ECLI:NL:RBLIM:2020:2778

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
C/03/276269 / BZ RK 20/558
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1936. Het verzoekschrift, dat op 31 maart 2020 is ingediend, ontbeert een geneeskundige verklaring, wat normaal gesproken vereist is volgens de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat afwijzing van het verzoek in deze situatie niet recht zou doen aan de omstandigheden van de betrokkene, die lijdt aan ernstige neurocognitieve stoornissen, waaronder Alzheimer. De rechtbank heeft de machtiging voor de duur van twee maanden verleend, met de voorwaarde dat binnen deze termijn alsnog een geneeskundige verklaring wordt ingediend.

Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, haar zoon en medewerkers van het CIZ. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat de situatie van de betrokkene, die stemmen hoort en haar echtgenoot in gevaar brengt, een dringende noodzaak voor opname met zich meebrengt. De casemanager heeft ook de zorg over de thuissituatie benadrukt, waar de echtgenoot van de betrokkene onder lijdt. Ondanks het ontbreken van de geneeskundige verklaring heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de verlening van de machtiging noodzakelijk is. De rechtbank heeft de beslissing voor de resterende vier maanden aangehouden, met de verplichting voor het CIZ om binnen twee maanden een geneeskundige verklaring in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/276269 / BZ RK 20/558
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van
6 april 2020van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd),
ten aanzien van:
[naam betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedag betrokkene] 1936,
wonend aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
in de stukken genoemd de cliënt, hierna te noemen betrokkene,
advocaat: mr. I. Ligtelijn-Huisman.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 31 maart 2020. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit d.d. 31 januari 2020;
  • de aanvraag d.d. 20 maart 2020;
  • een brief van de huisarts F. de Bruijn d.d. 20 maart 2020.
1.2.
In verband met de sluiting van de rechtbank per 17 maart 2020 door de uitbraak van het coronavirus (COVID-19) heeft de rechter de zaak op 6 april 2020 via telehoren behandeld. Gehoord zijn:
  • betrokkene;
  • de advocaat van betrokkene mr. Ligtelijn-Huisman;
  • de zoon van betrokkene;
  • de casemanager van hulp bij dementie P. Huijs;
  • de juridisch medewerkers van het CIZ S. Jansen en C. Siero.
1.3.
In de brief van 20 maart 2020 stelt de huisarts dat betrokkene en haar echtgenoot beiden zorg mijdend zijn en bekend met dementie. Er bestaan al langere tijd vermoedens dat betrokkene agressief naar haar echtgenoot is, zowel verbaal als lichamelijk. De buren beschrijven dat betrokkene met regelmaat haar echtgenoot buiten sluit en het huis niet meer binnen laat. Onlangs is de situatie geëscaleerd waarbij de te hulp geschoten dochter en schoondochter lichamelijk zijn mishandeld door betrokkene. Ze maakte hierbij een verwarde en psychotische indruk. De echtgenoot van betrokkene heeft voor het eerst aangegeven lichamelijk te zijn mishandeld door betrokkene. Er heeft een beoordeling van de crisisdienst plaatsgevonden op het moment dat betrokkene weer gekalmeerd was. Er was derhalve op dat moment geen indicatie voor een inbewaringstelling. Wel acht de huisarts het van belang dat er spoedig een beoordeling komt met betrekking tot de rechterlijke machtiging.

2.De standpunten ter zitting

2.1.
De advocaat van betrokkene stelt dat het noodzakelijk is dat de rechterlijke machtiging wordt verleend ondanks dat de geneeskundige verklaring ontbreekt. Er wordt momenteel in meerdere zaken afgeweken van het gebruikelijke door de uitbraak van het coronavirus. Het is noodzakelijk dat er gezorgd wordt voor veiligheid van betrokkene, gelet op haar toestandsbeeld en de zorgelijke thuissituatie. Betrokkene hoort stemmen en ze zet haar echtgenoot buiten de deur. Daarbij spreekt de advocaat de zorg uit dat wanneer betrokkene wordt opgenomen er een onveilige situatie ontstaat voor de echtgenoot die alleen thuis achter blijft en eveneens kampt met dementie. De advocaat vraagt hier dan ook aandacht voor bij de betrokken hulpverleners. De advocaat geeft desgevraagd aan dat opname voor de duur van twee maanden onder aanhouding van de resterende termijn een goede oplossing zou zijn, zodat binnen deze termijn alsnog een geneeskundige verklaring kan worden afgegeven.
2.2.
De juridisch medewerker van het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna CIZ) verklaart dat er sprake is van een vrij uitzonderlijke situatie. Het is niet mogelijk om een geneeskundige verklaring te laten opstellen door een onafhankelijke deskundige, als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. CIZ heeft ervoor gekozen om het verzoek desondanks toch in te dienen gelet op de ernst van de situatie. De juridisch medewerker verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant waarbij een rechterlijke machtiging is verleend zonder dat er een geneeskundige verklaring is opgesteld. De juridisch medewerker geeft tot slot desgevraagd aan achter het voorstel te staan om de machtiging te verlenen voor de duur van twee maanden, onder aanhouding van de resterende termijn, zodat binnen deze termijn van twee maanden alsnog een geneeskundige verklaring kan worden opgesteld en overgelegd.
2.3.
De zoon acht de rechterlijke machtiging eveneens noodzakelijk.
2.4.
De casemanager geeft aan dat de thuissituatie sensibel is. De echtgenoot van betrokkene lijdt er onder en de situatie wordt steeds zorgelijker. Ook buurtgenoten spreken hun zorgen uit. De casemanager heeft een lijn uitgezet zodat er zo snel mogelijk hulp wordt ingezet voor de echtgenoot wanneer betrokkene zal worden opgenomen.

3.Beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 24 Wzd verleent de rechter op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging om betrokkene te doen opnemen en te doen verblijven in een geregistreerde accommodatie indien de opname en het verblijf onvrijwillig is, als bedoeld in het tweede lid, en wordt voldaan aan de in het derde lid genoemde voorwaarden.
3.2.
Ingevolge artikel 26, vijfde lid, onder d, Wzd overlegt het CIZ bij het verzoek tot het verlenen van de voornoemde machtiging een verklaring van een ter zake kundige arts die betrokkene met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Deze verklaring dient te voldoen aan de vereisten van artikel 27 Wzd.
3.3.
Deze geneeskundige verklaring ontbreekt bij het verzoekschrift van het CIZ en zal ook niet nagezonden worden. Het CIZ heeft Novicare benaderd met het verzoek een geneeskundige verklaring op te stellen maar Novicare heeft aangegeven onder de gegeven omstandigheden (de uitbraak van het coronavirus) geen geneeskundige verklaring te kunnen en zullen opstellen.
3.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is ondanks het ontbreken van een geneeskundige verklaring gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten ernstige neurocognitieve stoornissen. De huisarts heeft in haar brief aangegeven dat er sinds 2015 sprake is van seniele dementie, te weten Alzheimer. Uit het onderzoek van het CIZ blijkt dat de specialist ouderengeneeskunde J.H.A.M. Hagens deze diagnose in november 2019 heeft bevestigd.
3.5.
Het gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit deze psychogeriatrische aandoening veroorzaakt ernstig nadeel, gelegen in het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
3.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen en af te wenden.
3.7.
Uit de stukken is voldoende gebleken dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf. Betrokkene weigert de benodigde zorg en wil alles zelf oplossen terwijl ze de problemen niet kan overzien.
3.8.
De rechtbank is, gelet op voorgaande, van oordeel dat verlening van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf noodzakelijk en geschikt is om het ernstig nadeel te voorkomen en af te wenden ondanks dat de geneeskundige verklaring ontbreekt, gelet op de ernst van de situatie, de actuele zorgen over de thuissituatie en het toestandsbeeld van betrokkene. Het afwijzen van het verzoek zou geen recht doen aan de situatie van betrokkene en leiden tot onaanvaardbare gevolgen. In het ontbreken van de geneeskundige verklaring ziet de rechtbank wel reden om de machtiging te verlenen voor de duur van twee maanden en de beslissing voor het overige aan te houden. Binnen deze termijn dient betrokkene te zijn opgenomen en dient er alsnog een geneeskundige verklaring te zijn opgesteld. De rechtbank verzoekt het CIZ om binnen deze termijn van twee maanden en uiterlijk vóór de nader te bepalen mondelinge behandeling, een geneeskundige verklaring bij de rechtbank in te dienen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[naam betrokkene] ,geboren te [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedag betrokkene] 1936,
4.2.
bepaalt dat deze machtiging een geldigheidsduur heeft van twee maanden en dus geldt tot en met uiterlijk 6 juni 2020;
4.3.
bepaalt dat het CIZ binnen de termijn van twee maanden en uiterlijk vóór de nader te bepalen mondelinge behandeling een geneeskundige verklaring bij de rechtbank indient;
4.4.
houdt de beslissing voor het overige aan.
Deze beschikking is op 6 april 2020 mondeling gegeven door mr. F. Oelmeijer, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.M. Lommen als griffier, en op 8 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.