ECLI:NL:RBLIM:2020:4037

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
C.03 / 274893 / HARK 20-44
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek na einduitspraak door rechter

In deze zaak hebben verzoekers, vertegenwoordigd door prof. dr. ir. A.F.P. van Putten, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. T.M. Schelfhout, rechter in de rechtbank Limburg. Het wrakingsverzoek werd gedaan tijdens een openbare uitsprakenzitting op 17 februari 2020, maar na de einduitspraak in hun zaak. Verzoekers voerden aan dat er voldoende gronden waren om hen ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, onder andere vanwege de verschillende versies van processtukken die hen waren verstrekt, wat de schijn van partijdigheid en onpartijdigheid zou wekken.

De rechter, mr. T.M. Schelfhout, heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekers en hun gemachtigde op 17 februari 2020 aanwezig waren bij de openbare uitspraak van hun zaak. Hij stelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de einduitspraak al was gedaan voordat het verzoek werd gedaan. De wrakingskamer heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat het was ingediend na de einduitspraak.

De wrakingskamer heeft op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht geoordeeld dat een wrakingsverzoek betrekking moet hebben op een zaak die nog in behandeling is bij de rechter. Aangezien de einduitspraak al was gedaan, was de rechter niet meer belast met de zaak van verzoekers. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen zonder verdere behandeling ter zitting. De beslissing is op 27 mei 2020 gegeven, maar niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/274893 / HA RK 20-44
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoeker sub 1]en
[verzoeker sub 2],
beiden wonende te [woonplaats verzoekers sub 1 en 2] ,
gemachtigde: prof. dr. ir. A.F.P. van Putten
(hierna: verzoekers),
indieners van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. T.M. Schelfhout, rechter in de rechtbank Limburg (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek, met bijlagen, ontvangen op 21 februari 2020;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 27 februari 2020.

2.Het standpunt van verzoekers

Verzoekers hebben het navolgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
Tijdens de zitting van 17 februari 2020 zijn aan verzoekers twee verschillende sets aan stukken uitgereikt. Een derde set hebben verzoekers op 18 februari 2020 ontvangen. Verzoekers hebben geconstateerd dat er drie verschillende sets bestaan.
De eerste set is ter zitting uitgereikt en bestaat uit: de uitspraak van 17 februari 2020, een niet ondertekend proces-verbaal van één pagina, de pleitnota van verzoekers zonder voorblad en tweemaal het artikel “De Status van het verplichte proces-verbaal van de terechtzitting”, waarvan de even bladzijden ontbreken.
De tweede set is ter zitting na de schorsing uitgereikt en bestaat uit: het ondertekende proces-verbaal bestaande uit twee pagina’s, de pleitnota van verzoekers met voorblad en tweemaal het artikel “De Status van het verplichte proces-verbaal van de terechtzitting” (dubbelzijdig).
De derde set is per post ontvangen en bestaat uit: de uitspraak van 17 februari 2020; het ondertekende proces-verbaal bestaande uit twee pagina’s, de complete pleitnota van verzoekers en tweemaal het artikel “De Status van het verplichte proces-verbaal van de terechtzitting” (enkelzijdig).
Uit deze gang van zaken volgt dat de zorgvuldigheidsvereisten niet in acht zijn genomen hetgeen reeds de schijn van de aanwezigheid van partijdigheid en/of niet onafhankelijkheid heeft gewekt. Verzoekers vragen zich af welke versie van stukken leidend is als er drie verschillende versies zijn en tijdens en na schorsing geen openbaarheid is betracht.
De rechterlijke onpartijdigheid heeft als gevolg van de hiervoor geschetste gang van zaken schade geleden. Er is geen sprake geweest van een openbare gehouden uitspraak in het kader van artikel 5, eerste lid, van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (
de wrakingskamer leest: artikel 8:78 van de Algemene wet bestuursrecht).
Onder onpartijdige rechtspraak valt naar de mening van verzoekers ook dat een rechter zich niet mag laten beïnvloeden door de griffier. Anders dan de rechter zijn verzoekers van mening dat zij het wrakingsverzoek tijdig hebben gedaan. Het verzoek is namelijk gedaan vóór sluiting van de zitting. Aan de griffier is gevraagd daarvan melding te maken in het proces-verbaal.
De vrees van aanwezigheid van schijn van partijdigheid is dan ook aanwezig.
Verzoekers concluderen dat:
- dat er voldoende gronden zijn om verzoekers ontvankelijk te verklaren in het wrakingsverzoek;
- de verschillende versies van stukken - zoals hiervoor genoemd - aanleiding geven de rechterlijke partijdigheid en onafhankelijkheid in twijfel te trekken;
- de twijfel vooral betreft de mogelijkheid dat de rechter is beïnvloed door de griffier dan wel onvoldoende controle heeft uitgeoefend;
- zij niet behoeven te bewijzen dat er schade aan de onpartijdigheid of onafhankelijkheid is toegebracht omdat de schijn voldoende is.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft aangegeven dat verzoekers en hun gemachtigde op 17 februari 2020 als publiek aanwezig waren bij het uitspreken in het openbaar van de uitspraken in bestuursrechtelijke zaken die op die dag zijn gedaan. Tot die uitspraken behoorde een uitspraak in een (verzet)zaak van verzoekers. Deze uitspraak is (schriftelijk) door de rechter gedaan en ondertekend. De rechter was ook de rechter die in het openbaar uitspraak heeft gedaan in tegenwoordigheid van de griffier. Het uitspreken in het openbaar houdt concreet in dat de beslissingen (dicta) in de desbetreffende zaken worden voorgelezen.
Verzoekers en hun gemachtigde hadden hun komst aangekondigd, zodat de rechter meende er goed aan te doen om hen na afloop van het openbaar uitspreken kopieën ter hand te stellen van de uitspraak in hun zaak en van het door hen op voorhand gevraagde proces-verbaal van de zitting waarop het verzet is behandeld. De administratie van de rechtbank heeft echter een fout gemaakt tijdens het kopiëren van het proces-verbaal. De gemachtigde van verzoekers heeft de rechter gewezen op de het niet volledige proces-verbaal. Op verzoek van de rechter heeft de griffier vervolgens een kopie gemaakt van het originele proces-verbaal. De rechter heeft deze onder aanbieding van excuses voor de kopieerfout aan verzoekers en hun gemachtigde overhandigd. Zij hebben toen hun ongenoegen geuit over de gang van zaken en aangegeven de rechter te willen wraken. De rechter heeft daarop geantwoord dat hij met die mededeling niets kan doen, omdat de procedure in hun zaak met de uitspraak in het openbaar al was afgesloten. De rechter stelt dan ook dat van een wrakingsverzoek in een lopende procedure van verzoekers geen sprake is.

4.De beoordeling

Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.”
Uit dit artikel volgt dat indiening van een wrakingsverzoek nadat de einduitspraak is gedaan, niet mogelijk is. Een wrakingsverzoek heeft namelijk betrekking op een bij de te wraken rechter in behandeling zijnde zaak. Dit volgt ook onder meer uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 mei 2015 (ECLI:NL: RVS:2015:1611). De wrakingskamer is van oordeel dat die situatie hier aan de orde is. Weliswaar hebben verzoekers ter zitting op 17 februari 2020 de rechter gewraakt, echter is dat gedaan nadat de rechter einduitspraak heeft gedaan. De rechter heeft immers vóór het mondelinge wrakingsverzoek schriftelijk uitspraak gedaan en deze ondertekend, alsmede in het openbaar de uitspraak gedaan. Op het moment van het mondelinge wrakingsverzoek was de rechter niet meer belast met de zaak van verzoekers. De omstandigheid dat de openbare uitsprakenzitting nog niet was gesloten, maakt dit niet anders.
In artikel 9.1, onder c, van het Wrakingsprotocol Rechtbank Limburg is bepaald dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan. Deze situatie doet zich hier voor, zodat het wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zal worden afgewezen zonder behandeling ter zitting.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus vastgesteld door mrs. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, J.W. Rijksen en R.A.J. van Leeuwen, leden, bijgestaan door N. Ouarani als griffier.
Deze beslissing is gegeven op 27 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is zij niet uitgesproken op een openbare (uitspraken)zitting. Voor zover nodig wordt deze beslissing alsnog in het openbaar uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.
de griffier is verhinderd te ondertekenen voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.