Op 22 januari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 januari 2020, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsman wel. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 2 oktober 2019 zijn vriendin zwaar lichamelijk letsel had toegebracht door haar te slaan en te trekken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling, omdat de aangeefster al eerder perforaties in haar trommelvlies had, wat betekende dat het letsel niet kon worden toegeschreven aan de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte de subsidiaire mishandeling wel bewezen. De verdachte had zijn vriendin geslagen, aan haar haren getrokken en haar bij de keel vastgepakt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en diverse bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en gedragsinterventie. Tevens werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld, waarbij de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging in één zaak toewijsde en in de andere afwees. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en het recidivegevaar van de verdachte, die eerder ook al was veroordeeld voor mishandeling van dezelfde vriendin.