Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
feit 4:De officier van justitie acht, gelet op de bewijsmiddelen ter zake van feit 1 ook de onder feit 4 tenlastegelegde vernieling van de politieauto wettig en overtuigend bewezen in die zin dat sprake is voorwaardelijk opzet.
feit 2:De officier van justitie acht ook feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen in die zin dat bij de verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van wegwerker [slachtoffer 2] , op basis van de aangifte van deze persoon en de processen-verbaal en de foto’s van de wegsituatie ter plaatse.
feit 3:De officier van justitie acht verder het onder 3 meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat de verdachte [slachtoffer 4] heeft bedreigd door met de bestelbus een wegafzetting te rammen en vervolgens in de richting van die [slachtoffer 4] te rijden. Hij acht dit bewezen op basis van de door [slachtoffer 4] gedane aangifte en de processen-verbaal alsmede foto’s van de wegsituatie ter plaatse. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het aan verdachte onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde.
pleitnotitie – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is ter zake van die feiten.
feit 4:De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verbalisant [slachtoffer 1] verklaarde verder dat zij zag dat de hekken van de afzetting door de klap van de bus in stukken in het rond vlogen. Zij zag dat er achter de afzetting een wegwerker liep en dat deze man aan de kant sprong. Zij zag dat de bus de man net niet raakte met de bus.
Op een gegeven moment zat de bus links naast ons. Hij reed op dat moment op de weg voor de tegenliggers. De bestuurder van de bus heeft ons voertuig op enig moment geramd door naar rechts te bewegen. Ik herinner mij nog goed dat ik tijdens het rammen naar links keek en hij mij recht in mijn gezicht aankeek. Ik heb toen nog teruggestuurd, maar we werden steeds verder naar rechts geduwd. Ik wist dat de bus beladen was met koper en sowieso veel zwaarder was. Ik merkte dat sturen en tegensturen geen zin had. De bus bleef dus doorgaan met duwen. Ik zag aan zijn kant van de weg een tegenligger aankomen. Ik heb toen besloten het gas los te laten of te remmen om niet zelf in de berm te eindigen en om een frontale botsing met de tegenligger te voorkomen. De bus zat daarna weer voor ons.
Het rammen door de bestuurder van de bus gebeurde bewust omdat de verdachte echt op mij instuurde en ik een harde klap voelde. Ik probeerde naar links te sturen om niet van de weg af te komen, maar ik merkte dat dit niet lukte. Ik werd steeds verder van de weg af geramd.
We kwamen even later in het dorp Buggenum bij een wegafzetting. Achter de hekwerken waren ze aan de weg aan het werken. De bestuurder van de bus minderde even vaart en vervolgens gaf deze gas bij en reed vol door de hekken heen. Ik zag toen hekken in het rond vliegen en ik heb een persoon aan de kant zien springen. De wegafzetting stond op de weg, over de hele weg. De graafmachine stond daarnaast, aan de rechterkant van de weg, ter hoogte van het hek. Ik weet dat het voertuig afremde en dat de bestuurder keek of hij langs het hek kon. Ik heb gezien dat hij daarna gas bijgaf en door het hek heen reed. Hij reed er vol gas doorheen. Ik heb hekken en borden en andere spullen in het rond zien vliegen. Ik heb achter de hekken een persoon gezien die aan de kant moest springen op het moment dat de bus erdoorheen reed.
- dat zich achter die smalle groenstrook met afrastering, een grondwal met daarop een dichte beplanting bevond.
- dat de verdachte als bestuurder van een zwaar beladen bestelbus met een hoge snelheid, te weten een snelheid van 90 tot 100 kilometer per uur, naar rechts heeft gestuurd naar de met dezelfde hoge snelheid rechts van zijn bestelbus rijdende politieauto waarin verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zaten en dat de verdachte met die bestelbus tegen die politieauto is aangereden;
- dat de verdachte met een flinke klap tegen die politieauto is aangereden en aangereden gebleven, ten gevolge waarvan deze politieauto op- en neer ging, lichtelijk slingerde over de weg en tevens naar de rechter berm gedreven werd;
- dat die politieauto ten gevolge van die aanrijding schade heeft opgelopen;
- dat de verdachte tijdens dat naar rechts rijden tevens naar rechts heeft gekeken in de richting van die politieauto en de zich in die auto bevindende politieagenten.
De rechtbank overweegt in dit verband dat, naar algemene ervaringsregels, de te verwachten gevolgen van een aanrijding tussen een bestelbus en in dit geval een (politie)auto in belangrijke mate worden bepaald door de snelheid van die voertuigen en andere (bijzondere) omstandigheden.
De vraag is dan vervolgens of de verdachte deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard. De rechtbank is, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het rijgedrag van de verdachte, van oordeel dat hiervan sprake is. Immers verdachte heeft bij het naar rechts rijden tegen de politieauto naar de zich in die politieauto bevindende politieagenten gekeken. De rechtbank leidt uit dat gedrag van de verdachte af dat verdachte ten tijde van dat naar rechts rijden zich bewust was van het feit dat de politieauto en die agenten op dat moment direct naast de door hem bestuurde bestelbus reden. De rechtbank is verder van oordeel dat het rijgedrag van de verdachte er op was gericht om koste wat kost te voorkomen dat de politieagenten hem zouden aanhouden, ook indien dat betekende dat door zijn rijgedrag een aanrijding met die politieauto zou ontstaan met dodelijk gevolg voor de inzittenden. Door toch met die zwaar beladen bestelbus met hoge snelheid op die eveneens zo hard rijdende politieauto in te rijden, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen, dan wel bewust heeft aanvaard, dat die politieauto van de weg zou raken en dat de zich daarin bevindende politieagenten dodelijk getroffen zouden worden. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de weg ter hoogte of kort na de plek van de aanrijding een hellend verloop had én dat daar, gezien de snelheid en de korte afstand, naast de weg een grondwal met daarop een dichte beplanting was.
Het feit dat het een politieauto betrof maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat alleen door het afremmen en/of bijsturen door de bestuurster van de politieauto een aanrijding met dodelijk gevolg is voorkomen.
- dat de verdachte als bestuurder van een zwaar beladen bestelbus met een hoge snelheid, te weten 80 kilometer per uur, binnen de bebouwde kom van Buggenum een wegafzetting heeft geramd en door die wegafzetting is gereden, waardoor die wegafzetting en de borden bij die wegafzetting door de lucht gevlogen zijn;
- dat de verdachte, terwijl hij in de richting van die wegafzetting reed, de wegafzetting en de wegwerkzaamheden heeft opgemerkt; hij zag immers de borden, de afzetting en de kleine graafmachine;
- dat uit de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring blijkt dat hij daar werkzaam was als wegwerker en zich dichtbij die wegafzetting bevond en dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte met de bestelbus deze wegwerker zou hebben aangereden, indien deze niet opzij gesprongen was, nu de verklaring van deze wegwerker steun vindt in de door verbalisanten afgelegde verklaringen daarover.
Ter beoordeling aan de rechtbank is of sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van deze wegwerker. Daarvan is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de wegwerker door zijn handelen gedood zou worden.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorhanden bewijsmateriaal niet kan worden afgeleid dat de verdachte tegen de graafmachine, waarin [slachtoffer 4] zich bevond, is gereden dan wel dat verdachte in de richting van die [slachtoffer 4] is gereden. De verklaringen hierover zijn niet eenduidig en ook de schade aan de graafmachine geeft geen duidelijkheid. De rechtbank kan zich voorstellen dat het een beangstigende situatie voor [slachtoffer 4] moet zijn geweest maar kan deze situatie niet kwalificeren als een bedreiging in juridisch zin. De rechtbank zal daarom de verdachte integraal vrijspreken van het onder feit 3 tenlastegelegde.
- dat de verdachte op 28 maart 2019 te Haelen als bestuurder van de genoemde bestelbus bewust met een hoge snelheid naar rechts heeft gestuurd en daardoor tegen de hiervoor genoemde politieauto, merk Volkswagen type Touran met kenteken [kenteken 2] , toebehorende aan de politie eenheid Limburg afdeling Noord, is aangereden, ten gevolge waarvan die politieauto schade heeft opgelopen.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, in die zin dat hij die personenauto van de politie heeft beschadigd.
op 28 maart 2019 in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] (hoofdagent politie eenheid Limburg) en [slachtoffer 1] (hoofdagent politie eenheid Limburg) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid tegen een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 1] zich bevonden, is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
op 28 maart 2019 te Buggenum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid op die [slachtoffer 2] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
op 28 maart 2019 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk Volkswagen Touran voorzien van kenteken
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
Bovendien heeft de verdachte zich korte tijd later die dag schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op een wegwerker, door met die zwaar beladen bus met hoge snelheid een wegafzetting met borden omver te rijden en in te rijden op een wegwerker die daar bezig was met zijn werk. Het is enkel aan het handelen van de bestuurder van de politieauto en het wegspringen van de wegwerker te danken dat er geen doden zijn gevallen.
Daar komt bij dat deze feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving oproepen en versterken. Dit gevaarlijke rijgedrag van de verdachte stond namelijk niet op zichzelf, maar was onderdeel van een dollemansrit tijdens de drukke ochtendspits.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van een politieauto.
Naar het oordeel van de rechtbank is de ernst van het handelen van de verdachte vooral gelegen in zijn niets en niemand ontziende rijgedrag. Hij handelde alleen uit eigenbelang, namelijk om koste wat kost te willen ontkomen aan een aanhouding door de politie. Hoe nijpend de situatie voor verdachte echter ook mag zijn geweest, het kan nimmer een rechtvaardiging zijn voor dit soort ernstige strafbare feiten.
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte
- veroordeelt de verdachte
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting
- € 906,--, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 28 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- legt aan de verdachte
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 18 dagen, en dat de toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalenvoor materiële schade € 484,-- en ter zake van immateriële schade € 850,--, dus
in totaal een bedrag van € 1.334,--, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 28 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] om ter zake van schade ten gevolge van feit 2 genoemd
bedrag van
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 23 dagen, en dat de toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
aan de benadeelde partij politie eenheid Limburgter zake van materiële schade
te betalen een bedrag van € 3.566,64, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf
- legt aan de verdachte
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 45 dagen, en dat de toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
hij op of omstreeks 28 maart 2019, in de gemeente Leudal, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] (hoofdagent politie eenheid Limburg) en/of [slachtoffer 1] (hoofdagent politie eenheid Limburg), opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, tegen een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] zich bevond(en), is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019, in de gemeente Leudal, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] (hoofdagent politie eenheid Limburg) en/of [slachtoffer 1] (hoofdagent politie eenheid Limburg) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, tegen een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] zich bevond(en), is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019, in de gemeente Leudal, [slachtoffer 3] (hoofdagent politie eenheid Limburg) en/of [slachtoffer 1] (hoofdagent politie eenheid Limburg) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, tegen een politievoertuig, waarin die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] zich bevond(en) gereden;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Buggenum, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, op die [slachtoffer 2] is ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Buggenum, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, op die [slachtoffer 2] is ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Buggenum, in elk geval in de gemeente Leudal, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid, op die [slachtoffer 2] ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer 2] gereden;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Buggenum, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, tegen een graafmachine, waarin die [slachtoffer 4] zich bevond, is gereden, althans in de richting van die [slachtoffer 4] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Buggenum, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, tegen een graafmachine, waarin die [slachtoffer 4] zich bevond, is gereden, althans in de richting van die [slachtoffer 4] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Buggenum, in elk geval in de gemeente Leudal, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, tegen een graafmachine, waarin die [slachtoffer 4] zich bevond, gereden, althans in de richting van die [slachtoffer 4] gereden;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk Volkswagen Touran voorzien van kenteken
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht).