ECLI:NL:RBLIM:2020:2520

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
C/03/275761 kg za 20-110
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding met betrekking tot faillissementsaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de curator van Machinefabriek Bosserveld B.V. een kort geding aangespannen tegen meerdere gedaagden, waaronder aandeelhouders en bestuurders van de betrokken vennootschappen. De curator vorderde dat de gedaagden ieder een eigen aangifte tot faillietverklaring van de vennootschap zouden indienen, op straffe van een dwangsom. De achtergrond van de zaak is dat Bosserveld in staat van faillissement is verklaard en dat er executoriaal beslag is gelegd op de activa van de vennootschap. De curator stelde dat er een spoedeisend belang was bij de gevraagde voorziening, omdat potentiële kopers van Bosserveld afhaken zonder duidelijkheid over de activa, wat zou leiden tot werkloosheid voor de dertig werknemers van Bosserveld.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, omdat toewijzing van de vordering zou leiden tot een constitutief vonnis, wat in strijd is met het voorlopige karakter van het kort geding. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de curator afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De proceskosten zijn begroot op € 656,- voor gedaagden [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2], en € 1.289,- voor gedaagden [gedaagde sub 6], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5]. De beslissing is op 30 maart 2020 openbaar uitgesproken door mr. K.J.H. Hoofs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/275761 / KG ZA 20-110
Vonnis in kort geding van 30 maart 2020
in de zaak van
[eiser]in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
Machinefabriek Bosserveld B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiser,
advocaat [eiser] te Maastricht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1]
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
verschenen bij monde van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2]
gevestigde en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
verschenen bij monde van [gedaagde sub 3] ,

3 [gedaagde sub 3]

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
verschenen in persoon,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 4]
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M. Golsteijn te Maastricht,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 5]
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 4] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M. Golsteijn te Maastricht,

6 [gedaagde sub 6]

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M. Golsteijn te Maastricht.
Partijen worden hierna de curator, [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 maart 2020 met producties 1 t/m 6,
  • de e-mail van de curator van 17 maart 2020 met producties,
  • de e-mail van mr. Golsteijn van 18 maart 2020,
  • de e-mail van mr. Golsteijn van 19 maart 2020,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 19 maart 2020,
  • de pleitaantekeningen van de curator,
  • de ter zitting door de curator overgelegde e-mail,
  • de ter zitting door mr. Golsteijn overgelegde e-mail.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] , bestuurd door [gedaagde sub 3] , en [gedaagde sub 5] , bestuurd door [gedaagde sub 6] , houden ieder 50 % van de aandelen in [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] wordt bestuurd door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] . [gedaagde sub 4] wordt bestuurd door [gedaagde sub 6] . [gedaagde sub 1] is voor 100 % aandeelhouder van Bosserveld. Bosserveld wordt bestuurd door [gedaagde sub 2] .
2.2.
[gedaagde sub 1] is eigenaar van alle machines, voertuigen en inventaris (verder: de activa) waar Bosserveld gebruik van maakt. Bosserveld is voor dit gebruik een maandelijkse vergoeding verschuldigd van € 7.750,- exclusief BTW.
2.3.
Bosserveld is door deze rechtbank bij beschikking van 10 maart 2020 (faillissementsnummer 03/20/75 F) onder intrekking van de surseance van betaling in staat van faillissement verklaard. Bij deze beschikking is [eiser] tot curator aangesteld (productie 1 bij dagvaarding).
2.4.
De Ontvanger van de belastingdienst (verder: de Ontvanger) heeft executoriaal beslag gelegd op de activa. De belastingdienst heeft een veiling van deze activa aangekondigd voor 26 maart 2020. In verband met het corona-virus is deze veiling uitgesteld.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert - na wijziging eis - dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] voornoemd ieder voor zich te veroordelen om uiterlijk 23 maart 2020 te 12.00 uur een eigen aangifte tot faillietverklaring van [gedaagde sub 1] te hebben ingediend bij de bevoegde rechtbank,
zulks op straffe van een dwangsom van € 100.000,-- zegge eenhonderdduizendeuro voor iedere dag dat iedere gedaagde in gebreke blijft om na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan deze veroordeling te voldoen,
met veroordeling van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] in de kosten van dit geding daaronder uitdrukkelijk begrepen de nakosten ten bedrage van € 131,--, zonder betekening en € 199,--, in geval van betekening, zulks met bepaling dat ieder van gedaagden daarover de wettelijke rente verschuldigd is wanneer hij deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak van het in deze te wijzen vonnis heeft voldaan.
3.2.
[gedaagde sub 6] handelt, zowel in persoon als bestuurder en als aandeelhouder, in strijd met artikel 2:8 BW dan wel onrechtmatig jegens de boedel als de gezamenlijke crediteuren (waaronder de werknemers) van Bosserveld door niet mee te werken aan het faillissement van [gedaagde sub 1] , aldus de curator. Derden, waaronder [gedaagde sub 3] , zijn geïnteresseerd in overname en daarmee in een doorstart van Bosserveld, maar alleen wanneer de activa tot de eigendom van Bosserveld gaat behoren. Overdracht van de activa kan enkel worden gerealiseerd door [gedaagde sub 1] failliet te laten gaan. Met het faillissement van [gedaagde sub 1] vervalt het door de Ontvanger gelegde executoriale beslag en kunnen de activa aan Bosserveld worden verkocht en geleverd. De curator stelt zich op het standpunt dat [gedaagde sub 1] gezien de grote schulden en het gebrek aan middelen zo goed als failliet is. [gedaagde sub 3] noch [gedaagde sub 6] hebben belang bij het voort laten bestaan van [gedaagde sub 1] .
3.3.
[gedaagde sub 3] stelt ter zitting dat hij in persoon en als bestuurder en aandeelhouder zal meewerken aan het faillissement van [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 6] voert in persoon en als bestuurder en aandeelhouder verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak (zie bv. HR 22 november 2002, NJ 2003/78). Het ligt op de weg van de eisende partij om het spoedeisend belang te onderbouwen (zie HR 23 april 1982, NJ 1982/523).
4.2.
De curator stelt dat, hoewel de openbare veiling is uitgesteld, niet valt uit te sluiten dat deze activa anderszins - bijvoorbeeld door internetverkoop - door de Ontvanger wordt verkocht. Er dient snel duidelijkheid te komen over de mogelijkheid tot verwerving van de activa, omdat dit nauw samenhangt met een eventuele doorstart van Bosserveld. Potentiële kopers van Bosserveld zijn alleen geïnteresseerd in overname wanneer de activa door Bosserveld in eigendom wordt verkregen, en zij haken af wanneer hier niet snel duidelijkheid over wordt verkregen. Bosserveld heeft dertig werknemers en die dreigen dan op straat te komen te staan.
4.3.
[gedaagde sub 3] deelt het standpunt van de curator, terwijl [gedaagde sub 6] stelt dat er geen sprake is van enig spoedeisend belang mede doordat de veiling in ieder geval op korte termijn geen doorgang zal hebben waardoor Bosserveld van de activa gebruik kan blijven maken. [gedaagde sub 6] heeft ter zitting erkent dat er op dit moment dertig medewerkers voor Bosserveld werken die bij het uitblijven van een doorstart zonder werk komen te zitten.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de curator een spoedeisend belang heeft bij beoordeling van het gevorderde in kort geding (artikel 254 Rv). De voorzieningenrechter acht het doorslaggevend dat potentiële kopers van Bosserveld - hetgeen niet is betwist - afhaken wanneer er geen duidelijkheid komt omtrent de activa, hetgeen tot gevolg zal hebben dat de dertig medewerkers op straat komen te staan.
De vordering
4.5.
Artikel 256 Rv schrijft voor dat als de voorzieningenrechter oordeelt dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist, zij de gevraagde voorziening weigert. Een zaak is niet geschikt wanneer toewijzing leidt tot een constitutief vonnis. Een constitutief oordeel verdraagt zich immers niet met het voorlopige karakter van het kort geding en komt in strijd met artikel 257 Rv, inhoudende dat een beslissing in kort geding geen nadeel mag toebrengen aan de zaak ten principale.
Van een constitutief vonnis is sprake wanneer door het vonnis een onvoorwaardelijk en permanente rechtstoestand gaat gelden. Bij toewijzing van het gevorderde - waarbij de voorzieningenrechter nadrukkelijk in het midden laat of een dochter BV de aandeelhouders van de moeder BV kan houden tot het aanvragen van het faillissement van de moeder BV - leidt met zodanige zekerheid bijna rechtstreeks tot het faillissement van [gedaagde sub 1] . Dat is een zodanig onomkeerbaar gevolg dat de vordering daarom moet worden afgewezen.
4.6.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, en wijst het gevorderde af.
4.7.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] worden tot op heden begroot op € 656,- (griffierecht).
De proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] worden tot op heden begroot op € 1.289,- (€ 656,- griffierecht en € 633,- aan advocaatkosten)
De proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] wordt tot op heden begroot op nihil, daar [gedaagde sub 1] ter zitting door zowel [gedaagde sub 4] in de persoon van [gedaagde sub 6] als [gedaagde sub 3] is vertegenwoordigd, en voor [gedaagde sub 1] niet separaat griffierecht zal worden geheven.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] , tot op heden begroot op € 656,-,
5.3.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] tot op heden begroot op € 1.289,- ,
5.4.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot op heden begroot op nihil,
5.5.
verklaart hetgeen de proceskostenveroordelingen zoals opgenomen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op
30 maart 2020.