In deze zaak hebben verzoekers, vertegenwoordigd door prof. dr. ir. A.F.P. van Putten, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. T.M. Schelfhout, rechter in de rechtbank Limburg. Het wrakingsverzoek werd gedaan tijdens een openbare uitsprakenzitting op 17 februari 2020, maar na de einduitspraak in hun zaak. Verzoekers voerden aan dat er voldoende gronden waren om hen ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, onder andere vanwege de verschillende versies van processtukken die hen waren verstrekt, wat de schijn van partijdigheid en onpartijdigheid zou wekken.
De rechter, mr. T.M. Schelfhout, heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekers en hun gemachtigde op 17 februari 2020 aanwezig waren bij de openbare uitspraak van hun zaak. Hij stelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de einduitspraak al was gedaan voordat het verzoek werd gedaan. De wrakingskamer heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat het was ingediend na de einduitspraak.
De wrakingskamer heeft op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht geoordeeld dat een wrakingsverzoek betrekking moet hebben op een zaak die nog in behandeling is bij de rechter. Aangezien de einduitspraak al was gedaan, was de rechter niet meer belast met de zaak van verzoekers. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen zonder verdere behandeling ter zitting. De beslissing is op 27 mei 2020 gegeven, maar niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen.