15.2.Met hun betoog dat [roepnaam] in juli 2019 samen met twee vrienden voor € 30,- voor eigen gebruik 15 gram hennep heeft gekocht, hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat de aangetroffen hennep niet deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is. De burgemeester heeft er in dit verband op kunnen wijzen dat de marktwaarde van hennep op ongeveer € 9,- per gram ligt. Gelet daarop kan de burgemeester worden gevolgd in haar standpunt dat niet valt in te zien dat een straathandelaar genoegen neemt met minder dan een kwart van de marktwaarde. Zelfs indien wordt uitgegaan van de door verzoekers gestelde marktwaarde van € 4,07 per gram hennep, verklaart dit niet hoe [roepnaam] 15 gram hennep voor € 30,- kan hebben gekocht. Dat de kwaliteit van de hennep niet door de politie is onderzocht, maakt dat niet anders. De ter zitting ingenomen stelling van verzoeker dat de straathandelaar bij wie [roepnaam] de hennep heeft gekocht, [roepnaam] hennepafval (
de voorzieningenrechter begrijpt: hennepgruis) heeft verkocht, volgt de voorzieningenrechter niet. Uit de foto die als bijlage bij de kennisgeving van inbeslagneming is gevoegd, blijkt namelijk dat de aangetroffen hennep in ieder geval geen hennepgruis is. Bij het voorgaande komt dat – indien al wordt uitgegaan van de verklaring van verzoekers dat [roepnaam] 15 gram hennep heeft gekocht – dit het aantreffen van de overige 12,6 gram hennep in de woning niet verklaart.
16. De bevoegdheid van de burgemeester om verzoekers op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet een last onder bestuursdwang te mogen opleggen staat vast, nu de burgemeester heeft mogen aannemen dat de aangetroffen hennep deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is. De voorzieningenrechter overweegt dat deze bepaling niet vereist dat verzoekers kennis moet hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en/of dat zij betrokken moet zijn geweest bij de verkoop ervan. Voor zover verzoekers betogen dat zij niet wisten dat de verdovende middelen zich in hun woning bevonden, is dat voor het vaststellen van de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang dan ook niet relevant.
17. Verzoekers betogen dat de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van (drugsgerelateerde) overlast of verstoring van de openbare orde. Dit betoogt faalt. Voor het ontstaan van de in artikel 13b van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid is namelijk niet noodzakelijk dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van de verdovende middelen tot concrete overlast, verstoring van de openbare orde, alsmede het voorkomen van een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat leidt (zie de uitspraken van de Afdeling van 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2562 en 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2401). 18. Verzoekers betogen dat het pand niet gesloten mag worden, omdat daarin geen drugs is aangetroffen. De voorzieningenrechter overweegt dat hij, gelet op deze stelling, de vraag dient te beantwoorden of de woning en het pand zodanig met elkaar verbonden is dat sprake is van functionele samenhang tussen de woning en het pand. In dit verband stelt de voorzieningenrechter vast dat de woning en het pand zich op hetzelfde kadastrale perceel bevinden en dat tussen partijen niet in geschil is dat het pand via een tussendeur in de woning is te bereiken. De burgemeester heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat het pand – in ieder geval op dit moment, tot de verbouwing van het pand tot afzonderlijke appartementen is voltooid en het zelfstandige woonobjecten zijn – onlosmakelijk is verbonden met de woning en dat dit maakt dat sprake is van een functionele samenhang tussen het pand en de woning. Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de burgemeester bevoegd was zowel de woning als het pand te sluiten.
Het gebruikmaken van de bevoegdheid tot het sluiten van de woning
19. In de woning is 27,6 gram hennep aangetroffen. In de beleidsregel is vastgesteld dat indien sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen, de woning bij softdrugs wordt gesloten voor de duur van drie maanden. De sluiting van de woning en het pand door de burgemeester voor de duur van drie maanden is in overeenstemming met de beleidsregel.
20. Wat betreft de vraag of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van haar bevoegdheid hanteert de voorzieningenrechter het toetsingskader, zoals de Afdeling dat heeft uiteengezet in de uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912).