ECLI:NL:RBLIM:2020:4150

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
C/03/275741 / KG ZA 20-108
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over handelsnaamgebruik en misleiding door advertenties

Op 10 juni 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een kort geding tussen een eenmanszaak, vertegenwoordigd door eiser, en de besloten vennootschap HESI B.V. Eiser, die zich bezighoudt met de installatie, levering en onderhoud van technische installaties, stelt dat Hesi in strijd handelt met de Handelsnaamwet door gebruik te maken van zijn handelsnaam in Google-advertenties. Eiser stelt dat klanten hierdoor misleid worden en dat hij omzet misloopt. Hesi voert verweer en stelt dat zij geen gebruik maakt van de volledige handelsnaam van eiser, maar enkel van beschrijvende termen die geen verwarring kunnen veroorzaken.

De rechtbank oordeelt dat Hesi niet in strijd handelt met artikel 5 en 5b van de Handelsnaamwet, omdat de gebruikte termen niet onderscheidend zijn en enkel beschrijvend van aard. Ook wordt geoordeeld dat de advertentie van Hesi niet misleidend is volgens artikel 6:194 lid 1 BW. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen verwarringsgevaar is en dat Hesi niet onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van Hesi, die op € 3.306,00 worden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/275741 / KG ZA 20-108
Vonnis in kort geding van 10 juni 2020
in de zaak van
[eiser],
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.P.H.W. Haas;
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HESI B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. M.M.H.J. Rompelberg.
Partijen zullen hierna [eiser] en Hesi genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
In verband met de coronacrisis heeft er geen mondelinge behandeling plaatsgevonden, maar hebben partijen schriftelijk geprocedeerd.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 7;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 18;
  • de conclusie van repliek tevens houdende wijziging/aanvulling grondslag met productie 8;
  • de conclusie van dupliek van 15 mei 2020 met productie 19;
  • de door de rechtbank op 18 mei 2020 van Hesi ontvangen productie 18.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een eenmanszaak, genaamd [handelsnaam] , die zich toelegt op de installatie, levering en onderhoud van technische installaties, waaronder verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur, zoals cv-ketels. [eiser] heeft één vestiging en concentreert zich met name op de regio Zuid-Limburg. Zijn zaak is gevestigd te [vestigingsplaats] . Volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel draagt de onderneming de handelsnaam [handelsnaam] .
2.2.
Hesi heeft een onderneming die een installatiebedrijf exploiteert op het gebied van verwarming, luchtbehandeling en sanitair, de handel in en verhuur van installaties, apparaten, materialen en onderdelen verband houdende met loodgieters-, fitters-, sanitair- en verwarmingsbedrijf. Volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel voert zij de handelsnamen Hesi B.V. en Hesi Verhuur Limburg. Hesi heeft meerdere vestigingen in en concentreert zich op de regio Zuid-Limburg en Duitsland.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] stelt dat Hesi via Google AdWords adverteert op internet en daarbij in haar advertentie gebruik maakt van de naam en vestigingsplaats van de onderneming van [eiser] ( [handelsnaam] ). Indien men in Google de zoekterm “ [handelsnaam] [vestigingsplaats] ” intypt, verschijnt volgens [eiser] bovenaan de pagina de advertentie van Hesi, waarin in de koptekst de volledige bedrijfsnaam van [eiser] met diens vestigingsplaats staat vermeld.
Volgens [eiser] klikken klanten door de misleidende advertentie van Hesi onbewust op de advertentie van Hesi, in de veronderstelling dat zij zich op de website van [eiser] bevinden, maar nemen dus contact op met Hesi. [eiser] stelt daardoor klanten en omzet mis te lopen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Hesi in strijd handelt met het bepaalde in artikel 5 van de Handelsnaamwet, door zonder toestemming gebruik te maken van de handelsnaam van [eiser] ’ onderneming, althans gebruik te maken van een omschrijving die daarvan in geringe mate afwijkt, waardoor er verwarring ontstaat. Dat laatste is met name aan de orde omdat beide partijen in dezelfde regio dezelfde activiteiten verrichten.
3.2.
[eiser] stelt daarnaast dat Hesi in strijd handelt met het bepaalde in artikel 5b van de Handelsnaamwet, doordat Hesi zich bedient van handelsnaam [eiser] ’ onderneming en daarmee de indruk wekt dat Hesi tevens handelt onder de naam [handelsnaam] .
3.3.
Ten slotte stelt [eiser] dat Hesi ook in strijd handelt met het bepaalde in artikel 6:194 lid 1 onder i BW, nu de advertentie van Hesi te kwalificeren is als een openbare mededeling die misleidend is ten aanzien van de identiteit van de goederen en/of diensten die worden geleverd. Hesi wekt volgens [eiser] met het gebruik van de handelsnaam van [handelsnaam] , in combinatie met de vestigingsplaats van de onderneming van [eiser] , de indruk dat [eiser] de goederen en/of diensten levert en niet Hesi.
3.4.
[eiser] stelt door het omstreden handelen van Hesi schade te lijden, doordat Hesi ten onrechte de indruk wekt dat zij tevens handelt onder de naam van [handelsnaam] .
Gelet op het feit dat de grondslag voor de primaire en subsidiaire vordering ziet op het intellectuele eigendomsrecht en daarmee valt binnen het toepassingsbereik van artikel 14 van de Richtlijn 2004/48/EC, verzoekt [eiser] in het geval de primaire, dan wel de subsidiaire vordering wordt toegewezen, de kostenveroordeling ex artikel 1019h Rv in deze procedure toe te passen. In geval van toewijzing van het meer subsidiair gevorderde, is er volgens [eiser] sprake van een gemengde grondslag en verzoekt [eiser] om een kostenveroordeling met toepassing voor het deel dat onder het bereik van voormelde richtlijn valt en voor de overige kosten het liquidatietarief toe te passen.
3.5.
Bij wijze van vermeerdering van eis (door aanvulling van de grondslag van de vordering) stelt [eiser] dat Hesi onrechtmatig jegens hem handelt doordat Hesi de handelsnaam van [eiser] gebruikt, waardoor deze schade lijdt, omdat hij klanten misloopt.
3.6.
[eiser] vordert op grond van het vorenstaande dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. Hesi veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle verwijzingen naar de handelsnaam van [eiser] , dan wel de handelsnaam van [eiser] met vestigingsplaats in haar communicatie en domein- en subdomeinadressen te verwijderen en verwijderd te houden op grond van artikel 5 Hnw;
2. Hesi veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de verwijzingen naar de handelsnaam van [eiser] , dan wel de handelsnaam van [eiser] met vestigingsplaats in de advertentie op Google te verwijderen en verwijderd te houden op grond van artikel 5 Hnw;
Subsidiair
3. Hesi veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle verwijzingen naar de handelsnaam van [eiser] , dan wel de handelsnaam van [eiser] met vestigingsplaats in haar communicatie en domein- en subdomeinadressen te verwijderen en verwijderd te houden op grond van artikel 5b Hnw;
4. Hesi veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de verwijzingen naar de handelsnaam van [eiser] , dan wel de handelsnaam van [eiser] met vestigingsplaats in de advertentie op Google te verwijderen en verwijderd te houden op grond van artikel 5b Hnw;
Zowel primair als subsidiair
1. indien Hesi niet tijdig de verwijzingen verwijdert, Hesi veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000,--, te vermeerderen met € 1.000,-- voor iedere dag, dan wel dagdeel dat Hesi in gebreke is, met een maximum van € 75.000,--, althans aan Hesi een dwangsom oplegt die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
2. Hesi veroordeelt in de kosten van dit geding ex – naar de voorzieningenrechter begrijpt – artikel 1019h Rv, onder de bepaling dat indien de werkelijke kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente is verschuldigd;
Meer subsidiair
5. Hesi veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle verwijzingen naar de handelsnaam van [eiser] , dan wel de handelsnaam van [eiser] met vestigingsplaats in haar communicatie en domein- en subdomeinadressen te verwijderen en verwijderd te houden op grond van artikel 6:193b en 6:194 lid 1 BW;
6. Hesi veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de verwijzingen naar de handelsnaam van [eiser] , dan wel de handelsnaam van [eiser] met vestigingsplaats in de advertentie op Google te verwijderen en verwijderd te houden op grond van artikel 6:193b en 6:194 lid 1 BW;
7. indien Hesi niet tijdig de verwijzingen verwijdert, Hesi veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000,--, te vermeerderen met € 1.000,-- voor iedere dag, dan wel dagdeel dat Hesi in gebreke is, met een maximum van € 75.000,--, althans aan Hesi een dwangsom oplegt die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
8. Hesi veroordeelt in de kosten van dit geding ex – naar de voorzieningenrechter begrijpt – artikel 1019h Rv voor het deel dat onder de reikwijdte van artikel 14 van de Richtlijn 2004/48/EG valt en voor de overige kosten het liquidatietarief toe te passen, onder de bepaling dat indien de werkelijke kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente is verschuldigd.
3.7.
Hesi voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft niet (voldoende) onderbouwd zijn meer subsidiaire vorderingen onder 5 en 6 op grond van artikel 6:193b BW inhoudende dat Hesi alle verwijzingen naar de handelsnaam van de onderneming van [eiser] , dan wel de handelsnaam van [eiser] met vestigingsplaats in haar communicatie en domein- en subdomeinadressen verwijdert en verwijderd houdt. De op deze grondslag ingestelde vordering zullen als niet-onderbouwd worden afgewezen.
4.2.
Hesi maakt geen gebruik van de handelsnaam van [eiser] . De handelsnaam van [eiser] luidt immers voluit “ [handelsnaam] .” Onbetwist staat vast dat Hesi in haar omstreden advertentie op internet – voor zover in het kader van dit geschil van belang – enkel de woorden “ [handelsnaam] [vestigingsplaats] ” gebruikt. Ten onrechte stelt [eiser] dus anders.
4.3.
Anders dan [eiser] stelt, hebben de woorden die deel uitmaken van de handelsnaam van de onderneming van [eiser] en die Hesi wél in haar omstreden advertentie gebruikt, geen onderscheidend vermogen. Ze zijn namelijk enkel beschrijvend van aard. Met de woorden “ [A] ”, “ [B] ”, “ [C] ” en “ [vestigingsplaats] ” wordt immers enkel aangeduid welke zaken/diensten worden aangeboden en in welke regio, terwijl de plaatsaanduiding [vestigingsplaats] ook geen onderdeel uitmaakt van de handelsnaam van de onderneming van [eiser] . Hesi moet die woorden mogen gebruiken omdat zij anders niet duidelijk zou kunnen maken op welk handelsgebied zij actief is en binnen welk geografisch gebied. [eiser] kiest er kennelijk voor het enige deel van haar handelsnaam dat onderscheidend vermogen heeft, [D] , niet te gebruiken.
4.4.
De voorzieningenrechter ziet verder geen verwarringsgevaar, nu uit de URL, die zichtbaar wordt bij een zoekopdracht met de woorden: [A] , [B] , [C] en [vestigingsplaats] , de naam van Hesi daarin wordt vermeld, zodat men weet dat men op basis van voormelde zoektermen wordt verwezen naar de onderneming van Hesi, en niet die van [eiser] (AB).
Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat Hesi niet handelt in strijd met het bepaalde in artikel 5 Hnw.
4.5.
Evenmin handelt Hesi in strijd met het bepaalde in artikel 5b Hnw. [eiser] stelt ook in dit verband ten onrechte dat Hesi zich bedient van de handelsnaam van de door hem gedreven onderneming. Wat hiervoor in het verband met het beweerdelijke handelen van Hesi in strijd met artikel 5 Hnw is overwogen, is in dit verband eveneens van toepassing. Uit het daar overwogene volgt dat er geen gevaar van misleiding is te duchten, omdat niet voor de hand ligt dat het publiek zal denken dat [eiser] en Hesi op enige wijze aan elkaar gelieerd zijn, of dat Hesi onderdeel uitmaakt van de onderneming van [eiser] .
4.6.
Evenmin handelt Hesi in strijd met het bepaalde in artikel 6:194 lid 1 BW, omdat de omstreden advertentie niet misleidend is. Ook in dit verband is van belang dat Hesi in de advertentie niet de gehele handelsnaam van de onderneming van [eiser] gebruikt en de gedeeltes van de naam die hij wél gebruikt enkel beschrijvend van aard zijn. Hesi wekt ook niet de indruk zij de geadverteerde diensten en goederen niet zelf levert.
4.7.
Ten slotte heeft Hesi met het omstreden handelen niet onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] . Ook in dit verband stelt [eiser] immers ten onrechte dat Hesi gebruik zou hebben gemaakt van de handelsnaam van de onderneming van [eiser] , terwijl, zoals hierboven is vastgesteld slechts gebruik is gemaakt van onderdelen van die naam die een puur beschrijvend karakter hebben en het gebruik derhalve van die delen niet als onrechtmatig kan worden bestempeld.
4.8.
Dit alles brengt met zich dat de vorderingen worden afgewezen en dat [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij, moet worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.9.
Hesi heeft in dat verband gevorderd dat de kosten worden begroot op de voet van het bepaalde in artikel 1019h Rv. Zij maakt – naar de voorzieningenrechter begrijpt – aanspraak op een vergoeding van € 20.731,93. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het onderhavige geschil, een geschil van eenvoudige aard, als bedoeld in de Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017. Volgens die tarieven bedraagt het maximaal toe te kennen liquidatietarief in een kort geding van eenvoudige aard € 6.000,--. Omdat het verweer slechts voor 1/3de betrekking heeft op de betwisting van vordering gebaseerd op bepalingen waarop artikel 1019h Rv ziet, zal de voorzieningenrechter ter betwisting van die grondslag een liquidatietarief van € 2.000,-- toekennen. Ter betwisting van de overige twee grondslagen zal de voorzieningenrechter een tarief toekennen van 2/3de van € 980,--, zijnde afgerond € 650,--.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hesi worden begroot op:
- griffierecht € 656,00;
- salaris advocaat €
2.650,00;
Totaal € 3.306,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Hesi tot op heden begroot op € 3.306,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MT