ECLI:NL:RBLIM:2020:2770

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
C/03/276122 / BZ RK 20/523
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ex. artikel 7:7 Wvggz

Op 30 maart 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die verblijft bij Mondriaan Zorggroep in Maastricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verplichte zorg, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub a van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), abusievelijk niet was aangekruist in het verzoekschrift. De rechtbank heeft het verzoek ambtshalve aangevuld en de noodzakelijke vormen van verplichte zorg toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die onrustig en agressief gedrag vertoont, wat leidt tot overlast voor anderen. Dit gedrag wordt vermoedelijk veroorzaakt door een psychische stoornis, namelijk schizofrenie in combinatie met cannabisafhankelijkheid. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn.

De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, tot en met 20 april 2020. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats: Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/276122 / BZ RK 20/523
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 30 maart 2020 van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonend in [woonplaats] ,
thans verblijvend bij Mondriaan Zorggroep, locatie Maastricht,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. I.G. Aarts, kantoorhoudend in Heerlen.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 26 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 25 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing van de burgemeester tot het nemen van de crisismaatregel van 25 maart 2020;
  • de medische verklaring van 25 maart 2020.
1.2.
In verband met de sluiting van de rechtbank per 17 maart 2020 door de uitbraak van het coronavirus (COVID-19) heeft de rechtbank de zaak op 30 maart 2020 met instemming van alle betrokkenen via telehoren behandeld. Gehoord zijn:
  • mr. Aarts, namens betrokkene;
  • [naam psychiater] , psychiater;
  • [naam verpleegkundige] , verpleegkundige.
1.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de behandelend artsen en verpleegkundigen weigerde betrokkene de zitting bij te wonen. Hij heeft tevens de telefonische verbinding met zijn advocaat verbroken toen zijn advocaat tijdens de zitting contact met hem probeerde te leggen.
1.4.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz verleent de rechter een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel indien ten aanzien van betrokkene de grondslag voor het nemen van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:1 lid 1 Wvggz aanwezig is.
Tevens dient te worden voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4 Wvggz, onderdelen a tot en met e. De rechter neemt hierbij de algemene uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz in acht.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, als bedoeld in artikel 1:1 lid 2 Wvggz. Dat nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene vertoont onrustig, dreigend en provocerend gedrag en reageert in toenemende mate met fysieke en verbale agressie jegens anderen, waaronder medepatiënten en verpleegkundigen, waardoor hij veelvuldig overlast veroorzaakt in zijn woonomgeving. Hij heeft tevens reeds nachtenlang nauwelijks geslapen.
2.3.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie in combinatie met cannabisafhankelijkheid. De crisissituatie is dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen. Het gaat hierbij om:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het insluiten;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het voortduren van verblijf in een accommodatie.
Uit de ingediende stukken blijkt dat betrokkene sinds een maand in toenemende mate weigert zijn medicatie in te nemen, waardoor zijn toestandsbeeld is verslechterd en de paranoïde waanbelevingen zijn toegenomen. Uit de schriftelijke toelichting op het verzoek volgt dan ook dat het doel van (de voortzetting van) de crisismaatregel is om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren door middel van het opnieuw instellen van medicatie. De ter zitting aanwezige psychiater heeft eveneens bevestigd dat toedienen van medicatie een essentieel onderdeel is van het huidige behandelplan. Uit het voorgaande dient de conclusie te worden getrokken dat de verplichte zorg als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub a van de Wvggz bij het indienen van het verzoek abusievelijk niet is aangekruist. De rechtbank zal om die reden het verzoek ambtshalve aanvullen en bepalen dat de volgende vorm van verplichte zorg eveneens noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg zijn op basis van vrijwilligheid, omdat betrokkene zich verzet tegen deze zorg. Betrokkene heeft geen ziektebesef. Hij staat dientengevolge niet achter de huidige opname en weigert momenteel iedere vorm van samenwerking met de behandelaars. Daarom is verplichte zorg noodzakelijk.
2.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van deze verplichte zorg, te weten het afwenden van een crisissituatie, evenredig is en dat redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van deze verplichte zorg effectief is. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de veiligheid van betrokkene en de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen.
2.8.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend voor de duur van drie weken na heden.

3.De beslissing:

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [betrokkene]
,geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de duur van maximaal drie weken, aldus tot en met 20 april 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechter, in tegenwoordigheid van S.H.J.M. Jacobs als griffier en in het openbaar uitgesproken op
30 maart 2020 en op schrift gesteld op 3 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.