ECLI:NL:RBLIM:2020:4036

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
C.03 / 277837 / HARK 20-107
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter zonder eerdere betrokkenheid in de zaak

Op 9 mei 2020 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. T.M. Schelfhout, rechter bij de Rechtbank Limburg, in verband met verschillende bestuursrechtelijke zaken. De verzoekster heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter zouden kunnen schaden. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de genoemde rechter nog geen enkele bemoeienis met de zaken heeft gehad en dat de verzoekster in haar verzoek geen feiten heeft genoemd die tot de rechter te herleiden zijn. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend tegen rechters die daadwerkelijk betrokken zijn bij de behandeling van de zaak. Aangezien de rechter in kwestie geen betrokkenheid had, heeft de wrakingskamer geoordeeld dat het verzoek niet ontvankelijk is. De beslissing is op 18 mei 2020 openbaar uitgesproken, waarbij de verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek tot wraking. Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/277837 / HA RK 20-107
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoekster],
wonende [adres verzoekster] , te [woonplaats verzoekster] ,
hierna genoemd, verzoekster,
indienster van een verzoek dat strekt tot wraking van mr. T.M. Schelfhout, rechter in deze rechtbank, hierna: de rechter.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 9 mei 2020 bij fax- en e-mailbericht, gericht aan de sector bestuursrecht en de wrakingskamer, een verzoek tot wraking ingediend in de zaken
ROE 19/2239, ROE 19/2285, ROE 19/2947, ROE 19/3177, ROE 19/3304 en ROE 19/3463.
De rechter heeft op 12 mei 2020 schriftelijk gereageerd en verwoord dat de verzoeken tot wraking hem geen aanleiding geven om in de verzoeken tot wraking te berusten.

2.De beoordeling

2.1
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij dienen feiten en omstandigheden worden gesteld die de rechter betreffen tegen wie het wrakingsverzoek zich richt. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen.
2.2
De wrakingskamer stelt vast dat de in het wrakingsverzoek genoemde rechter als behandelende rechter nog geen enkele bemoeienis met de zaken heeft gehad, ook niet op een eerder moment. Verzoekster heeft ook zelf in haar verzoek geen concrete feiten of omstandigheden genoemd die tot de rechter te herleiden zijn. Voorts biedt de wet niet de mogelijkheid van wraking van rechters die (nog) geen betrokkenheid met de zaken hebben gehad, zoals verzoekster heeft gedaan. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat verzoekster niet kan worden ontvangen in haar verzoek.
2.3
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid wordt verzoekster in haar verzoek tot wraking, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder d, gelezen in samenhang met artikel 4.3 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg zonder behandeling ter zitting kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.J. Otto, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. R.M.M. Kleijkers, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2020. [1]
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.type: