ECLI:NL:RBLIM:2020:4196

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
C.03 / 278380 / kgza 20-201
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot tussenkomst en voeging in kort geding met betrekking tot Wob-procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding waarin een incidentele vordering tot tussenkomst en voeging is behandeld. De eiser, [de heer X], burgemeester van de gemeente Weert, had een kort geding aangespannen tegen de gemeente Weert. Mediahuis Limburg B.V. heeft verzocht om te mogen interveniëren in deze procedure, omdat zij belang heeft bij de uitkomst van het kort geding, dat mede betrekking heeft op een door haar ingediend Wob-verzoek. Mediahuis stelde dat bij toewijzing van de vorderingen in het kort geding mogelijk stukken die verband houden met het Wob-verzoek vernietigd zouden kunnen worden.

Tijdens de mondelinge behandeling is de vordering van Mediahuis besproken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de incidentele vorderingen van Mediahuis moeten worden afgewezen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de lopende Wob-procedure niet door een civielrechtelijke procedure mag worden doorkruist. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het toewijzen van de incidentele vorderingen zou betekenen dat Mediahuis toegang zou krijgen tot stukken die in het kader van het Wob-verzoek zijn ingediend, wat strijdig zou zijn met de goede procesorde.

De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat het toewijzen van de vorderingen zou leiden tot onredelijke vertraging van de kort geding procedure. Mediahuis is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, terwijl de kosten aan de zijde van [de heer X] en de gemeente Weert op nihil zijn begroot. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 juni 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/278380 / KG ZA 20-201
Vonnis in kort geding in incident van 8 juni 2020
in de zaak van
[de heer X] , BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE WEERT,
wonende te [woonplaats de heer X] ,
eiser,
advocaat mr. J.H.A. van der Grinten te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WEERT,
zetelend te Weert,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.L. Hemmer te Rotterdam
en de interveniënt
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIAHUIS LIMBURG B.V.
gevestigd te Sittard,
interveniënt,
advocaat mr. Ch. E. Koster
Partijen zullen hierna [de heer X] , de gemeente Weert en Mediahuis genoemd worden.

1.De procedure in het incident

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de incidentele conclusie houdende vordering tot tussenkomst, althans voeging ex artikel 217 Rv, binnengekomen bij de rechtbank per e-mail van vrijdag 5 juni 2020 te 16.53 uur;
  • het e-mailbericht van 5 juni 2020 te 17.06 uur met producties 1 tot en met 3 van Mediahuis;
  • het e-mailbericht van 5 juni 2020 te 17.09 uur met producties 4 tot en met 11 van Mediahuis;
  • het e-mailbericht van 7 juni 2020 te 13.54 uur met de vordering die in het kort geding wordt ingesteld indien de primair gevorderde tussenkomst wordt toegewezen;
  • het e-mailbericht van de gemeente Weert van 5 juni 2020 te 19.07 uur;
  • de mondelinge behandeling;
  • de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juni 2020, die in dit vonnis schriftelijk wordt vastgelegd.

2.De beoordeling

2.1.
Mediahuis wenst te interveniëren in de kort geding procedure tussen [de heer X] en de gemeente Weert op grond van artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering primair door middel van tussenkomst en subsidiair door zich te voegen aan de zijde van de gemeente Weert. Mediahuis heeft vernomen dat het kort geding (mede) betrekking heeft op een door haar ingediend Wob-verzoek en dat bij toewijzing van de vorderingen in kort geding mogelijk stukken, die zien op het Wob-verzoek, worden vernietigd, reden waarom zij belang stelt te hebben bij een interventie.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding is dit incident behandeld. [de heer X] en de gemeente Weert hebben zich daarover uitgelaten. [de heer X] heeft de stukken die volgens de gemeente Weert zien op het Wob-verzoek ter zitting overhandigd aan Mediahuis.
2.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moeten de incidentele vorderingen van Mediahuis worden afgewezen wegens strijd met de goede procesorde.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de Wob-procedure op dit moment nog loopt. Inmiddels is er een conceptbesluit genomen, waarbij de stukken zijn gevoegd die de gemeente Weert voornemens is bekend te maken. Die stukken zijn ook bij de conclusie van antwoord in het kort geding overgelegd. Toewijzing van de incidentele vorderingen zou betekenen dat de interveniënt die stukken zou krijgen.
Dat betekent dat degene die het Wob-verzoek heeft gedaan kennis zou krijgen van de stukken waarop het Wob-verzoek is gericht en dat hangende de Wob-procedure; de daaraan verbonden rechtsbeschermingsmogelijkheden van belanghebbenden (in de zin van de Awb) zouden daarmee worden doorkruist. De stand van zaken in het bestuursrechtelijke traject is dat het conceptbesluit met de openbaar te maken stukken naar belanghebbenden (waaronder [de heer X] ) zijn toegestuurd, waarbij zij de gelegenheid hebben gekregen zienswijzen in te dienen.
2.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het strijdig met de goede procesorde als een beslissing in een civielrechtelijke procedure een bestuursrechtelijke procedure op deze manier zou kunnen doorkruisen.
Dat dit gebeurt met de instemming van de procespartijen in de hoofdzaak, maakt dit oordeel niet anders, omdat het geen aangelegenheid betreft ter vrije beschikking van procespartijen.
2.5.
Daar komt bij dat indien de vorderingen in incident zouden worden toegewezen Mediahuis nog de gelegenheid moet krijgen kennis te nemen van de processtukken die zijn ingediend door [de heer X] en de gemeente Weert. Dat zou naar het oordeel van de voorzieningenrechter een onacceptabele vertraging van de kort geding procedure met zich meebrengen.
2.6.
Het Mediahuis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [de heer X] en de gemeente Weert worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de incidentele vorderingen van Mediahuis af,
3.2.
veroordeelt Mediahuis in de proceskosten, aan de zijde van [de heer X] en de gemeente Weert begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: SS