ECLI:NL:RBLIM:2020:3723

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
03/704601-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar tegen onthouding van processtukken in strafzaak

Op 8 mei 2020 heeft de Raadkamer van de Rechtbank Limburg een beslissing genomen naar aanleiding van een bezwaarschrift van de verdachte, die zich verzet tegen de onthouding van processtukken. De verdachte, geboren te [geboortegegevens] en thans gedetineerd in [plaats], heeft verzocht om kennisneming van de onthouden stukken en om een afschrift van de volledige processtukken. Het bezwaarschrift is op 4 mei 2020 ingediend bij de griffie van de rechtbank.

De rechtbank heeft de officier van justitie en de advocaat van de verdachte gehoord tijdens de zitting. De Raadkamer overweegt dat op basis van artikel 149 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de officier van justitie verantwoordelijk is voor de samenstelling van de processtukken tijdens het opsporingsonderzoek. De artikelen 30 en 32 Sv regelen de kennisneming en verstrekking van processtukken aan de verdachte. De officier kan onder bepaalde omstandigheden deze kennisneming onthouden.

De Raadkamer stelt vast dat, indien de zaak aanhangig is gemaakt, de zittingsrechter verantwoordelijk is voor de samenstelling van het procesdossier. Artikel 33 Sv bepaalt dat de kennisneming van processtukken niet kan worden onthouden, behoudens specifieke uitzonderingen. De Raadkamer concludeert dat de verdachte in gevallen waarin de zaak aanhangig is gemaakt, de mogelijkheid moet hebben om zich te beklagen over de onthouding van processtukken. Aangezien de wet in deze situatie niet voorziet, dient het beklag behandeld te worden door de zittingsrechter. De Raadkamer verklaart zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van het bezwaarschrift.

Deze beslissing is gegeven op 11 mei 2020 door de rechters M.M. Beije, E.C.M. Hurkens en L.E.M. Hendriks, in tegenwoordigheid van griffier D.A.C.A. van Dijk. De officier van justitie is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van deze beschikking en brengt deze ter kennis van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Strafrecht - Raadkamer, locatie Maastricht
BEZWAAR ONTHOUDING PROCESSTUKKEN
Parketnummer : 03/704601-19
Datum zitting : 08 mei 2020
Beschikking van de raadkamer van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het bezwaarschrift, strekkende tot de onthouding van processtukken inzake:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in [plaats] .

1.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift houdt in dat de rechtbank bevordert dat de verdachte kennis kan nemen van de hem onthouden stukken en dat aan de verdachte een afschrift wordt verstrekt van de volledige processtukken in deze zaak, op grond van de feiten en omstandigheden door en/of namens de verdachte aangevoerd.

2.Verloop van de procedure

Op 04 mei 2020 is op de griffie van de rechtbank een bezwaarschift ingekomen dat strekt tot het bevorderen van kennisneming door de verdachte van de onthouden processtukken en het verstrekken van een afschrift van de volledige processtukken in deze zaak.
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het bezwaarschrift van de verdachte tegen het onthouden van processtukken en de behandeling ter zitting van de raadkamer van 8 mei 2020. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de advocaat van de verdachte.

3.Overwegingen

De raadkamer van de rechtbank overweegt het volgende.
Op basis van artikel 149 Sv is de officier van justitie tijdens het opsporingsonderzoek verantwoordelijk voor de samenstelling van de processtukken. In de artikelen 30 en 32 Sv is de kennisneming van de processtukken door de verdachte respectievelijk de verstrekking van afschriften van de processtukken aan de verdachte geregeld. De officier van justitie kan onder omstandigheden de kennisneming en/of de verstrekking van de processtukken aan de verdachte onthouden. De verdachte kan tegen de zowel tegen de onthouding van kennisneming als tegen het niet verstrekken van de afschriften een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris.
Na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting is de zittingsrechter verantwoordelijk voor de samenstelling van het procesdossier. Artikel 33 Sv bepaalt dat, indien de dagvaarding ter terechtzitting is betekend de verdachte de kennisneming van de procestukken niet kan worden onthouden, behoudens het bepaalde in artikel 149b Sv. Dat brengt mee dat, indien de zaak aanhangig is gemaakt, de officier van justitie niet op een vergelijkbare voet met de artikelen 30 en 32 Sv kan bepalen dat de kennisneming van processtukken wordt onthouden of dat afschriften niet worden verstrekt.
In de strafrechtelijke praktijk heeft zich een gang van zaken ontwikkeld waarbij in de situatie waarin de zaak wel al aanhangig is gemaakt bij de rechtbank, maar de zaak nog niet inhoudelijk wordt behandeld, de officier van justitie in het belang van het onderzoek de kennisneming van processtukken onthoudt dan wel deze niet verstrekt. In de lagere rechtspraak is meermalen beslist dat een redelijke uitleg van art. 33 Sv meebrengt dat deze gang van zaken in uitzonderlijke gevallen toelaatbaar is. De raadkamer onderschrijft dit uitgangspunt.
De raadkamer is van oordeel dat de beginselen van een eerlijke en behoorlijke rechtspleging meebrengen dat in dergelijke gevallen de verdachte de mogelijkheid moet hebben om zich over de onthouding van kennisneming en/of het niet verstrekken van processtukken door de officier van justitie te beklagen.
De raadkamer is voorts van oordeel dat, nu de wet in de hier ontstane situatie niet voorziet, een dergelijk beklag door de verdachte dient te worden behandeld door de instantie die verantwoordelijk is voor de samenstelling en inhoud van het procesdossier. Uit de hierboven weergegeven wettelijke systematiek blijkt dat die instantie de zittingsrechter is. Dat brengt mee dat het bezwaar tegen de onthouding van kennisneming en/of het niet verstrekken van afschriften van processtukken door de officier van justitie in die gevallen waarin de zaak aanhangig is gemaakt, dient te worden ingediend bij de zittingsrechter. De raadkamer zal zich dan ook onbevoegd verklaren.

4.Beslissing

De raadkamer van de rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het bezwaarschrift tegen het onthouden van processtukken.
Deze beslissing is gegeven op 11 mei 2020
door mrs. M.M. Beije, voorzitter,
E.C.M. Hurkens, rechter,
L.E.M. Hendriks, rechter,
in tegenwoordigheid van D.A.C.A. van Dijk, griffier.
Mr. drs. E.C.M. Hurkens is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van de verdachte.
Maastricht,
De officier van justitie
Gezien op:
De directeur van het Huis van Bewaring