3.3Het oordeel van de rechtbank
Algemene overweging: herkenning door verbalisanten
Door de verdediging is aangevoerd dat de herkenningen door de verbalisanten niet betrouwbaar zijn, omdat de kwaliteit van de camerabeelden daarvoor tekort schiet. De rechtbank beoordeelt dit verweer mede op basis van de navolgende uitgangspunten, ontleend aan rechtspsychologische literatuur.
Het herkennen van onbekenden is veel moeilijker dan het herkennen van bekenden. Gezichten worden als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in visuele vorm in het geheugen opgeslagen. De herinnering aan een gezicht bevat weliswaar informatie over de afzonderlijke onderdelen zoals de ogen, de mond of de oren en hoe die zich tot elkaar verhouden, maar de globale indruk is het belangrijkst. De holistische herinnering aan gezichten zorgt ervoor dat een gering deel van de informatie over het gezicht al het gevoel van bekendheid kan oproepen. Politiemensen zijn niet beter in herkennen dan gewone burgers, omdat training eigenlijk niet goed mogelijk is. Training is bovendien zinloos, omdat iedereen erg goed is in herkennen, met name van bekenden.
In vervolg op het hiervoor genoemde verweer is de rechtbank gevraagd om zelf videobeelden te bekijken op basis waarvan herkenning van een verdachte heeft plaatsgevonden, naar de rechtbank begrijpt met een tweeledig doel. In de eerste plaats opdat zij beoordeelt of herkenning op de beelden ondanks de vaak matige kwaliteit ervan mogelijk is, en in de tweede plaats opdat zij nagaat of zij zelf de verdachte herkent. Overigens is namens geen van de verdachten verzocht om de beelden ter terechtzitting te bekijken.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De verbalisanten die de waarnemingen hebben gedaan – waaronder de herkenning – hebben zich wekenlang, soms maandenlang met de verdachten beziggehouden. Sommigen van hen kenden de verdachten al jaren. Dat betekent dat zij dermate vertrouwd zijn met niet alleen het gezicht, maar ook de stem, het postuur en de manier van bewegen van de verdachten, dat zij in staat moeten worden geacht hen te herkennen als waren zij bekenden. Voor de leden van de rechtbank zijn de verdachten (relatieve) onbekenden, zodat de eigen waarneming van de rechtbank slechts in zeer beperkte mate een maatstaf kan opleveren waaraan de betrouwbaarheid van de herkenning door de verbalisanten kan worden getoetst.
Verschillende verbalisanten zijn als getuigen kritisch bevraagd over de herkenningen. Hun verklaringen geven de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van de herkenning te twijfelen.
Feit 1:
Bij de beoordeling van de aan de verdachte verweten deelname aan een criminele organisatie stelt de rechtbank het volgende voorop.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) strafbaar gesteld als deelneming aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Onder het bestanddeel ‘organisatie’ moet worden verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Voor het bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Er kan sprake zijn van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met, de verwezenlijking van het in dit artikel bedoelde oogmerk, of de organisatie ondersteunt.
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140, eerste lid, Sr ligt tevens het opzet van de verdachte besloten. Een redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor “deelneming” voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat hij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. Het gaat er immers niet om of zijn opzet was gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven, maar of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Ten aanzien van twee van de verdachten ( [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] ) komt de rechtbank tot het oordeel dat hun aandeel in de feiten zodanig incidenteel is geweest dat bij hen niet van deelname aan een criminele organisatie kan worden gesproken. Ten aanzien van de overige verdachten komt de rechtbank tot een bewezenverklaring op grond van het navolgende.
Gestructureerd karakter
Uit de beelden van de camerabewakingssystemen viel op dat een groot aantal van de snelkraken en inbraken werd gepleegd door eenzelfde dadergroep: er werd overeenkomst gezien in postuur, lengte, lichaamsbeweging, kleding, schoenen, jassen en handschoenen van de daders, alsook in hun werkverdeling, werktuigen en het gebruik van gestolen voertuigen.
Zo gebruikten zij een grote zware hamer, een breekijzer en dekbedovertrekken, en een van hen droeg een lampje op zijn hoofd.
De verdachten worden veel samen gezien.
De [adres verdachte] lijkt de ontmoetingsplaats.
De momenten dat de veelal donker geklede personen op de [adres verdachte] vertrokken, waarbij op beelden te zien was dat zij mutsen afrolden over hun gezicht, was meestal enige tijd voordat er die nacht een kraak werd gepleegd. Enige tijd later is dan op de beelden te zien dat de personen met de voertuigen weer terugkomen op de [adres verdachte] . De Opel Astra op naam van [medeverdachte 4] stond ‘s nachts vaak geparkeerd bij de [adres verdachte] en werd gedurende de hele onderzoeksperiode door de groepering gebruikt. Bij de doorzoeking op de [adres verdachte] op 3 januari 2017, werd in de slaapkamer van [verdachte] een revolver met munitie gevonden. Ook werden honderden goederen aangetroffen die vermoedelijk van diefstal afkomstig waren.
De ‘groepering’, zoals het proces-verbaal het noemt, lijkt te beschikken over een of meerdere vuurwapens: in een OVC-gesprek (een opname van vertrouwelijke communicatie) vertelt [medeverdachte 1] hoe hij van schrik bijna [naam] had neergeschoten, getuige [getuige 2] van de inbraak bij [slachtoffer 1] heeft bij een van de daders een vuurwapen gezien, [medeverdachte 1] heeft volgens een andere OVC rondgereden met twee pistolen die zijn moeder bij hem in de tas heeft gedaan, bij de overval op [slachtoffer 2] zijn twee vuistvuurwapens gebruikt en bij de doorzoeking van de [adres verdachte] is een revolver met munitie aangetroffen.
Oogmerk: misdrijven
In het onderzoek is een groot aantal gekwalificeerde diefstallen naar voren gekomen die door de groep van verdachten in dit onderzoek in wisselende samenstelling in en rond Maastricht zijn gepleegd. Soms werden door leden van de groep in één nacht meerdere snelkraken gepleegd.
Niet alle afzonderlijke diefstallen kunnen worden bewezen: in sommige gevallen bestaan er weliswaar voldoende aanwijzingen dat de daders moeten worden gezocht in deze groep verdachten, maar kan niet worden vastgesteld wie nu precies de daders zijn geweest. Dat betekent dat het aantal gepleegde misdrijven dat aan de organisatie kan worden toegeschreven, groter is dan het aantal bewezen verklaarde misdrijven. Daarnaast wordt in de groep nog gesproken over een te plegen ‘dikke ramkraak’.
De rode draad in het onderzoek wordt gevormd door diefstallen dan wel heling van personenauto’s, voornamelijk Volkswagens en Seats. De gestolen auto’s werden meestal enkele dagen ‘koud gezet’ en daarna veelal gebruikt bij snelkraken en inbraken in Maastricht en omstreken, waaronder ook vlak over de grens met België. Voor het vervoer van en naar een koud gezet voertuig werd dan weer gebruik gemaakt van voertuigen op naam van vrouwen die tot de groep behoorden of tot een van de verdachten in relatie stonden.Behalve dat de groepering bleek te beschikken over vuurwapens, werden bij de overval op de [slachtoffer 2] vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen gebruikt, waarmee ook overtreding van de Wet wapens en munitie onder het oogmerk van de organisatie moet worden geschaard.
Daarnaast, zo kwam uit het onderzoek naar voren, bezocht een aantal verdachten bijna dagelijks meerdere winkelcentra om diefstallen te plegen. Uit de OVC’s blijkt dat openlijk over de diefstallen wordt gesproken. Er werden gericht bepaalde winkels uitgekozen. Kennelijk was bekend welke winkels camerabeveiliging hadden. Er werden onderling afspraken gemaakt over een rolverdeling, technieken besproken en vermommingen gebruikt.Illustratief is een opname waarin [medeverdachte 4] zegt: “
Graaien graaien graaien graaien, daarom vind ik [winkel 2] zo chill, daar heb je weinig camera’s en gewoon pakken pakken pakken.”
Duurzaamheid
De tientallen gekwalificeerde diefstallen die aan de groep van verdachten in dit onderzoek zijn toe te schrijven, zijn gepleegd in de tweede helft van 2016, binnen een tijdsbestek van een half jaar.
Kort nadat op 30 december 2016 een aantal leden van de groepering een gewapende overval had gepleegd op de [slachtoffer 2] , heeft het onderzoeksteam besloten om in te grijpen. Aannemelijk is dat zonder dit ingrijpen het plegen van misdrijven door deze groep, die zich inmiddels onaantastbaar waande, nog langere tijd was doorgegaan.
Deelname
De verdachte heeft binnen de groep, die bestond uit [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en mogelijk nog andere, onbekend gebleven verdachten, een actieve rol gespeeld. De ten aanzien van hem bewezen verklaarde feiten zijn bijna alle binnen de structuur van de groepering gepleegd. De groep voldoet aan alle kenmerken van een criminele organisatie.
[verdachte] heeft door zijn leeftijd en positie binnen het [gezin verdachte] een natuurlijk overwicht. Dat hij dit overwicht over de overige leden van de criminele organisatie heeft gehad en benut, blijkt uit de uitwerking van een geluidsfragment afkomstig van de beelden van de inbraak in [slachtoffer 1] in Geleen op 11 augustus 2016, waarin [verdachte] duidelijk hoorbaar instructies uitdeelt: “Doe open, trek die eraf, jij ook hier, doe erin enz.”
Wanneer [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op heterdaad zijn aangehouden na een snelkraak in Voerendaal, drukt [verdachte] zijn zoon op het hart “het alleen onder jullie twee te houden” en met de advocaat te overleggen.
Ook is er een gesprek waarin [verdachte] tegen [medeverdachte 3] zegt: “Blijf kalm. Reken op je vader. Ik regel dat allemaal voor jou”, en een waarin [verdachte] zegt: “Al moet ik weet ik wie zijn nek omdraaien, die van dat veiligheidshuis, snap je. Hij gaat dat regelen met de reclassering. Vertrouw op mij.”
Het overwicht van [verdachte] jegens andere leden van de groep blijkt uit bijvoorbeeld een tapgesprek waarin [verdachte] aan [medeverdachte 1] de opdracht geeft om “walkies’ uit het dashboardkastje te pakken.” [medeverdachte 1] spreekt [verdachte] in dit gesprek met ‘opa’ aan.In een ander gesprek vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of hij twee maten mee mag nemen en of [verdachte] dat goed vindt. In eerste instantie zegt [verdachte] dat het dan wel de verantwoording van [medeverdachte 1] is. Dan zegt [verdachte] duidelijk dat hij het toch liever niet heeft. [verdachte] zegt dat hij liever geen mensen om zich heen heeft.
Vrijspraak feit 14 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Inleiding
Op 30 december 2016 vindt een overval plaats bij [slachtoffer 2] in de wijk Amby in Maastricht. Gemaskerde, gewapende mannen gaan de pizzeria binnen, dwingen de medewerkers in de pizzeria geld af te geven en gaan er daarna in een gereedstaande auto vandoor. Verdachten van de heling en de overval zijn [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
Bewijsmiddelen feit 2 en feit 14 subsidiair
In de nacht van 29 op 30 december 2016 wordt in Geulle een Seat Leon met kenteken [kenteken 1] gestolen. Op 29 december 2016 om 23.45 uur was de auto nog gezien. Op 30 december 2016 rond 00.30 uur lag alleen het afdekplaatje van het portierslot er nog.
Op 30 december 2016 treft de politie rond 13.00 uur de gestolen Seat aan in de [adres 1] te Maastricht. De politie voorziet deze van een baken en observeert de auto met een videowagen.
Een combinatie van de camerabeelden laat zien hoe op 30 december 2016 om 21.48 uur een persoon die wordt herkend als [medeverdachte 3] aan de [adres verdachte] een fles pakt die op het witgoedapparaat staat. Om 21.53 uur verlaten vier personen de [adres verdachte] . Zij worden aan hun kleding en postuur herkend als [medeverdachte 1] en [verdachte] , [medeverdachte 3] en [getuige 1] . Om 22.17 uur komen drie personen bij de Seat aan. [medeverdachte 3] gebruikt de vloeistof uit een fles om de voorruit ijsvrij te maken en stapt in aan de bijrijderszijde.De persoon die instapt als bestuurder wordt herkend als [verdachte] ; de derde persoon, die plaatsneemt achter de bijrijder, als [medeverdachte 1] . Om 22.18 uur rijdt de Seat weg. Om 22.34 uur komt de Seat bij de pizzeria aan. De bestuurder en de passagier die achter de bestuurder zat rennen de pizzeria in. Het lijkt erop dat [medeverdachte 3] – die op de bijrijdersplaats zat – doorschuift naar de bestuurderszijde.
[verdachte] stapt uit de Seat en loopt/rent richting de pizzeria. Hij draagt nu een bivakmuts. De passagier linksachter, op de beelden van de videowagen herkend als [medeverdachte 1] , stapt eveneens uit en loopt/rent richting de pizzeria. Ook hij draagt nu een bivakmuts. [medeverdachte 1] staat in de pizzeria op de toonbank en verlaat na de overval als eerste de pizzeria. [verdachte] volgt later, een vuurwapen in zijn hand, en stapt in op de bijrijdersstoel.
De medewerkers van de pizzeria, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , die aangifte hebben gedaan van de overval op 30 december 2016 om 22.30 uur, beschrijven ieder vanuit hun perspectief de gebeurtenissen in de pizzeria.
[slachtoffer 3] verklaart hoe twee jongens binnen kwamen rennen (dader 1 en dader 2). Beiden hadden een bivakmuts op. Dader 2 reikte hem een tas aan waarin hij al het geld uit de kassa moest doen. Daarna moest hij op de grond gaan liggen. Dader 1 rende door naar de kluis en nam [slachtoffer 5] [
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 5]] mee. De dader had een pistool met demper. [slachtoffer 5] zei tegen hem dat het 15 minuten duurde voordat de kluis open kon. Dader 2 stond op de toonbank. [slachtoffer 4] [
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4]] was door dader 1 met pepperspray in zijn gezicht gespoten en toen op de grond gevallen. Dit was toen [slachtoffer 4] achter [slachtoffer 5] en dader 1 aanliep richting kluis. Toen [slachtoffer 5] in de kluisruimte stond, heeft dader 1 tegen hem gezegd: “Ik schiet, ik schiet”. Ook zei hij: “Open de kluis, open de kluis”. Dader 2 zei: “Kom het duurt veel te lang”. Toen gingen ze weg. Hij heeft de overvalknop ingedrukt. Hij heeft zich echt bedreigd gevoeld en was bang om iets te doen.
[slachtoffer 4] beschrijft het aldus.
Twee jongens kwamen de winkel binnengerend toen hij daar was met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] . De overvallers hadden beiden een pistool in de hand en bedreigden hen daarmee. De één wilde het geld van de counter hebben. De ander was agressiever en wilde geld uit de kluis. [slachtoffer 5] en hij werden meegenomen door de laatste persoon. [slachtoffer 5] moest de camera in het kantoortje wegdraaien. Hij zelf werd weer de winkel in gedirigeerd. De daders vroegen om “wallets”. Hij heeft toen zijn beurs toegeworpen naar de man die dicht bij hem stond. In zijn beurs zat ca. € 80,- tot € 100,- alsmede ID-kaarten, passen etc. Omdat hij om [slachtoffer 5] te helpen in de richting liep van de overvaller die in het kantoor was geweest, spoot deze overvaller hem met pepperspray in de ogen. Hij kon zijn ogen niet meer open houden en is toen maar op de grond gaan liggen.
[slachtoffer 5] verklaart hoe hij twee personen met bivakmutsen de zaak binnen zag rennen. Dader 1 riep “kassa, kassa!” en had een geweer met geluiddemper, dat hij op [slachtoffer 3] [
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3]] richtte. Dader 2 had een zelfde soort geweer als dader 1, ook met demper. In het kantoortje hield dader 1 zijn geweer op [slachtoffer 5] gericht en riep: “open de kluis, open de kluis!”. [slachtoffer 5] toetste de code van de kluis in en zei dat het 15 minuten duurde. Dader 1 reageerde daar eigenlijk niet op en bleef schreeuwen. Dader 1 zag de beveiligingscamera’s en vroeg toen schreeuwend waar de server was. Daarop heeft [slachtoffer 5] de server van het camerasysteem vanaf het plafond gepakt, waarop dader 1 die server met kabels en al uit zijn handen trok. Na de overval was de server weg. [slachtoffer 5] zag dat dader 1 met een klein spuitbusje naar iets spoot. Hij hoorde [slachtoffer 4] [
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4]] schreeuwen van pijn. De dader richtte vervolgens zijn geweer op de benen van [slachtoffer 5] en riep: “open de kluis, ik schiet je in je been”. [slachtoffer 5] was bang geweest toen het geweer op hem gericht was. De vuurwapens betroffen pistolen met geluiddempers. [slachtoffer 5] schat dat er € 150,- tot € 250,- in de kassa aanwezig is geweest.
Getuige [getuige 3] , die vanuit een sportschool tegenover de pizzeria zicht had op de overval, zag twee mannen met bivakmutsen [slachtoffer 2] inrennen. Enkele minuten later kwamen de mannen weer naar buiten en stapten zij in een zwarte Seat Leon. Het viel haar op dat de auto heel snel wegreed nadat zij instapten. Beide mannen hadden een pistool.
Na de overval rennen [medeverdachte 1] en [verdachte] , deze laatste met een vuurwapen nog zichtbaar in zijn hand, terug naar de auto. [verdachte] stapt in aan de bijrijderszijde; [medeverdachte 1] stapt weer achterin. Om 22.48 uur komen [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [getuige 1] weer terug op de [adres verdachte] .
De verbalisanten hebben gerelateerd waaraan zij de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op de beelden van de Seat hebben herkend.In zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris verklaart verbalisant [verbalisant 2] dat de daders op beelden van de overval aan de kleding te zien dezelfde personen zijn die eerder die avond in de Seat zijn gestapt.
Naar aanleiding van de activiteit op de [adres verdachte] diezelfde avond, heeft de politie [getuige 1] (de zoon van [verdachte] en de broer van [medeverdachte 3] ) gehoord als verdachte. [getuige 1] heeft tegenover de politie bevestigd dat hij de avond van de overval zijn vader, zijn broer [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] heeft afgezet en dat hij ze later die avond weer heeft opgehaald. Het verhoor is
verbatimuitgewerkt, en de rechtbank bezigt, naast het proces-verbaal van het verhoor, uit dat verslag de navolgende passages voor het bewijs:
“
Verhoorder: Wij nemen aan, we hebben nu wat aanwijzingen dat jij in de nacht dat die die avond van de overval dat jij d’r ook was op de [adres verdachte] , klopt dat?
[getuige 1] : Ben wel [onverstaanbaar] geweest ja. Op bezoek.
[..]
Verhoorder: En toen? Wat is die avond gebeurd?
[getuige 1] : Ja niet dat ik iets weet.
Verhoorder: Nee? Met welke auto was je?
[getuige 1] : Die auto van eh, van [onverstaanbaar] oma
[..]
Verhoorder: Ok goed als ik jou nou vertel dat jij, je vader, [medeverdachte 3] [de rechtbank leest: [medeverdachte 3] ] en [medeverdachte 1] , in jouw auto zijn gestapt, dat jij ze hebt weggebracht, weet niet of je wist waar naar toe hoor!
[getuige 1] : Nee, maar ik heb hem [de rechtbank leest: hen] wel weggebracht ja. Maar ik weet niet waar naartoe.
Verhoorder: Maar je hebt ze ergens uitgezet, toch he?
[getuige 1] : Klopt.
Verhoorder: Waar?
[getuige 1] : [Onverstaanbaar] zucht, hoe heet dat daar. Bij ons daar in de buurt.”
Uit de bakengegevens van de gestolen Seat blijkt dat deze op 30 december 2016 om 21.14 uur stilstaat op de [adres 1] en om 22.21 uur rondrijdt in de wijk Amby waarin [slachtoffer 2] is gelegen, daar om 22.23 uur korte tijd dichtbij de pizzeria stilhoudt, omstreeks 22.30 uur gedurende twee minuten stilstaat bij [slachtoffer 2] en na de overval daar weer wegrijdt. Enkele minuten daarna wordt de auto op de [adres 17] achtergelaten.
Bewijsoverwegingen
De heling van de Seat hangt samen met de overval op [slachtoffer 2] . In het kader van deze beide feiten is door de raadslieden het verweer gevoerd dat de herkenning door de verbalisanten van de verdachten onbetrouwbaar is. De rechtbank verwijst naar haar algemene opmerkingen hierover en concludeert dat de herkenning van de drie verdachten tot het bewijs kan bijdragen. De verbalisanten die de verdachten hebben herkend, zijn hierover als getuigen bevraagd bij de rechter-commissaris. Zij hebben toegelicht hoe en waaraan zij de verdachten hebben kunnen herkennen en verklaren uitdrukkelijk dat zij alleen bij een positieve herkenning daarvan proces-verbaal opmaken. Naar het oordeel van de rechtbank draagt de hieruit sprekende terughoudendheid van de verbalisanten ertoe bij dat de herkenning als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Verbalisant [verbalisant 1] is bij zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris niet goed in staat gebleken om concreet aan te geven aan welk onderdeel van het gezicht hij [medeverdachte 3] had herkend. Gelet op de boven beschreven uitgangspunten doet dat echter niet af aan de betrouwbaarheid van de waarneming: doorgaans wordt het gezicht als geheel herkend en niet op basis van een of enkele kenmerken.
De verklaring van [getuige 1] zoals weergegeven in de
verbatimuitwerking van zijn verhoor, ondersteunt de herkenning door de verbalisanten. Door de verdediging zijn namens alle drie de verdachten kanttekeningen gemaakt bij de wijze waarop het verhoor van [getuige 1] heeft plaatsgevonden, met als conclusie dat het verhoor wegens het begaan van een vormverzuim van het bewijs moet worden uitgesloten, althans dat het verhoor geen bewijswaarde zou toekomen. De bemerkingen betreffen met name het gegeven dat op enig moment tijdens het verhoor de raadsman van [getuige 1] samen met een van de verhorende verbalisanten de verhoorruimte verlaat. Tijdens de afwezigheid van de advocaat zou de overblijvende verbalisant op oneigenlijke wijze geprobeerd hebben [getuige 1] te bewegen om een voor zijn vader en broer [medeverdachte 3] belastende verklaring af te leggen. Bovendien zou hem informatie in de mond gelegd zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is de belastende verklaring van [getuige 1] niet op onrechtmatige wijze tot stand gekomen. Het meest belastende deel van de verklaring, namelijk dat hij die avond op de [adres verdachte] was en dat hij zijn vader, broer en [medeverdachte 1] ergens daar in de buurt had afgezet, is afgelegd nog voordat zijn raadsman de verhoorkamer verliet. Nadat zijn raadsman was teruggekeerd heeft [getuige 1] (in een aparte kamer) overleg met hem gehad, waarna het verhoor nog een tijd is voortgezet. Vervolgens hebben hij en de raadsman de opgetekende verklaring doorgelezen en heeft hij deze daarna ondertekend. Later is [getuige 1] op verzoek van de verdediging nog bij de rechter-commissaris als getuige gehoord over de gang van zaken bij het verhoor. Ook bij die gelegenheid is hij niet van zijn verklaring teruggekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voor bewijsuitsluiting geen plaats.
Omtrent de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] overweegt de rechtbank het volgende.
In zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] zijn verklaring afgezwakt, in die zin dat hij heeft verklaard niet meer te weten op welke dag hij zijn vader, zijn broer en [medeverdachte 1] zou hebben weggebracht en opgehaald, en dat hij dit wel vaker deed, maar hij is niet expliciet, ook niet op dit punt, van zijn eerdere verklaring bij de politie teruggekomen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [getuige 1] zichzelf met zijn verklaring niet heeft ontlast, maar wel een voor zijn vader en broer belastende verklaring heeft afgelegd, terwijl niet is gebleken dat hieruit voor hem enig voordeel is voortgevloeid of in het vooruitzicht gesteld. Integendeel: hij mocht er vanuit gaan dat zijn verklaring hem in familiekring niet in dank zou worden afgenomen.
De rechtbank concludeert uit het hiervoor overwogene dat wettig en overtuigend is bewezen dat het [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn geweest die bij de gestolen auto zijn afgezet, hiermee naar de [slachtoffer 2] zijn gereden, deze hebben overvallen, met dezelfde Seat weer zijn weggereden en de Seat vervolgens ergens hebben achtergelaten.
Zij hebben zich hiermee niet alleen schuldig gemaakt aan de overval op de pizzeria, maar ook aan opzetheling van de gestolen auto: de drie inzittenden moeten zich ervan bewust zijn geweest dat het een ‘koud gezette’ auto betrof, afkomstig van diefstal, en bestemd als vervoermiddel voor de overval.
Bewijsmiddelen
Op 9 augustus 2016 omstreeks 23.40 uur worden [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] gecontroleerd op de [adres 2] in Maastricht in en bij een Opel Astra op naam van [medeverdachte 4] . [medeverdachte 2] draagt tijdens de controle een zwart trainingspak van het merk Adidas, dat aan de voorzijde was voorzien van het logo van Adidas en een rond logo. De onderzijde van het trainingsjack was voorzien van een witte streep. De trainingsbroek was naast de drie witte strepen ook nog voorzien van twee blauwe strepen op de broekspijpen. Verder droeg [medeverdachte 2] witte sokken en volledig zwarte sportschoenen.
Diezelfde nacht wordt een opvallende Volkswagen Golf, camouflage-groen met kenteken [kenteken 2] gestolen, waarmee in de vroege ochtend van 10 augustus 2016 door meerdere daders twee snelkraken in België worden gepleegd.
Op 11 augustus 2016 omstreeks 01:00 uur, is dezelfde camouflage Volkswagen Golf weer betrokken bij een snelkraak, nu bij het [slachtoffer 6] in Berg en Terblijt. Het glas van de voordeur werd vernield.Op de camerabeelden is te zien dat het om vijf verdachten gaat: vier daders gaan na het verbreken de winkel van het tankstation binnen en de vijfde blijft buiten de wacht houden. Een van de daders draagt een aantal goederen vanuit het tankstation de auto in. De vijfde dader heeft hetzelfde postuur en draagt dezelfde zwarte Adidas broek met witte strepen aan de zijkant als [medeverdachte 2] tijdens de controle op de [adres 2] op 9 augustus 2016.
De daders maken gebruik van een breekijzer en een zware mokerhamer.Als de Volkswagen Golf op de ochtend van 11 augustus 2016 nabij de garage op het [adres 3] in Maastricht wordt aangetroffen, vinden de verbalisanten op de grond voor de bijrijdersstoel een houten steel die veelal wordt gebruikt voor een voorhamer.Onderzoek leidt tot de bevinding dat [medeverdachte 2] op 10 augustus 2016 rond 19:30 uur bij Formido in Maastricht een breekijzer en een voorhamer heeft gekocht.
Korte tijd na de snelkraak in Berg en Terblijt, op 11 augustus 2016 om ongeveer 01:25 uur, wordt er ingebroken in [slachtoffer 1] aan de [adres 4] in Geleen, gemeente Sittard-Geleen. Het rolluik was geforceerd. Ook was het kozijn van de toegangsdeur beschadigd en was het slot kapot. Er wordt een grote hoeveelheid heren-, dames- en kinderkleding meegenomen.
Op de beelden van [slachtoffer 1] zijn vier daders te zien.Het betreft volgens verbalisanten dezelfde personen als die van de snelkraak een klein half uur daarvoor bij het tankstation in Berg en Terblijt.Van de camerabeelden met geluid van de inbraak bij [slachtoffer 1] worden door verbalisanten drie stemmen herkend. Het gaat om [verdachte] en [medeverdachte 3] , herkend door drie verschillende verbalisanten, en [medeverdachte 1] , herkend door een van hen.Ook wordt gehoord dat de naam ‘ [roepnaam] ’ wordt geroepen. Dit is een naam waarmee [medeverdachte 1] blijkens tapgesprekken wel wordt aangesproken.
Als verbalisanten op 16 september 2016 in de woning van de [gezin verdachte] komen, zien ze dat [verdachte] , [getuige 1] , [medeverdachte 3] en [getuige 5] kleren dragen van het merk My Brand,die door de aangeefster van de inbraak in de winkel [slachtoffer 1] direct worden herkend als kleding van haar collectie. Zij is in Limburg de enige die zowel de mannen-, vrouwen- als kindercollectie van dit merk verkoopt.
Uit de verkeersgegevens van de GSM’s van de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] blijkt dat de GSM van [medeverdachte 2] in de vroege ochtend van 10 augustus 2016 contact had met het telefoonnummer van [medeverdachte 3] . Kort daarna zijn beide nummers onder de masten in de buurt van de woning van [medeverdachte 3] aan de [adres verdachte] . Vanaf dat moment worden beide telefoonnummers ruim twee uur niet gebruikt in het Nederlands netwerk. Na 04:00 uur werden hun telefoonnummers weer gebruikt. Rond 04:55 uur is er contact tussen - [telefoonnummer 1] van [medeverdachte 2] en - [telefoonnummer 2] van [medeverdachte 3] . Op 10 augustus omstreeks 21:04 uur valt de GSM van [medeverdachte 1] onder de PD van de latere kraak in Berg & Terblijt. Op 11 augustus 2016 vanaf 08:00 uur verplaatsen de nummers - [telefoonnummer 1] [van [medeverdachte 2] ] en - [telefoonnummer 3] [van [medeverdachte 1] ] zich vanuit Maastricht naar Tilburg.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan zowel de inbraak bij [slachtoffer 6] in Berg en Terblijt als de inbraak bij [slachtoffer 1] in Geleen.
Feit 4, 5, 6 en 7:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] de hem ten laste feiten heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Op 16 december 2016 is ingebroken in de woning van mevrouw [slachtoffer 7] in Lanaken (België), waarbij een breedbeeld-tv is gestolen.
In een nader verhoor verklaart [slachtoffer 7] dat zij op de dag van de inbraak met haar dochters naar Antwerpen was om te winkelen. Later hoorde zij dat haar dochter [getuige 4] die dag via haar telefoon veel contact had gehad met een goede vriend van de [familie verdachte] . Daarbij werden vreemde vragen gesteld, zoals met wie ze naar Antwerpen waren en of ze allemaal weg waren, ook het kleine zusje. Omstreeks 17.00 uur werd gevraagd waar ze op dat moment waren en rond 18.00 uur werd gevraagd hoe laat ze thuis zouden komen. [getuige 4] heeft toen geantwoord dat zij in de file stonden.
Uit de camerabeelden van de [adres verdachte] blijkt dat op 16 december 2016 om 18.12 uur vier personen op twee scooters van de [adres verdachte] vertrekken. Om 18.38 uur komen twee scooters met vier personen terug bij de [adres verdachte] . Een persoon achterop draagt een grote flatscreentelevisie met een zilverkleurige omlijsting, die hij de berging van de woning indraagt.
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] en [medeverdachte 7] op de [adres verdachte] op 3 januari 2017 worden verschillende flatscreen-tv’s aangetroffen.Eén van die televisies blijkt van hetzelfde type als het toestel dat is gestolen bij [slachtoffer 7] .Wanneer foto’s van de aangetroffen televisie aan [slachtoffer 7] worden getoond, herkent zij deze als de bij haar gestolen televisie. Naast het model herkent zij ook specifieke kenmerken, zoals lijmresten van plakband en doorzichtige folie die zij aan de achterkant van de televisie had aangebracht.
Bewijsoverweging
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met een ander in de periode van 16 december 2016 tot en met 3 januari 2017 in de woning waar hij samen met zijn vrouw [medeverdachte 7] woonde een flatscreen-tv voorhanden heeft gehad die van diefstal afkomstig was. Op grond van de hiervoor beschreven omstandigheden kan het niet anders dan dat zij wisten dat de televisie geen legale herkomst had.
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de televisie had gekocht op de zwarte markt in Tessenderlo (België). De hierboven omschreven omstandigheden wijzen er echter op dat de televisie na de diefstal rechtstreeks naar de woning aan de [adres verdachte] is gebracht. Gelet op de zeer beperkte tijd tussen de diefstal en het moment dat de televisie (met een vergelijkbaar uiterlijk) de woning aan de [adres verdachte] wordt binnengebracht, acht de rechtbank de verklaring van [verdachte] ongeloofwaardig. De rechtbank wijst in dit verband op het feit van algemene bekendheid dat de zwarte markt in Tessenderlo op circa 55 kilometer afstand ligt van de [adres verdachte] , en bovendien blijkens de website alleen op zondag voor bezoekers is geopend, terwijl 16 december 2016 viel op een vrijdag.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] , en [medeverdachte 7] met hem, wisten dat de flatscreen-tv van diefstal afkomstig was.
Feit 10:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het hem ten laste heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 8] doet als eigenaar van een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 3] aangifte van de diefstal van die auto in de nacht van 10 op 11 oktober 2016, van de [adres 5] te Maastricht. De diefstal heeft plaatsgevonden na 23.00 uur. De auto was deugdelijk afgesloten.Op videobeelden van die nacht is te zien dat er vermoedelijk geprobeerd wordt een andere Volkswagen Passat te stelen op de parkeerplaats aan de [adres 6] in Maastricht. Een kleine anderhalf uur nadat de daders onverrichterzake zijn vertrokken, komt een auto die identiek is aan de Volkswagen Passat de parkeerplaats opdraaien. Daarna start de politie, die nog ter plaatse is, een achtervolging van de tweede Volkswagen Passat.Dit is de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 3] .
De achtervolging vindt plaats op 11 oktober vanaf 00.15 uur, aanvankelijk zonder optische en geluidssignalen. Op dat moment is nog niet bekend dat de Volkswagen Passat is gestolen. De Volkswagen Passat rijdt met hoge snelheid over de [adres 7] en de [adres 8] , maar als de bestuurder langs de [adres verdachte] rijdt, mindert de auto sterk vaart totdat deze bijna stilstaat. Als de politie dan nadert, verhoogt de bestuurder opeens de snelheid en rijdt richting Meerssen, vermoedelijk de nabijgelegen snelweg de A2 op. De Volkswagen Passat blijkt gestolen.
De politie tapt de telefoon van [medeverdachte 1] en hoort dat deze telefoon kort na de achtervolging wordt gebruikt door de verdachte [verdachte] .Op 11 oktober 2016 om 00.25 uur geeft [verdachte] via de telefoon van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] opdracht om via Geulle binnendoor naar Beek te rijden om hem op te halen, en enkele minuten later geeft hij hem nadere instructies over de te volgen route naar Geulle. De gesprekken vallen onder de mast [adres 9] Geulle.
Naar aanleiding van de achtervolging en de telefoongesprekken over naar Geulle rijden, besluit de politie het baken van de Opel Astra na te lopen. De Opel Astra vertrekt die nacht om 00.25 uur van de [adres verdachte] en staat om 00.34 uur enige tijd stil in Geulle. Omdat gestolen auto’s vaak koud worden gezet, gaat de politie zoeken in Geulle, en daar wordt de Volkswagen Passat inderdaad aangetroffen.De Opel Astra is die nacht rond 00.34 uur in Geulle op zichtafstand geweest van de plaats waar de politie later de gestolen Volkswagen Passat aantreft.
Bewijsoverweging
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 3] heeft gestolen. Kort na de diefstal, en zelfs nog voordat de aangever deze heeft ontdekt, ziet de politie de Volkswagen Passat bijna stoppen bij de [adres verdachte] , waar [verdachte] woont. Als de politiewagen dan nadert, gaat de bestuurder ervandoor. Uit het telefoongesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] die nacht en de plaats waar de Opel Astra die nacht in Geulle is geweest, volgt dat [verdachte] zich kort na de achtervolging in Geulle heeft laten ophalen vlakbij de plaats waar de gestolen Volkswagen Passat later werd aangetroffen.
[verdachte] heeft geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in Geulle of voor de inhoud van het telefoongesprek: hij heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. De hiervoor beschreven feiten en omstandigheden vragen echter om een verklaring. Bij gebreke van enig ander scenario, acht de rechtbank het buiten redelijke twijfel dat [verdachte] de gestolen auto in Geulle heeft achtergelaten. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de diefstal en de achtervolging acht de rechtbank tevens bewezen dat [verdachte] degene is die de auto heeft gestolen.
Bewijsmiddelen
Op 1 december 2016 doet [slachtoffer 9] aangifte van de diefstal van zijn motorfiets die zou hebben plaatsgevonden in de avond van 19 oktober 2016. Zijn zoon had de motorfiets op de [adres 10] in Maastricht gezet. Daar is de motorfiets bij de coffeeshop weggenomen. Het betreft een Oranje KTM 690 LC4 zonder kentekenplaat.
Van de diefstal zijn videobeelden gemaakt die door de politie zijn uitgekeken. Hierop is het navolgende te zien.
Op 19 oktober 2016 om 20.16 uur stopt een donkere auto op de [adres 11] . De bijrijder, een man met een parkajas met bontkraag, stapt uit en loopt richting de [adres 10] . Even later rijdt dezelfde donkere auto door de straat. Het bijrijdersportier wordt geopend en de man met de bontkraag stapt de auto weer in. Een tweede man, met petje, komt uit de auto. De auto rijdt door. Even verderop stapt de man met de bontkraag wederom uit en kijkt naar de man met het petje. Die man kijkt naar de gestalde motorfiets tegenover [winkel 1] . De man met het petje loopt naar auto en de man met de bontkraag stapt weer in. Hij doet de zonneklep omlaag. De man met het petje stapt niet in, maar doet zijn capuchon over zijn petje. De auto rijdt weg en de man met het petje pakt de motorfiets en loopt er snel mee weg in de richting van de [adres 16] . Op beelden van de [adres 16] is te zien dat de man met de motor zich laat voorttrekken door een auto. De zonneklep van de auto is omlaag.
Uit de bakengegevens van de Opel Astra met het kenteken [kenteken 4] , op naam van [medeverdachte 4] , blijkt dat deze ten tijde van de diefstal over de [adres 12] in Maastricht rijdt, vervolgens over de [adres 10] , daar stilstaat bij [winkel 1] en dan door de [adres 16] rijdt.Uit nadere bestudering van de videobeelden blijkt dat de auto het kenteken [kenteken 4] heeft en dat de bestuurder van de auto ten tijde van de diefstal een vrouw is.Kort na de diefstal komt een auto aan bij de [adres verdachte] . Er loopt dan een man met mogelijk een bontkraag naar de woning. Achter hem aan loopt een vrouw naar de woning. Enkele minuten later arriveert er een motorfiets van hetzelfde model als de gestolen KTM.
Weer een paar minuten later vertrekt de Opel Astra van de [adres verdachte] . De politie controleert de inzittenden. De bestuurder van de auto is dan [medeverdachte 5] . [verdachte] is bijrijder en [medeverdachte 3] en [getuige 5] zitten als passagier achterin.
De personen die bij de diefstal zijn betrokken, komen qua signalementen overeen met [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 5] bij de controle. Uit beelden van de [adres verdachte] van vóór de diefstal blijkt dat [medeverdachte 3] dezelfde kleren draagt als tijdens de diefstal en dat hij zich daarna heeft omgekleed. De man met de bontkraag moet de verdachte [verdachte] zijn geweest, blijkt uit vergelijking van het resultaat van de controle en de observatie van de diefstal van de KTM. [verdachte] komt op de [adres verdachte] aan in zijn jas met bontkraag en trekt daarna een andere jas aan.Het is ambtshalve bekend dat [verdachte] een donkere parkajas met bontkraag heeft. Bovendien droeg de persoon met de bontkraag die bij de diefstal betrokken was zijn haar kort met opgeschoren zijkantenen past dit signalement bij [verdachte] : de persoon die ná de diefstal op de [adres verdachte] wordt gezien met kort haar met opgeschoren zijkanten zet een zwart mutsje op. [verdachte] draagt bij de controle een dergelijke muts. De vrouw die kort na de diefstal bij de [adres verdachte] aankomt, komt qua signalement en kleding overeen met de verdachte [medeverdachte 5] .
Uit getapte telefoongesprekken blijkt dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] nog diezelfde avond in overleg zijn met derden omdat zij een ‘690’ (het type van de gestolen KTM) willen verkopen.
Bewijsoverweging
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met anderen de KTM-motorfiets heeft gestolen. Dit volgt uit de combinatie van de herkenning van de Opel Astra als vervoermiddel bij de diefstal en de overeenkomst van de signalementen van de drie verdachten, die kort na de diefstal op de [adres verdachte] en in de Opel zijn gezien.
De vraag is of alle drie de daders als (mede)pleger kunnen worden aangemerkt zodat zij, zoals ten laste gelegd, de motorfiets tezamen en in vereniging hebben weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie daders waarbij ieders bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Alhoewel [medeverdachte 3] de uiteindelijke diefstal heeft gepleegd, hebben zij kennelijk nauw en bewust samengewerkt. [medeverdachte 5] heeft gereden, eerst om [verdachte] af te zetten, die de te stelen motor lijkt ‘af te leggen’, daarna om [medeverdachte 3] af te zetten en ten slotte om [medeverdachte 3] met de gestolen motorfiets voort te trekken om zo op snelle en gemakkelijke wijze uit de directe omgeving van de diefstal te komen. Dat zijn handelingen die verder gaan dan enkel medeplichtigheid. Zij duiden erop dat voorafgaand en mogelijk ook tijdens de diefstal zelf overleg heeft plaatsgevonden, en dat [medeverdachte 5] niet alleen als chauffeur betrokken is geweest bij het vervoer naar de motorfiets, maar ook bij het feitelijk wegnemen van de motorfiets een substantiële rol heeft gespeeld. [verdachte] is actief betrokken geweest bij het ‘afleggen’ van de motorfiets en heeft in de gaten gehouden hoe de diefstal van de motorfiets verliep. Bovendien voerde hij vrijwel meteen nadat de diefstal was gepleegd, verschillende telefoongesprekken waarin hij probeert een soortgelijke KTM-motor te verkopen, en de rechtbank kan niet anders dan ervan uitgaan dat dit de gestolen motor betreft. Dit duidt op aanzienlijke betrokkenheid bij en zeggenschap over de motorfiets en wat daarmee gebeurt, maar ook op een vooropgezet plan.
Feit 13:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] het hem ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat [verdachte] medepleger is van de diefstal van de jas, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In het kader van het onderzoek is afluisterapparatuur geplaatst in de Opel Astra die regelmatig door de verdachten wordt gebruikt. Op de opnames is onder meer het volgende te horen. Op 24 november 2016, om 14.39 uur zegt [medeverdachte 5] :
“waar ligt die [slachtoffer 10] eigenlijk”. [medeverdachte 4] antwoordt:
“achter de V&D”. Als ‘ [getuige 6] ’ zegt
“daar kun je niet met een paar man naar binnen lopen hè”, antwoordt [medeverdachte 5] :
“effe kijken. [verdachte] kent die man van daar, dus hij wil daar met [getuige 7] gewoon praten en dan loop ik [onverstaanbaar]. [medeverdachte 4] , kijken als het lukt hè, als hij die man afleidt, wij lopen later naar binnen, misschien lukt het wel.”Daarnaast zijn er gesprekken over de vermomming van [medeverdachte 5] : ze gaat een muts en een bril opzetten in verband met de camera.
Om 15.42 uur zitten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [getuige 6] en [verdachte] in de auto. [getuige 6] zegt:
“gewoon pakken wat je kan in die winkel, niet gaan zoeken.”[medeverdachte 5] antwoordt:
“doe ik ook niet, maar die hangers moeten ook mee eraf hè, of niet oma.”Vervolgens gaat het gesprek erover dat je het hoort als je een hanger breekt en hoe de winkel eruit ziet: smal, met een loungebank.
Om 16.12 uur zegt [verdachte] :
“en gelukt”. [medeverdachte 5] :
“ja, 1.”[verdachte] :
“1 jas.”[medeverdachte 5] :
“gepakt wat er hing.”[verdachte] :
“maakt niet uit, … naar huis brengen.”[getuige 6] vraagt welke maat het is. [verdachte] :
10 (…) large.”[verdachte] vraagt of de jas voor hem is. [medeverdachte 5] zegt ja, het is zijn kerstcadeau. [medeverdachte 5] zegt:
“er hingen sowieso niet veel jassen hoor, er hingen maar drie Parajumpers, acht meier hè.”[verdachte] zegt dat hij blij is met de jas. [medeverdachte 5] zegt dat ze echt para werd in die winkel. Het gaat over wanneer [verdachte] de jas krijgt. [medeverdachte 5] :
“Ja, jij bent meegegaan dus eh, maar dan krijgt [medeverdachte 3] iets anders van mij.”[medeverdachte 5] :
“en als ik de winkel uit ben heb ik spijt dat ik niet meer heb gepakt, dat heb ik altijd.”Om 16.35 zegt [medeverdachte 5] :
“je moet eigenlijk [medeverdachte 4] bedanken, zij heeft het gedaan. Ik heb hem erin geduwd, maar zij loopt er altijd mee uit, ik niet.”
Op de beelden van de [adres verdachte] in Maastricht is te zien dat de Opel Astra om 16.29 uur aankomt. Een vrouw en een man, sterk gelijkend op [verdachte] , stappen uit. De man loopt terug naar de Astra en komt terug met een klerenhanger en een donkere jas over zijn arm. De jas die hij aanheeft vertoont overeenkomsten met de bij [slachtoffer 10] gestolen jas.
Als de politie op 30 november 2016 bij de eigenaar van de winkel [slachtoffer 10] aan [adres 14] langsgaat, constateert deze dat hij een jas mist van het merk Parajumpers, type Right Hand, maat L. De eigenaar weet zeker dat hij deze de week daarvoor nog had en dat hij niet verkocht is. De nieuwprijs van de jas is € 865,-.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde heling door [verdachte] wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat [verdachte] in Maastricht een jas (Parajumpers) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de jas wist dat deze gestolen was. Dit blijkt uit de hierboven weergegeven afgeluisterde gesprekken in de auto en de camerabeelden.
Feit 16:
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 3 januari 2017 in Maastricht een revolver en munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu [verdachte] het tenlastegelegde ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2019;
- het proces-verbaal aantreffen vuurwapen en munitie d.d. 31 januari 2017, p. 5293-5296;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2017, p. 5298.