Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1936. Het verzoekschrift, dat op 31 maart 2020 is ingediend, ontbeert een geneeskundige verklaring, wat normaal gesproken vereist is volgens de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat afwijzing van het verzoek in deze situatie niet recht zou doen aan de omstandigheden van de betrokkene, die lijdt aan ernstige neurocognitieve stoornissen, waaronder Alzheimer. De rechtbank heeft de machtiging voor de duur van twee maanden verleend, met de voorwaarde dat binnen deze termijn alsnog een geneeskundige verklaring wordt ingediend.
Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, haar zoon en medewerkers van het CIZ. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat de situatie van de betrokkene, die stemmen hoort en haar echtgenoot in gevaar brengt, een dringende noodzaak voor opname met zich meebrengt. De casemanager heeft ook de zorg over de thuissituatie benadrukt, waar de echtgenoot van de betrokkene onder lijdt. Ondanks het ontbreken van de geneeskundige verklaring heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de verlening van de machtiging noodzakelijk is. De rechtbank heeft de beslissing voor de resterende vier maanden aangehouden, met de verplichting voor het CIZ om binnen twee maanden een geneeskundige verklaring in te dienen.