ECLI:NL:RBLIM:2020:2876

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
03/700055-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door aanrijding met auto

Op 16 maart 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 november 2019 met zijn Audi A6 opzettelijk een andere persoon, [slachtoffer 1], heeft aangereden. De rechtbank achtte het opzet op de aanrijding en de dood van het slachtoffer bewezen. De verdachte had een woordenwisseling met [slachtoffer 1] en reed vervolgens met hoge snelheid in zijn richting, waarbij hij het slachtoffer raakte. Na de aanrijding reed de verdachte opnieuw op het slachtoffer in. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] heeft aanvaard, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar op en verklaarde de Audi A6 verbeurd. Een ontzegging van de rijbevoegdheid werd niet opportuun geacht. De zaak werd behandeld in tegenspraak, waarbij zowel de verdachte als het slachtoffer en hun raadsman aanwezig waren. De rechtbank weegt de ernst van het delict zwaar, mede gezien de impact op omstanders en de dochter van de verdachte, die getuige was van het voorval.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700055-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [Adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door zijn raadsman mr. M.H.A. Horsch, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 maart 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. Het slachtoffer is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. Hameleers. De officier van justitie, de verdediging en het slachtoffer hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ) opzettelijk van het leven te beroven door hem met zijn auto aan te rijden;
subsidiair heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met zijn auto aan te rijden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn standpunt uiteengezet in een schriftelijk requisitoir.
Verdachte en [slachtoffer 1] kregen op 18 november 2019 een stevige woordenwisseling. Direct daarna hoort [slachtoffer 1] een auto vertrekken en ziet, als hij zich omdraait, dat verdachte hard in zijn richting rijdt. [slachtoffer 1] schrikt, springt dan omhoog, komt op de motorkap terecht, raakt de voorruit en rolt door over het dak van de auto om daar vervolgens vanaf te vallen. De voorruit barst daarbij. Hevig geschrokken en met hevige pijn staat [slachtoffer 1] op en hij ziet dan dat verdachte opnieuw hard in zijn richting komt, waarbij hij op tijd weg kan springen. Dit herhaalt zich een aantal keren. [slachtoffer 1] was doodsbang. De partner van [slachtoffer 1] (tevens ex-vriendin van verdachte) is getuige van het voorval en ook drie andere getuigen nemen (gedeeltes) van het voorval waar. Op basis van de aangifte en de getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat verdachte meermalen met zijn Audi op [slachtoffer 1] is ingereden, waarbij [slachtoffer 1] tenminste één keer ook daadwerkelijk is aangereden. Verdachte heeft, door te handelen zoals hij deed, tenminste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zou kunnen overlijden (voorwaardelijk opzet).
Daarbij wordt meegewogen dat een voetganger ten opzichte van een auto in alle gevallen een kwetsbare verkeersdeelnemer is, vooral als het een forse, zware auto betreft (zoals een Audi A6). Verdachte heeft de Audi als wapen ingezet, door tegen [slachtoffer 1] aan te rijden en dan niet uit te stappen (zich niet om [slachtoffer 1] te bekommeren), maar achteruit te rijden en opnieuw richting [slachtoffer 1] te rijden. Naar de uiterlijke verschijningsvorm was verdachte erop uit [slachtoffer 1] uit te schakelen terwijl hij daarbij op de koop toenam dat [slachtoffer 1] dit niet zou overleven.
Hoewel de snelheid waar verdachte mee gereden heeft niet precies vast staat, kan er wel iets over de snelheid worden gezegd. Verdachte zegt zelf tegen de politie ter plaatse dat hij met snelheid op [slachtoffer 1] is ingereden en hem ook daadwerkelijk heeft geraakt. [slachtoffer 1] spreekt ook over ‘hard in zijn richting rijden’ en ook de verschillende getuigen spreken over: ‘met hoge snelheid rijden, veel te hoog voor op een parkeerplaats’; ‘een flinke snelheid’ en ‘dat het slachtoffer door de lucht vloog toen hij werd aangereden’. Ook de beschadigingen aan de ruit van de Audi wegen hierbij mee.
Hoe [slachtoffer 1] geraakt zou worden, hoe en waar hij terecht zou komen, hoe hij zou vallen en hoe het met hem af zou lopen, kon verdachte – gezien zijn handelen op dat moment – kennelijk niet schelen. Dat [slachtoffer 1] dit heeft overleefd is puur geluk en niet te danken aan de intenties van verdachte.
De verklaring van verdachte dat hij ‘dacht’ dat [slachtoffer 1] een wapen zou gaan halen, is nergens op gebaseerd. Zou hij dit daadwerkelijk hebben gedacht, dan had hij bovendien kunnen wegrijden. De verklaring van verdachte dat hij uit angst handelde, is niet geloofwaardig. Bovendien zegt verdachte zelf bij zijn aanhouding: “Ik laat me door niemand dreigen, zeker niet als mijn kind erbij is”. Bovendien geldt ook hier, dat verdachte niet weg is gereden, maar juist in de buurt is gebleven. Bovendien heeft hij ter plaatse met een getuige gesproken die hij ingeval van oprechte angst eveneens zou hebben blootgesteld aan het vermeende gevaar.
Kortom, de officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde, namelijk de poging doodslag, waarbij sprake is geweest van voorwaardelijk opzet, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn standpunt uiteengezet in een pleitnota.
Verdachte en [slachtoffer 1] krijgen op 18 november 2019 op de parkeerplaats van de huisartsenpost een woordenwisseling. [slachtoffer 1] loopt daarbij scheldend, agressief en dreigend richting de auto van verdachte. [slachtoffer 1] zegt daarbij: “Ik vermoord u” en loopt vervolgens richting zijn auto. Verdachte is op dat moment in de veronderstelling dat [slachtoffer 1] een wapen gaat pakken uit zijn Mercedes. Op het moment dat [slachtoffer 1] opnieuw richting de auto van verdachte loopt, raakt verdachte in paniek en probeert hij zo snel mogelijk weg te komen van de parkeerplaats omdat hij vreest dat hij in levensgevaar is. Daarbij heeft verdachte [slachtoffer 1] met de auto geraakt. Verdachte heeft echter nimmer de intentie gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bovendien ontkent verdachte ten stelligste dat hij meerdere keren op [slachtoffer 1] zou zijn ingereden. Behalve [slachtoffer 1] verklaart enkel getuige [Getuige] , zijnde de partner van [slachtoffer 1] (en ex-partner van verdachte) dat verdachte meerdere keren op [slachtoffer 1] zou zijn ingereden. Gelet op de relatie die zij met [slachtoffer 1] en verdachte heeft en de tijd die tussen het voorval en haar verklaring hieromtrent heeft gezeten, zijn er redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [Getuige] . Bovendien verklaren de neutrale getuigen niet dat verdachte meerdere keren op [slachtoffer 1] zou zijn ingereden.
Ten laste gelegd is poging doodslag. De vraag is echter of sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van [slachtoffer 1] . Er zijn in dit geval geen objectieve meetgegevens beschikbaar van de snelheid van de auto op het moment van de aanrijding. De schatting van snelheid van een auto door omstanders is in het algemeen niet zeer betrouwbaar. Het betreft een kleine parkeerplaats, de afstand tussen de auto van verdachte en [slachtoffer 1] was zeer gering en getuigen hebben niets verklaard over een ronkende of brullende motor of iets dergelijks. Bovendien bewoog [slachtoffer 1] zich in de richting van de auto. Uit de gegeven omstandigheden kan dan ook niet worden afgeleid dat verdachte met een dusdanige snelheid heeft gereden dat door dit handelen de aanmerkelijke kans bestond op de dood van [slachtoffer 1] en deze ook niet bewust is aanvaard door de verdachte. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De bewijsmiddelen
Uit het proces-verbaal van aangifte [2] , door [slachtoffer 1] , blijkt:
Vandaag, 18 november 2019, ging [verdachte][verdachte]
met zijn dochter[ [Naam 1] ]
naar de huisarts. Deze huisartsenpraktijk ligt aan de [Straat 1] . [verdachte] had met [Getuige][ [Getuige] / vriendin van [slachtoffer 1] en ex-partner van verdachte]
afgesproken dat zij haar dochter bij de huisarts kon afhalen. [Getuige] ging met haar auto naar de huisarts en ik reed met mijn auto mee. Bij de huisarts bleef ik in de wachtkamer zitten. [verdachte] en [Getuige] gingen samen met hun dochter de dokterskamer in. Toen ze naar buiten kwamen, hadden ze een normaal gesprek met elkaar. Ik liep voor hen naar buiten. Ik zag dat [verdachte] in de auto stapte. Ik liep samen met [Getuige] naar haar auto. [..] Ik kreeg oogcontact met [verdachte] en schudde mijn hoofd. Ik zag dat [verdachte] stopte en ik hoorde dat hij vroeg wat eraan scheelde. Ik liep naar de auto van [verdachte] toe en ik vroeg waarom hij zijn dochter afgelopen zondag bij hem had gehouden. Er ontstond een woordenwisseling. Ik liep weg richting mijn auto. Ik hoorde een auto vertrekken. Ik draaide mij om en ik zag [verdachte] in zijn auto zitten en hij reed hard in mijn richting. Ik schrok en sprong omhoog. Ik kwam op de motorkap terecht, raakte vervolgens de voorruit en rolde door op het dak waar ik aan de linkerzijde vanaf viel. Ik schrok hevig en ik voelde een hevige pijn aan mijn knie, mijn schouder, mijn hoofd en mijn nek. Ik stond op. Ik zag dat [verdachte] achteruit reed en vervolgens reed hij weer hard in mijn richting. Ik sprong op tijd weg. Als ik dit niet gedaan had, had [verdachte] mij aangereden. [verdachte] reed in een Audi A6 stationwagen. Ik zag dat de voorruit van de Audi van [verdachte] gebarsten was. Dit is door de klap gekomen die ik tegen de voorruit heb gemaakt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen [3] , op ambtseed opgemaakt door verbalisant [Naam 2] , volgt dat verdachte bij de aanhouding zei:
“Ik werd bedreigd door de nieuwe vriend van mijn ex. Toen hij naar zijn auto liep, reed ik met mijn auto tegen hem aan. Ik laat mij door niemand dreigen, zeker niet als mijn kind erbij is”.
In het proces-verbaal van bevindingen [4] , op ambtseed opgemaakt door verbalisant [Naam 3] relateert hij dat verdachte tegen hem zei dat hij met snelheid op [slachtoffer 1] is ingereden en hem ook daadwerkelijk had geraakt.
Getuige [Naam 4] heeft verklaard [5] :
Op 18 november 2019 was ik in mijn woning gelegen aan de [Straat 2] in Sittard. Toen ik buiten was, hoorde ik mensen schreeuwen vanuit de richting van de huisartsenpraktijk aan de [Straat 1] . Ik keek in die richting en zag hoe een donkere auto op de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk met hoge snelheid in de richting van een man reed. De snelheid van deze auto was veel te hoog om op een parkeerplaats te rijden. Ik zag hoe deze donkere auto op de man inreed en deze man met de voorkant van zijn auto raakte. Ik zag hoe de man die werd aangereden in de lucht tolde. Ik kon het goed zien. Ik rende in de richting van de parkeerplaats. Ik zag hoe de donkere auto met een normale snelheid achteruit reed. Om vervolgens weer vooruit te rijden in de richting van de plek waar eerder de aanrijding plaatsvond. Ik kon de aangereden man niet zien.
Getuige [Naam 5] heeft verklaard [6] :
Op 18 november 2019 keek ik, toen ik in de deuropening van mijn woning stond, naar links in de richting van de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk op de [Straat 1] . Ik zag op datzelfde moment dat een grotere grijze auto op de parkeerplaats tegen een man aanreed die daar liep. Ik zag dat de man hierbij best wel hoog door de lucht vloog en tegen de auto botste en er vervolgens weer vanaf vloog. Ik zag de man hierna niet meer. Ik zag dat die man best hoog door de lucht vloog en dat dit niet normaal was. Dus door de klap durf ik wel te zeggen dat die man bewust was aangereden. Op die parkeerplaats rijdt niemand op dusdanige wijze dat iemand zo hoog door de lucht vliegt als hij wordt aangereden.
Getuige [Naam 6] heeft verklaard [7] :
Ik kwam net terug van het hardlopen en was bij mijn vriendin in de [Straat 2] aan het uitlopen. Deze straat ligt haaks op de [Straat 1] . Ik hoorde dat er gescholden werd op de parkeerplaats van de huisartsenpraktijk. Ik zag dat een Audi A6 stationwagen bij de in-/uitrit van de parkeerplaats stond. Ik zag dat een man naast de bestuurderszijde van de Audi stond. Ik hoorde dat deze man aan het schelden was richting de man in de Audi. Ik hoorde dat vanuit de Audi terug werd gescholden. Ik zag dat de man die buiten naast de Audi stond wegliep van de Audi en over de parkeerplaats liep. Ik zag dat de Audi na enkele seconden richting die plek reed waarheen de man die net buiten stond reed[de rechtbank begrijpt: ‘liep’].
Ik zag dat de Audi hard optrok en met een flinke snelheid in de richting reed waar die man heen was gelopen. Ik hoorde vervolgens een dubbele klap. Ik schrok van deze klap aangezien het leek of de Audi over de man was gereden. Hierop ben ik direct richting de parkeerplaats gerend. Ik hoorde na de klap eerst een stilte maar vervolgens hoorde ik weer een hoop geschreeuw van de man op de parkeerplaats. In het moment dat ik richting de man op de parkeerplaats rende, zag ik dat de Audi naar achteren reed en vervolgens weer richting de man op de parkeerplaats reed. Ik denk dat de Audi de man hierbij weer heeft geraakt. Ik heb toen volgens mij weer een klap gehoord maar ik kon het niet zien door de geparkeerde auto’s op de parkeerplaats. De Audi is vervolgens weer naar achteren gereden en bleef staan ter hoogte van de in-/uitrit van de parkeerplaats. Op dat moment reed ook een rode auto uit een parkeervak naar achteren en die zette de auto dwars op de parkeerplaats waardoor de Audi niet meer op de man kon inrijden.
Getuige [Getuige] (ex-partner van verdachte en partner van aangever [slachtoffer 1] ) heeft verklaard: [8]
Ik zag dat mijn ex was ingestapt en achteruit uit het parkeervak reed. Ik hoorde mijn ex en [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) met elkaar praten. Dit gesprek ontaarde in geschreeuw. Ik zag mijn partner weglopen bij mijn ex en hij liep richting zijn auto. Ik hoorde een auto optrekken en ik zag mijn ex achter mij door rijden. Ik zat toen al in mijn auto. Ik keek achterom en ik zag dat mijn ex met zijn Audi richting [slachtoffer 1] reed. Ik hoorde een knal en geroep en een doffe slag en ik zag dat mijn ex met de voorkant van zijn Audi tegen [slachtoffer 1] aangereden was. Ik zag dat [slachtoffer 1] door de lucht vloog, tegen de voorruit van de Audi aan klapte en vervolgens door rolde naar het dak en er toen van de linkerzijkant weer vanaf viel en op de grond terecht kwam. Ik zag [slachtoffer 1] opspringen en ik hoorde dat hij riep: “Wat is dit?” Ik zag dat mijn ex zijn auto weer achteruit reed en weer in de richting van [slachtoffer 1] reed. Ik weet niet zeker of [slachtoffer 1] toen weer geraakt werd door de Audi.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard:
Voordat ik het wist zat [slachtoffer 1] op mijn auto. De ruit is kapot door een knie en een vuist denk ik.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat verdachte op 28 november 2019 opzettelijk op [slachtoffer 1] heeft ingereden en hem heeft aangereden. De rechtbank is naar de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen en gedragingen van verdachte bovendien van oordeel dat hij daadwerkelijk de bedoeling had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Zij neemt daarbij in aanmerking dat [slachtoffer 1] toen verdachte op hem kwam afrijden omhoog is gesprongen en daarbij met zoveel impact op de auto terecht is gekomen dat de voorruit brak. Hoewel de snelheid waarmee verdachte op dat moment reed niet exact is vast te stellen, moet de auto in zo’n situatie een aanzienlijke vaart hebben gehad om dat te veroorzaken. Deze snelheid wordt bovendien door [slachtoffer 1] en de getuigen [Naam 4] en [Naam 6] bevestigd en ook verdachte zelf verklaart dit ter plaatse uit eigener beweging aan de politie. De Audi A6 die verdachte bestuurde, is bovendien een krachtige, met een groot acceleratievermogen en automatische versnelling. Als voetganger is het slachtoffer daartegenover erg kwetsbaar.
Daarnaast geldt dat verdachte niet één keer, maar in ieder geval nogmaals in de richting van [slachtoffer 1] is gereden die daarbij weg moest springen. Dat volgt immers uit de aangifte en de getuigenverklaringen van [Naam 4] en [Naam 6] . Ook dit gegeven draagt bij aan de conclusie dat het opzet van verdachte was gericht op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank hecht daarom geen geloof aan de verklaring van verdachte ter zitting dat het niet zijn intentie was om [slachtoffer 1] aan te rijden, maar om te manoeuvreren zodat hij zijn voertuig kon keren.
Verdachte verklaarde eveneens dat hij uit angst handelde en dat het zijn bedoeling was om zo snel mogelijk weg te komen omdat hij dacht dat [slachtoffer 1] een wapen uit zijn auto pakte. Die stellingen volgt de rechtbank evenmin. Verdachte reed immers toen [slachtoffer 1] richting zijn auto liep niet direct weg en ook na het voorval heeft verdachte zich niet uit de voeten gemaakt. Sterker nog, hij is blijven wachten totdat zijn familie en de politie arriveerde. Dat past niet bij het zo snel mogelijk willen verlaten van de parkeerplaats.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag jegens [slachtoffer 1] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 18 november 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, met een auto (merk: Audi) op die [slachtoffer 1] is ingereden en die [slachtoffer 1] heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit op:
poging doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van het voorarrest en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de Audi A6 met het kenteken [Nummer] verbeurd te verklaren, nu verdachte deze auto heeft ingezet als wapen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen
gelijk aan het voorarrest en voor het overige, indien de rechtbank ter vergelding nog een
andere sanctie wil opleggen, te volstaan met een taakstraf dan wel (subsidiair) een
voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag, door met zijn Audi tot twee maal toe op [slachtoffer 1] in te rijden. De eerste keer is het verdachte gelukt om [slachtoffer 1] daadwerkelijk fors te raken en de tweede keer is [slachtoffer 1] op tijd weggesprongen zodat een aanrijding op het laatste moment door [slachtoffer 1] is voorkomen. [slachtoffer 1] heeft hierbij op het juiste moment goed gehandeld door omhoog te springen en heeft door dit handelen waarschijnlijk ernstiger letsel voorkomen. [slachtoffer 1] heeft, zoals met name achteraf blijkt en zoals hij ook ter terechtzitting in zijn schriftelijke slachtofferverklaring naar voren brengt, pijn en letsel opgelopen waar hij tot op heden mee kampt. Volgens de artsen heeft [slachtoffer 1] naar eigen zeggen ‘heel veel geluk gehad’.
Niet alleen [slachtoffer 1] is slachtoffer geworden van dit voorval. Omdat het voorval op klaarlichte dag plaatsvond op een plek waar de hele dag door mensen parkeren om naar hun huisarts te gaan, hebben ook diverse omstanders en buurtbewoners gezien waar verdachte toe in staat is. Dit is ook voor hun een schokkende gewaarwording geweest. Daarnaast hebben ook het dochtertje van verdachte en haar moeder van dichtbij meegemaakt hoe een naaste met opzet werd aangereden. Getuige [Naam 4] heeft verklaard dat ze zag dat ‘het kleine meisje over haar hele lijf trilde’. Nog los van het voorval zelf, rekent de rechtbank dit verdachte ook aan.
Het is beangstigend dat, terwijl de omgangsregeling lange tijd zonder problemen is nagekomen door de verdachte en zijn ex en zij die dag nog samen met hun dochter naar de huisarts zijn geweest, verdachte in luttele seconden in woede is ontstoken en in het bijzijn van zijn dochter een aanslag op de nieuwe partner van zijn ex pleegde. Op de justitiële documentatie van verdachte staan echter geen veroordelingen voor geweldsdelicten.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 3 jaar, met
aftrek van het voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18
maanden. De officier van justitie is daarbij blijkens het requisitoir uitgegaan van een poging
doodslag, waarbij verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank heeft het opzet van verdachte anders gewogen en acht bewezen dat verdachte
zuiver opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en er derhalve een zwaarder vorm van opzet. De
rechtbank komt daarom tot een hogere gevangenisstraf. Zij heeft daarbij aansluiting gezocht
bij het uitgangspunt dat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor poging doodslag hanteert.
Daarnaast nog een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen acht de rechtbank niet
opportuun. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte, nadat hij zijn straf heeft
uitgezeten, zijn leven op een goede manier kan oppakken. Een ontzegging van de
rijbevoegdheid zal de verdachte daarbij kunnen belemmeren. Wel zal de rechtbank, de Audi
A6 met het kenteken [Nummer] verbeurd verklaren, nu verdachte deze auto heeft ingezet als
wapen.
Na het bovenstaande in overweging te hebben genomen en te hebben afgewogen, acht de
rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, een passende straf.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij vordert de volgende schadevergoeding:
Materiële schadevergoeding:
  • GSM Iphone (onderbouwd middels prijsopgave Switch) € 1.264,00
  • Gemist inkomen uit arbeid (onderbouwd middels loonbrieven) € 2.848,00
  • Niet-vergoede medische kosten: medicatie € 184,84
(onderbouwd middels medicatieoverzicht en brieven (huis)arts)
- Niet-vergoede medische kosten: ambulante zorg € 67,92
(onderbouwd middels facturen Jessa ziekenhuis)
Totaal:
€ 4.364,76
Immateriële schadevergoeding: € 5.000,00
Onderbouwd door middel van:
- Verklaringen van huisarts [Naam 7] van 22 november 2019,
14 januari 2020 en 17 februari 2020;
  • Verklaring osteopaat d.d. 28 januari 2020;
  • Verklaring chirurg d.d. 2 februari 2020;
  • Verklaring psychotherapeute d.d. 18 februari 2020;
  • Nader onderzoek arm foto’s radiologie d.d. 25 februari 2020;
  • De schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] , die ter terechtzitting namens hem is voorgedragen.
Gelet op de ernst van het letsel, de pijn die [slachtoffer 1] dagelijks ondervindt en het psychisch letsel dat hij heeft, is een bedrag van € 5.000,00 passend.
Vergoeding proceskosten: € 600,00
Daarnaast vordert de benadeelde partij de wettelijke rente met ingang van 18 november 2019 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het gehele gevorderde bedrag voor toewijzing in aanmerking komt, met vermeerdering van de wettelijke rente met ingang van 18 november 2019 én met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Iphone
  • De vordering bevat geen foto’s van de schade aan de mobiele telefoon en bevat ook geen onderbouwing van de stelling dat [slachtoffer 1] in het bezit was van een IPhone XS en dat deze door verdachte zou zijn vernield;
  • De vordering bevat geen offerte voor de herstelkosten van de IPhone XS, dan wel een bericht dat herstel van deze telefoon geen optie is;
  • Een zoekslag op internet leert dat de IPhone XS aanzienlijk goedkoper wordt aangeboden.
De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook deze post af te wijzen, subsidiair deze post te matigen.
Gemiste inkomsten uit arbeid
[slachtoffer 1] was reeds arbeidsongeschikt vóór het voorval. Hij stelt weliswaar dat hij genezen was van zijn rugklachten en dat hij vanaf januari 2020 weer aan de slag zou kunnen, echter deze stelling is geenszins onderbouwd. Bovendien is niet onderbouwd in hoeverre het handelen van verdachte ertoe heeft geleid dat [slachtoffer 1] toch niet vanaf januari 2020 aan het werk kan gaan. Indien [slachtoffer 1] in de gelegenheid moet worden gesteld deze post te onderbouwen, zou dit betekenen dat de behandeling van de zaak daarvoor moet worden aangehouden. Dit zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en om deze reden verzoekt de verdediging de rechtbank deze post niet-ontvankelijk te verklaren.
Medische kosten
Uit de verklaring van de huisarts blijkt enkel dat [slachtoffer 1] Oxynorm, Oxycontin en Zolpidem voorgeschreven heeft gekregen. [slachtoffer 1] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat sprake is van rechtstreekse schade voor de overige medicamenten die op de overzichten staan en de kosten voor ambulante zorg, zodat de medische kosten dienen te worden gematigd.
Immateriële schade
De verdediging verzoekt de rechtbank aansluiting te zoeken bij de bedragen die het Schadefonds Geweldsmisdrijven hanteert. Het letsel van [slachtoffer 1] valt hooguit onder categorie 2 van de letsellijst, zodat een bedrag ter hoogte van € 2.500,00 voor vergoeding van immateriële schade in aanmerking komt. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook het gevorderde bedrag te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schadevergoeding
Het betoog van de verdediging dat niet duidelijk is of [slachtoffer 1] daadwerkelijk beschikte over de telefoon (IPhone) en dat niet is onderbouwd dat deze telefoon daadwerkelijk schade had, volgt de rechtbank niet. [slachtoffer 1] heeft zelf in zijn aangifte direct na het voorval al aangegeven dat het beschermglas van zijn telefoon stuk was.
De verdediging geeft aan dat de desbetreffende Iphone goedkoper wordt aangeboden dan de prijs die [slachtoffer 1] in zijn vordering heeft opgenomen. Bij de Mediamarkt zou deze telefoon volgens de verdediging voor ongeveer € 900,00 worden verkocht. Deze stelling is echter niet onderbouwd.
De rechtbank acht de vordering op dit punt onvoldoende betwist en zal daarom het gevorderde bedrag ad € 1.264,00 toewijzen.
De post ‘gemist inkomen uit arbeid’, ad € 2.848, zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, nu onvoldoende duidelijk is in hoeverre de arbeidsongeschiktheid van [slachtoffer 1] vóór de aanrijding van invloed is geweest op zijn arbeidsongeschiktheid in de maanden januari en februari 2020. Nu deze post niet-ontvankelijk zal worden verklaard, blijft voor [slachtoffer 1] de mogelijkheid bestaan dit punt (voorzien van een onderbouwing) in een civiele procedure aan de rechter voor te leggen.
De gevorderde niet-vergoede medische kosten voor zover dit medicatie betreft, zal de rechtbank toewijzen. Dat in de brief van de huisarts waar de verdediging naar verwijst niet elk medicijn is opgenomen dat aan [slachtoffer 1] is voorgeschreven, doet daar niet aan af. Daarnaast is er ook nog een verpleegkundig voorschrift voor een medicijn en verder acht de rechtbank het aannemelijk dat er ook pijnstillers zonder recept worden gebruikt.
Voor toewijzing komt in aanmerking:
  • GSM Iphone (onderbouwd middels prijsopgave Switch) € 1.264,00
  • Niet-vergoede medische kosten: medicatie € 184,84
(onderbouwd middels medicatieoverzicht en brieven (huis)arts)
- Niet-vergoede medische kosten: ambulante zorg € 67,92
(onderbouwd middels facturen Jessa ziekenhuis)
Totaal:
€ 1.516,76
Immateriële schadevergoeding
[slachtoffer 1] vordert, gelet op de ernst van het letsel, de pijn die hij dagelijks ondervindt en het psychisch letsel dat hij heeft, een bedrag van € 5.000,00.
De rechtbank acht deze vordering goed onderbouwd zal deze toewijzen. De rechtbank ziet geen reden dit bedrag te matigen, zoals de verdediging heeft verzocht. [slachtoffer 1] is een rugpatiënt die door het voorval opnieuw hevige pijnklachten ervaart en de verwachting is dat hij hiervan nog geruime tijd last zal hebben. Daarnaast ervaart hij psychische klachten door het schokkende voorval en de omstandigheden waaronder het voorval heeft plaatsgevonden, waarvoor hij ook geruime tijd behandeling zal moeten ondergaan.
Vergoeding proceskosten
Liquidatietarief
€ 600,00
Dit bedrag zal de rechtbank toewijzen.
De rechtbank zal de wettelijke rente toekennen met ingang van 18 november 2019 en zal tevens de maatregel van schadevergoeding opleggen.

8.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen Audi A6 vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan en deze auto ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , wonende te [Woonplaats] , niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van post ‘gemist inkomen uit arbeid’;
  • wijst de vordering voor het overige toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op
  • legt aan de verdachte de
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen Audi A6 met het kenteken [Nummer] ;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 maart 2020.
Buiten staat
Mr. G.L.A.M. van Doveren, rechter, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 november 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk
geval binnen het arrondissement Limburg,
ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
-meermalen, althans eenmaal, met een auto (merk: Audi) op die [slachtoffer 1] is
ingereden en/of die [slachtoffer 1] heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 november 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk
geval binnen het arrondissement Limburg,
ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet
-meermalen, althans eenmaal, met een auto (merk: Audi) op die [slachtoffer 1] is
ingereden en/of die [slachtoffer 1] heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg District Zuid-West-Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 18 december 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 80.
2.Proces-verbaal van aangifte, [nummer] -1, 18-11-2019, p. 13-15.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pv-nr [nummer] -10, 18-11-2019, p. 16.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pv-nr [nummer] -25, 18-12-2019, p. 11.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, pv-nr [nummer] -13, 19-11-2019, p. 27-29.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, pv-nr [nummer] -15, 19-11-2019, p. 31-33.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, pv-nr [nummer] -16, 19-11-2019, p. 34-36.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, pv-nr [nummer] -23, 05-12-2019, p. 37-38