderValk bepleit.
Perceel 2 gemeente Sittard-Geleen
4.19.
VanderValk stelt dat er geen aparte beoordeling heeft plaatsgevonden van het perceel 2. Zij ziet immers dezelfde fouten terug in de motivering en er wordt over de Maastrichtse situatie gesproken.
4.20.
Sittard-Geleen heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat wel degelijk een zelfstandige beoordeling heeft plaatsgevonden, maar dat de Plannen van aanpak op perceel 1 gemeente Maastricht en perceel 2 gemeente Sittard-Geleen vrijwel identiek zijn. Dit verklaart de gelijkluidende beoordeling.
In het Plan van aanpak op perceel 2 verwijst VanderValk zelf naar het MOOR-systeem, maar dit is (nog) niet in gebruik bij Sittard-Geleen; de toelichting verwijst dan ook naar hoe zo’n systeem, dat wel in Maastricht wordt gebruikt, wel werkt. Enige onjuiste verwijzing naar Maastricht berust op een verschrijving.
4.21.
De voorzieningenrechter stelt vast dat VanderValk ter kort gedingzitting niet meer teruggekomen is op de weren van Sittard-Geleen, zodat hetgeen is opgemerkt als vaststaand, want niet betwist, moet worden aangenomen.
4.22.
Hetgeen is opgemerkt terzake de inhoud van de beoordeling op het perceel Maastricht, geldt mutatis mutandis in gelijke mate voor perceel 2 Sittard-Geleen, nu onweersproken is gebleven dat VanderValk in wezen tweemaal hetzelfde Plan van aanpak heeft ingediend.
Tot slot
4.23.
Hetgeen door VanderValk is aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat de beoordelingscommissie haar werk niet goed heeft gedaan. De vorderingen van VanderValk zullen worden afgewezen.
4.24.
VanderValk zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van de Gemeenten. Deze worden tot op heden begroot op € 656,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt VanderValk in de kosten van het geding aan de zijde van de Gemeenten tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: EvB